• No results found

De invloed van thuiswerkdagen voor de belastingplicht van grensarbeiders tijdens de

In document Working from anywhere. (pagina 28-0)

3. Welke invloed hebben de genomen (inter)nationale maatregelen om de gevolgen van

3.3 De invloed van thuiswerkdagen voor de belastingplicht van grensarbeiders tijdens de

Het OECD-secretariaat heeft met haar aanbevelingen willen voorkomen dat er fiscaal nadelige gevolgen aan de situatie tijdens de COVID-19 pandemie worden verbonden. Art. 5 van de OECD Conventie geeft het OECD-secretariaat de mogelijkheid deze aanbevelingen te doen, maar deze zijn niet wettelijk bindend.118 Hoewel de aanbevelingen zijn geschreven vanuit de vertegenwoordiger van alle Lidstaten, zijn zij niet gebonden aan deze aanbevelingen en kunnen belastingplichtigen ook geen beroep doen op de aanbevelingen. Indien Lidstaten besluiten om de aanbevelingen niet te volgen, kan een belastingplichtige er derhalve geen beroep op doen. Dit is echter anders indien een Lidstaat deze aanbevelingen expliciet overneemt in een bilaterale overeenkomst, zoals in de verhouding Nederland – België en Nederland – Duitsland het geval is.

Hierbij hebben de bevoegde autoriteiten een overeenstemming bereikt over de toepassing en interpretatie van het verdrag. Op deze overeenkomsten kan een belastingplichtige zich wel beroepen.

Door de reikwijdte van zowel de aanbevelingen van het OECD-secretariaat als de overeenkomsten tussen Nederland – België en Nederland – Duitsland, ontstaat er een verschil in mogelijkheden met betrekking tot de behandeling van de thuiswerkdagen van grensarbeiders. Grensarbeiders in de verhouding Nederland – België of Nederland – Duitsland hebben de mogelijkheid om de werkdagenfictie toe te passen, maar voor bijvoorbeeld grensarbeiders in de verhouding Nederland – Verenigd Koninkrijk, Nederland – Frankrijk of Nederland – Luxemburg is die keuzemogelijkheid er niet omdat er met die landen geen bilaterale overeenkomst is gesloten. Er worden ook geen nieuwe overeenkomsten gesloten, waardoor deze groep grensarbeiders kan worden geconfronteerd met nadelige gevolgen van het onvrijwillig thuiswerken.119

Indien niet voor de fictieve werkdagenverdeling wordt gekozen of indien een grensarbeider niet werkt in de verhouding Nederland – België of Nederland – Duitsland, heeft het thuiswerken gevolgen voor de belastingplicht in Nederland. Binnenlands belastingplichtige grensarbeiders worden in Nederland belast voor hun thuiswerkdagen, omdat niet meer fysiek in de werkstaat wordt gewerkt. De werkstaat heeft derhalve geen heffingsrecht over die werkdagen, waardoor een verschuiving van het heffingsrecht optreedt. Indien voorheen volledig in het buitenland werd gewerkt, kan de werkgever worden geconfronteerd met nadelige gevolgen indien zij hierdoor inhoudingsplichtig worden in Nederland. Buitenlands belastingplichtige grensarbeiders kunnen in Nederland niet langer belast worden voor hun thuiswerkdagen, omdat deze worden uitgeoefend in

118 https://www.oecd.org/legal/legal-instruments.htm (online, bijgewerkt 5 juni 2021).

119 Kamerstukken II 2019/20, 35420, nr. 77, p. 17.

23 de woonstaat. Hierdoor verliest Nederland het heffingsrecht ten aanzien van die thuiswerkdagen.

Indien voorheen volledig in Nederland werd gewerkt, heeft de verschuiving van het heffingsrecht tot gevolg dat zij niet langer als kwalificerend buitenlands belastingplichtigen in Nederland kunnen worden aangemerkt. Daarvoor is immers vereist dat minimaal 90% van het in Nederland wordt belast en dat er dus nagenoeg geen belastbaar inkomen is in de woonstaat. Aan die eis wordt niet meer voldaan, waardoor de woonstaat rekening moet houden met de persoonlijke situatie van haar inwoner en hoeft Nederland dat niet langer te doen.

