• No results found

INVENTARISATIEbossen en weiden in de valleien

In document OMGEVING KLOOSTER VAN KOLEN (pagina 66-73)

Stad Borgloon . beheerplan Kuttekoven en omgeving

66 INVENTARISATIEbossen en weiden in de valleien

Bomenrijden kwamen in het cultuurlandschap voornamelijk voor als beekbegeleidende beplanting in de natte valleien. Rondom de graslandpercelen in de beekdalen kwamen verder haagstructuren en bomengroepjes voor. Wanneer de landbouwactiviteiten er ophielden, verruigden de populierenbestanden of kregen ze een houtige onderbegroeiing, en evolueerden ze tot struwelen en valleibosjes. Oorspronkelijk zijn het vaak hakhoutbosjes, aangeplant in de eerste helft van de 20ste eeuw en vaak ongemoeid gelaten als schuilplaats voor uitgezet jachtwild. In tegenstelling tot de ruigten, die de populierenplantages kenmerken, kunnen op dergelijke plekken planten gedijen als dotterbloem, koekoeksbloem, gulden boterbloem, moerasspirea, smeerwortel, sleutelbloem, speenkruid, vergeet-mij-nietje, vlasleeuwebekje, wilgeroosje, wolfspoot, bosbies en verschillende grassen en zeggen. In het beekwater groeien beekpunge en waterkers. Opvallend in de populierenbomen is de talrijke maretak, die soms ook in de hoogstamboomgaarden voorkomt, voornamelijk op appel. Naast die populierenaanplantingen en valleibosjes is het bosareaal in de omgeving al eeuwen zeer beperkt.

Eveneens uiterst waardevol in de vallei van de Kleine Herk ter hoogte van de abdij is het dottergrasland met als kensoorten dotterbloem, echte koekoeksbloem en moerasvergeet-mij-nietje. Zij worden aangetroffen op voedselrijke, drassige plaatsen.

bronnen en beken

De natuurlijke bronnen ontspringen als bronhorizont op 70 meter en meer. Enkele zijvalleien bezitten gronden op kleiig of lemig substraat met een geringe natuurlijke doorlaatbaarheid wat resulteert in een opgehouden watertafel. Waterafvoer gebeurt langs (tijdelijk) natte loopjes en grachten. Bronnen en zijdalen vormen zo de verschillende aanzetten van de vertakte bovenlopen van de beek. De spoorwegberm verstoort de natuurlijke afvloeiing enigszins.

Opmerkelijk is het duidelijk asymmetrisch dwarsprofiel van de beekvallei: de dalwanden met een oriëntatie variërend tussen het zuiden en het westen vertonen duidelijk steilere hellingen dan die naar het noorden en naar het oosten gericht. De asymmetrie kan ook in de kleinere dalen worden teruggevonden en is belangrijker naarmate het dal dieper is ingesneden.23 Langs de Kleine Herk - tussen de samenvloeiing met de Vilsterbeek en de Sint-Annakapel - komt een moerasspirea-vegetatie voor. Deze ruigtekruidengemeenschap komt in de streek voor over grote oppervlakken langs greppels, sloten, beken, … op vochtig tot natte, matig voedsel- en matig stikstofrijke, sterk humeuze klei-leem of venige bodems met een natte drainageklasse. Kenmerkende planten zijn grote kattenstaart, moerasandoorn, echte valeriaan en moerasspirea.24

23 Geyskens, B. (2005). Beschermingsdossier DL002355, Cultuurlandschap rond Kuttekoven. Brussel, Agentschap Onroerend Erfgoed.

24 Agentschap Onroerend Erfgoed (2021): Abdijsite Kolen - Kolenberg [online], https://id.erfgoed.net/

teksten/153222(geraadpleegd op 25-09-2020) Figuur 72 Beekvallei.

67

BEHEERPLAN OMGEVING KLOOSTER VAN COLEN holle wegen en cultuurtaluds

Holle wegen en cultuurtaluds behoren tot de groep van kleine lineaire landschapselementen van cultuurhistorische aard: ze kwamen door de mens tot stand onder invloed van natuurlijke hellingsprocessen. Loodrecht of schuin op de hellingen lopen holle wegen. De Kuttekovenstraat bijvoorbeeld ligt diep ingesneden in het interfluvium tussen de twee armen van de bovenloop van de Rullingenbeek. Ook de Kleestraat, die de beekvallei dwarst, is op verschillende plaatsen diep ingesneden. Al is zij over de gehele breedte verhard en zijn de huidige wegkanten wellicht gedeeltelijk gevormd door wegenwerken., toch schept de diepte ten opzichte van de omgeving nog de geborgenheid die holle wegen veelal typeert. Ook de veldwegen richting de Herkvallei zijn op delen van hun tracé holle wegen.

De cultuurtaluds of graften tonen het vernuft van boeren in de strijd tegen bodemerosie.

Cultuurtaluds zijn vaak parallel aan de hellingen georiënteerd. Zij situeren zich voornamelijk op de valleiranden van de Rullingenbeek. Obstakels, zoals een begroeiing met hagen of heggen, gingen de afspoeling van leem vanuit de aangrenzende akkers tegen en hadden een erosiewerende functie. Daarnaast ontstonden de vaak steile taluds door de hellingafwaartse grondverplaatsing op de boven- en onderliggende percelen, of ten gevolge van de insnijding door langslopende paadjes of wegen. Soms werden zij zelfs - ook haaks op de hellingen - tot stand gebracht door plaatselijke afgraving van leem voor gebruik als bouwmateriaal. Dat laatste kan het geval zijn ter hoogte van de Kleestraat, waar de taluds opvallend overeenkomen met de grenzen van enkele voorheen met boerderijen bebouwde percelen en de langsliggende tuinen en boomgaarden. Verder zijn langgerekte graften duidelijk zichtbaar als knikken in het reliëf, terwijl een gedeelte van het bovenliggende akkerland werd omgezet in boomgaarden of weilanden. De dalflanken van de bovenlopen van de beek vertonen eveneens dergelijke cultuurtaluds, soms nog gepaard met een paadje. Op de valleihelling van de Herk worden enkele aan de voet geflankeerd door veldwegen. In Rullingen vormt een talud de scheiding tussen de beekvallei en de akkers van het Widdingenveld. Hoewel sommige hun begroeiing of functie verloren hebben, blijven zij ook als reliëfvorm van betekenis. Onbeschermde akkers echter tonen na hevige regens vaak diepe erosiegeulen.

Niveauverschillen kunnen daarnaast ook door ophoging ontstaan, zoals de spoorwegberm.

Holle wegen en taluds vormen belangrijke elementen in het cultuurlandschap, als relict van het landbouwverleden maar ook als migratieroute voor fauna en flora.

Op een aantal wegbermen, taluds en langs de holle wegen komt een vrij zeldzaam wordende kalkminnende vegetatie voor. Lineaire landschapselementen op een voedselarme bodem herbergen eveneens plaatselijk een droge graslandvegetatie van het glanshaverhooilandtype met kalkindicatoren. Het toepassen van kunstmest en herbiciden op droge graslandpercelen met kalkrijke bodem dringt deze bjzondere soorten echter terug. Bermen zijn vaak hun nog enig mogelijke groeiplaats. Ter hoogte van de abdij komt op de oude spoorwegbedding een kruidvlierruigte voor. Kruidvlier is een vrij zeldzame soort van kalkrijke bodems.25

25 Agentschap Onroerend Erfgoed (2021): Abdijsite Kolen - Kolenberg [online], https://id.erfgoed.net/

teksten/153222(geraadpleegd op 25-09-2020)

1. Colenstraat 2. Fruitspoor

1

2

68

INVENTARISATIE

Figuur 73 Verschijningsvormen van kalktufbronnen: kalkrijk water verschijnt aan de oppervlakte en slaat neer. Deze bronnen herbergen zo bijzondere plantensoorten, die uitsluitend in dit milieu voorkomen. Bron: Natura 2000 Vlaanderen.

kalktufbronnen

De bijzondere geologische structuur heeft een kalkrijke ondergrond die zich op enkele plaatsen in de projectzone in een bijzonder fenomeen vertaalt: kalktufbronnen met tufsteenformatie. Tufsteen bestaat uit kalkafzettingen die ontstaan in bronnen en bovenlopen van beekjes met erg kalkrijk water, waar het hele jaar door dunne laagjes calciumcarbonaat afgezet worden op de in het water aanwezige blaadjes, dennennaalden, takjes, wieren, mossen enz. Dit habitattype komt in Vlaanderen slechts heel beperkt voor in reliëfrijke streken met een ondergrond met kalksteen, kalkrijke zanden of mergels en krijt, waar kalk in grote hoeveelheden oplost in het grondwater. Wanneer dit grondwater aan het oppervlak komt, daalt de koolzuurconcentratie zodat het calciumcarbonaat uit het water neerslaat. Na het afsterven van organismen en de vertering van het organische materiaal, blijven kalkskeletten over.