3.4 Conclusie

De (inter)nationaal genomen maatregelen ter bestrijding van het coronavirus kunnen een grote impact hebben op de belastingplicht van grensarbeiders tijdens de COVID-19 pandemie. Het thuiswerken is bij grensarbeiders het grootste knelpunt. Met de OESO-aanbevelingen en bilaterale overeenkomsten werd getracht deze impact zo klein mogelijk te houden.

Het thuiswerken zal voor grensarbeiders doorgaans niet leiden tot een verandering van de fiscale woonplaats. Grensarbeiders die dagelijks of wekelijks terugkeren naar hun woonstaat, zullen doorgaans slechts in de woonstaat als fiscaal inwoner worden aangemerkt en niet in de werkstaat.

Indien toch sprake was van een dubbele fiscale woonplaats, zorgt het wegvallen van de fysieke aanwezigheid van de grensarbeider in de werkstaat ervoor dat hij in de werkstaat niet langer gezien wordt als fiscaal inwoner. Dit heeft echter geen invloed op de belastingplicht en de toewijzing van het heffingsrecht tussen de woon- en werkstaat, omdat op grond van de tie-breaker rule de grensarbeider voor verdragsdoeleinden al werd gezien als fiscaal inwoner van de woonstaat. Dit is in lijn met de OESO-aanbevelingen.

Het op regelmatige basis thuiswerken van grensarbeiders leidt daarnaast tot de vraag of de werkgever een risico loopt dat er een vaste inrichting in de woonstaat van de werknemer ontstaat.

Gelet op de uitzonderlijke omstandigheden die gelden tijdens de COVID-19 pandemie kan in beginsel worden geconcludeerd dat het thuiswerken van grensarbeiders niet zorgt voor het ontstaan van een vaste inrichting. De werkgever stelt immers nog kantoorruimte aan de werknemer beschikbaar, waardoor de werknemer niet verplicht is om deze thuiswerkplek op een continue basis te gebruiken voor ondernemingsactiviteiten. Daarbij maakt het niet uit in welke lidstaat de grensarbeider woont of werkt.

Tenslotte kan het thuiswerken tijdens de COVID-19 pandemie van invloed zijn op de heffingsverdeling tussen de woon- en werkstaat. Door de gesloten bilaterale overeenkomsten hebben grensarbeiders in deze verhouding Nederland – België en Nederland - Duitsland de mogelijkheid om hun fictieve werkdagenverdeling toe te passen, waardoor de thuiswerkdagen geen invloed hebben op de toewijzing van het heffingsrecht over het arbeidsinkomen. Het arbeidsinkomen wordt dan op dezelfde wijze in de heffing van de woon- en werkstaat betrokken als voor de COVID-19 pandemie. Indien echter niet voor de fictieve werkdagenverdeling wordt

24 gekozen maar de werkelijke werkdagenverdeling wordt toegepast, kan het thuiswerken als gevolg van coronarestricties gevolgen hebben voor de toewijzing van het heffingsrecht over het arbeidsinkomen.

Indien de werkelijke werkdagenverdeling wordt gevolgd of moet worden gevolgd – omdat er geen bilaterale overeenkomst is gesloten tussen de woonstaat en de werkstaat – leidt het thuiswerken tot een verschuiving van het heffingsrecht ten aanzien van het arbeidsinkomen van de grensarbeider. De OESO-aanbevelingen zijn uitgebracht om lidstaten aan te moedigen om onderling afspraken te maken, maar omdat de juridische status ontbreekt120 kunnen deze aanbevelingen niet worden gevolgd indien de werkelijke werkdagenverdeling wordt gevolgd.