Door accumulatie over een zeer lange tijd ontstaat hieruit een gelig gesteente: tufsteen. Dit is een poreuze en sponsachtige variëteit van travertijn waarin de structuur van het organische materiaal nog herkenbaar is.26

Ter hoogte van de abdij van Kolen bevindt zich langs de Kleine Herk een unieke vegetatie met dominantie van groot moerrasscherm en kleine watereppe, twee kalkminnende soorten.

In deze omgeving groeien ook de zeldzame reuzenpaardestaart. Deze soort is kenmerkend voor de bronnenzone met kalkrijk water op de naar het (zuid)westen georiënteerde helling van de Kleine Herk.

26 Natura 2000 Vlaanderen: Kalktufbronnen met tufsteenformatie (7220) [online] https://www.natura2000.vlaanderen.be/

habitattype/kalktufbronnen-met-tufsteenformatie-7220 (Geraadpleegd op 28-10-2020)

69

BEHEERPLAN OMGEVING KLOOSTER VAN COLEN

Figuur 75 Panorama vanop Leemzaal naar de abdijsite. Figuur 76 Weids zicht vanuit het kunstwerk op de vallei. Figuur 77 Bovenop de Colenberg in de Colenstraat: akkers, bosjes en in de verte het dorp.

BIJZONDERE ZICHTEN EN PANORAMA’S

Het bijzondere reliëf met de hoger gelegen open akkers op de Colenberg en lager gelegen beekvalleien leent zich uitstekend voor prachtige panorama’s met een hoge visuele belevingswaarde. De hoger gelegen abdijsite verstrekt aan alle kanten een fraai zicht op de graslanden en struwelen in de vallei van de Beek. Ook vanuit de Colenstraat is er een fantastisch weids zicht over het ganse landschap naar beide valleiflanken. Bij de imposante treurwilg aan Leemzaal, waar de kerkweg naar de abdijsite vertrekt, heeft men een panoramisch zicht op de abdij en omliggende graslanden. Een adembenemend zicht verkrijgt men aan de andere zijde van de weg, vanuit het landartproject Untitled #158 van Aeneas Wilder, een ronde constructie in het landschap geschoven, maar iets verhoogd geplaatst.

Ook de spoorwegzate biedt vergezichten over het landschap, waar de berm zich boven het landschap verheft.

OMGEVING . september 2020 . 20019_PL_002 a

ANALYSE BESTAANDE TOESTAND

Stad Borgloon . beheerplan Kuttekoven en omgeving

afbakening beheerplannen 0 170 340 680meter

OMGEVING . september 2020 . 20019_PL_002 a

ANALYSE BESTAANDE TOESTAND

Stad Borgloon . beheerplan Kuttekoven en omgeving

afbakening beheerplannen 0 170 340 680meter

Figuur 74 Biologische waarderingskaart met hoogtelijnen en aanduiding van enkele belangrijke zichtpunten.

70

INVENTARISATIE

Figuur 78 Kaart met archeologisch potentieel abdijsite Colen, bron: Team Van Meer!

gekend vermoed onduidelijk

71

BEHEERPLAN OMGEVING KLOOSTER VAN COLEN

3.4 ARCHEOLOGISCH ERFGOED

In het beheerplan van de abdij van Colen opgemaakt door Team Van Meer! wordt op basis van de historische nota een inschatting gemaakt van het archeologisch potentieel van de abdijsite.1 Dit potentieel wordt opgedeeld in gekend, vermoed en onduidelijk. Het is onwaarschijnlijk dat er zich buiten de abdijsite een hoog archeologiepotentieel bevindt.

Enkele bijzonderheden in het landschap rondom de abdijsite zoals opgelijst in het beheerplan van Team Van Meer!:

- Opgehoogd kerkpad mogelijk gelegen op het historisch kerkpad;

- Infrastructuur (o.a. Colenstraat) die terug gaat tot minimaal de helft van de 18de eeuw.

hoewel de recente heraanleg van de Colenstraat vermoedelijk een grote impact heeft gehad op het mogelijk archeologisch potentieel;

- De aanleg van de spoorweg betekende ter plaatse van de site een belangrijke wijziging in het reliëf, met vermoedelijk ook een grote impact op archeologisch potentieel van de aanliggende percelen en bermen;

- De kleine herk en historische vijvers, door hun belang voor de abdij kan een archeologisch potentieel mogelijk aanwezig zijn;

- Het landgebruik gaat terug tot minimaal de helft van de 18de eeuw. hetgeen een continue, zij het beperkte, verstoring van de ondergrond betekende. Hierdoor is de aanwezigheid van het archeologisch potentieel onduidelijk, maar evenwel mogelijk.

1 Team van Meer. (2016) Beheerplan abdij Mariënlof - Kolenberg, p. 207

72

In document OMGEVING KLOOSTER VAN KOLEN (pagina 66-73)