Doordat de fysieke aanwezigheid in de werkstaat wegvalt, zullen de thuiswerkdagen in de woonstaat worden belast in plaats van de werkstaat op grond van artikel 15 lid 1 OMV. Hierdoor treedt een verandering in heffingsrecht op voor grensarbeiders, omdat een groot deel van het arbeidsinkomen mag worden belast in de woonstaat, waar dat voorheen de werkstaat was. Dit kan consequenties hebben voor de kwalificerende buitenlandse belastingplicht voor buitenlands belastingplichtigen in Nederland, omdat daarvoor vereist is dat er niet voldoende inkomen is in de woonstaat om rekening te houden met het persoonsgebonden inkomen. Andersom geldt dat Nederland nu voor binnenlands belastingplichtigen rekening moet houden met het persoonsgebonden inkomen, indien de werkstaat dit voorheen deed.

120https://www.oecd.org/legal/legal-instruments.htm (online, 5 juni 2021).

25 4. In hoeverre is de fiscale behandeling van thuiswerkdagen van grensarbeiders op grond van de huidige toewijzingssystematiek van artikel 15 OMV rechtvaardig in een digitale economie?

In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op het begrip rechtvaardigheid van de belastingwet in het internationale belastingrecht. Vervolgens zal in paragraaf 4.2 de fiscale behandeling van thuiswerkdagen van grensarbeiders na de COVID-19 pandemie worden behandeld. Daarna wordt in paragraaf 4.4 nader ingegaan op de vraag of de eis van fysieke aanwezigheid van de werknemer voor een bronstaatheffing rechtvaardig is. Tot slot volgt er in paragraaf 4.5 een conclusie.

4.1 Rechtvaardigheid in het internationale belastingrecht.

Een rechtvaardige verdeling van het heffingsrecht in geval van grensoverschrijdende arbeid dient gebaseerd te zijn op algemeen geaccepteerde belastingbeginselen. De Wilde stelt dat een rechtvaardige belastingheffing een belastingheffing is die economische vergelijkbare gevallen fiscaal gelijk behandelt.121 Een van de belangrijkste belastingbeginselen die ten grondslag liggen aan een rechtvaardige belastingheffing zijn het gelijkheidsbeginsel en het neutraliteitsbeginsel.

4.1.1 Het gelijkheidsbeginsel.

Het gelijkheidsbeginsel is terug te vinden in verschillende internationale verdragen. Het OMV bevat in artikel 24 een non-discriminatiebepaling. In dit artikel komen twee non-discriminatiegronden naar voren: nationaliteit en woonplaats.122 In deze bepaling zijn een aantal specifieke situaties opgenomen waarin discriminatie verboden is, zoals onderscheid op basis van de nationaliteit van de belastingplichtige.123 Daarnaast is het gelijkheidsbeginsel ook vastgelegd in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Artikel 26 IVBPR komt erop neer dat allen gelijk zijn voor de wet en zonder discriminatie aanspraak hebben op gelijke bescherming door de wet. Ook op Europees niveau is het gelijkheidsbeginsel terug te vinden, namelijk in artikel 14 EVRM. Op grond van artikel 14 EVRM is enig onderscheid op welke grond dan ook verboden. De tekst van dit artikel komt voor een groot deel overeen met artikel 1 GW.

De belastingwetgever heeft aldus de mogelijkheid om wetten aan bovenstaande artikelen omtrent het gelijkheidsbeginsel te toetsen om te beoordelen of sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel. Het rechtsgelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen op gelijke wijze dienen te worden behandeld, en ongelijke gevallen ongelijk, naar de mate van hun ongelijkheid.124 Niet iedere ongelijke behandeling levert een schending van het gelijkheidsbeginsel op.125 Voor de

121 De Wilde, M.F. (2015). ‘Sharing the Pie; over het belasten van multinationale ondernemingen in een globale markt’, NTFR 2015/8.

122 C. van Raad e.a., Cursus Belastingrecht (Internationaal Belastingrecht), studenteneditie 2020-2021, Deventer:

Kluwer 2020, p. 478.

123 Voor de overige situaties verwijs ik naar OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 24 – paragraph 24.

124 B. Starink, Belastingheffing over particulierpensioen en overheidspensioen in grensoverschrijdende situaties, p.

13.

125 HR 27 september 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC4110, nr. 24 297 (BNB 1990/61).

26 inhoudelijke toetsing van wetgeving aan het gelijkheidsbeginsel, moeten de volgende vragen worden beantwoord:

v Is sprake van gelijke gevallen?;

v Worden de gelijke gevallen op een ongelijke wijze behandeld?;

v Bestaat er een rechtvaardigingsgrond voor de ongelijke behandeling van deze gelijke gevallen?

Allereerst moet worden bekeken of sprake is van gelijke gevallen. Twee identieke gevallen zijn er echter nooit, waardoor moet worden gekeken of gevallen ongelijk worden behandeld in de mate waarin zij ongelijk zijn aan elkaar.126 Voor de belastingwetgeving is van belang dat economisch vergelijkbare gevallen op gelijke wijze behandeld worden.127 Of sprake is van economisch vergelijkbare gevallen moet worden beoordeeld aan de hand van de doelstelling van de wet en de achterliggende rechtsbeginselen waarop de wet is gebaseerd.128 Indien wordt geconstateerd dat sprake is van gelijke gevallen en dat zij op een ongelijke wijze worden behandeld, moet vervolgens de vraag worden beantwoord of er een rechtvaardigingsgrond voor deze ongelijke behandeling bestaat. Een objectieve en redelijke rechtvaardiging houdt in dat de rechtsregel een legitieme doelstelling van overheidsbeleid moet nastreven en dat bovendien sprake moet zijn van proportionaliteit tussen het gebruikte middel en de nagestreefde doelstelling.129 Een ongelijke behandeling kan dus uitsluitend worden gerechtvaardigd indien het in verhouding staat tot de ongelijkheid tussen de gevallen en er een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor bestaat.

4.1.2 Het neutraliteitsbeginsel.

Een neutrale belasting draagt bij aan de efficiëntie en draagt daardoor bij aan de optimale allocatie voor de toewijzing van het heffingsrecht.130 Het neutraliteitsbeginsel houdt in dat de keuze van een belastingplichtige niet beïnvloed mag worden door belastingen.131 Het neutraliteitsbeginsel kan worden gezien als een uitvloeisel van het gelijkheidsbeginsel.132 Een neutrale belasting houdt daarom ook in dat discriminatie ten opzichte van economische keuzes geminimaliseerd moeten worden.133 De belastingheffing in geval van grensoverschrijdende arbeid hoort een belastingplichtige dus niet negatief, maar ook niet positief te beïnvloeden.

126 HR 21 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5139, nr. 28 548 (BNB 1993/29).

127 De Wilde, M.F. (2015). ‘Sharing the Pie; over het belasten van multinationale ondernemingen in een globale markt’, NTFR 2015/8.

128 Happé, R. H. (2009). Het gelijkheidsbeginsel: de rechtspraak van het EHRM biedt meer ruimte dan de Hoge Raad benut. In L. J. A. Pieterse (Ed.), Draaicirkels van formeel belastingrecht (pp. 175-185), SDU-uitgevers.

129 Dusarduijn, S. & Gribnau, H. (2018). Methodologie van het belastingrecht. In I. Van Vijfeijken, T. Stevens, & S.

Dusarduijn (Eds.), Jublileumbundel FIT: 50 jaar onderwijs en onderzoek (pp. 177-193). Tilburg University, p. 184.

130 OECD, Addressing the tax challenges of the digital economy, chapter 2 – Fundamental principles of taxation.

131 A.H. Bomer, Unierechtelijke beginselen en BTW, Deventer: Kluwer 2013, hoofdstuk 2.4.3: Fiscale neutraliteit als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel.

132 S.B. Cornielje, Beginsel van fiscale neutraliteit, FM nr. 146, 2016/2.4.5.2

133 OECD, Addressing the tax challenges of the digital economy, chapter 2 – Fundamental principles of taxation.

27 Bij de voorkoming van dubbele belasting zijn twee theorieën die sterk naar voren komen op het gebied van fiscale neutraliteit: kapitaal import neutraliteit en kapitaal export neutraliteit. Kapitaal import neutraliteit houdt in dat een buitenlandse investeerder hetzelfde belast moet worden als een binnenlandse investeerder in het land waar de investering wordt gedaan.134 De belastingdruk is hierbij in dat land voor alle investeerders gelijk, ongeacht of je inwoner bent of niet. Bij kapitaal export neutraliteit wordt een investeerder juist belast in zijn woonland, ongeacht waar hij de investering doet.135 Hierbij is de belastingdruk voor alle inwoners dus gelijk, ongeacht of je die investering in het buitenland doet of niet. Hoewel beide theorieën niet spreken over de productiefactor van arbeid, wordt deze naast kapitaal als een klassieke productiefactor beschouwd.136 Kemmeren stelt daarom dat de activiteiten van een individu niet mogen worden weggelaten bij de beoordeling van de neutraliteit van een belastingwet.137 Neutraliteit zou daarom volgens Kemmeren niet beperkt moeten worden tot kapitaal en de factor arbeid zou daarin meegenomen moeten worden.138 Wanneer arbeid wordt meegenomen in de definitie van kapitaal en arbeid neutraliteit, komt Kemmeren tot twee nieuwe definities.139 Kapitaal en arbeid export neutraliteit betekent dan dat een genieter van inkomen hetzelfde bedrag aan belastingen betaalt ongeacht uit welke binnen- of buitenlandse bron hij dit inkomen geniet.140 Hierbij is de belastingdruk voor alle personen gelijk, ongeacht de woonplaats. Kapitaal en arbeid import neutraliteit houdt in dat arbeid en kapitaalfondsen die hun oorsprong vinden in verschillende staten op dezelfde voet dienen te concurreren op de arbeids- en kapitaalmarkt, ongeacht de woonplaats van de werknemer of investeerder.141 De belastingdruk is hier voor alle inwoners dus gelijk, ongeacht of je een belegging in het buitenland doet of in het buitenland werkt.

4.2 De fiscale behandeling van thuiswerkdagen van grensarbeiders na de COVID-19 pandemie.

De internationaal genomen maatregelen hebben als doel de nadelige en onbedoelde gevolgen van de COVID-19 pandemie te beperken dan wel te voorkomen. Deze maatregelen zijn nodig geweest, omdat de huidige toewijzingssystematiek voor de heffing over het arbeidsinkomen van grensoverschrijdende arbeid onbedoelde nadelige gevolgen gaf aan het thuiswerken. Deze

134 E.C.C.M. Kemmeren, Principle of Origin in Tax Conventions: A Rethinking of Models (diss. Tilburg), Dongen:

Pijnenburg Vormgevers-Uitgevers 2001, p. 71.

135 E.C.C.M. Kemmeren, Principle of Origin in Tax Conventions: A Rethinking of Models (diss. Tilburg), Dongen:

Pijnenburg Vormgevers-Uitgevers 2001, p. 71.

136 E.C.C.M. Kemmeren, Principle of Origin in Tax Conventions: A Rethinking of Models (diss. Tilburg), Dongen:

Pijnenburg Vormgevers-Uitgevers 2001, p. 72.

137 E.C.C.M. Kemmeren, Principle of Origin in Tax Conventions: A Rethinking of Models (diss. Tilburg), Dongen:

Pijnenburg Vormgevers-Uitgevers 2001, p. 72.

138E.C.C.M. Kemmeren, Principle of Origin in Tax Conventions: A Rethinking of Models (diss. Tilburg), Dongen:

Pijnenburg Vormgevers-Uitgevers 2001, p. 72.

139 E.C.C.M. Kemmeren, Principle of Origin in Tax Conventions: A Rethinking of Models (diss. Tilburg), Dongen:

Pijnenburg Vormgevers-Uitgevers 2001, p. 72.

140 E.C.C.M. Kemmeren, Principle of Origin in Tax Conventions: A Rethinking of Models (diss. Tilburg), Dongen:

Pijnenburg Vormgevers-Uitgevers 2001, p. 560.

141 E.C.C.M. Kemmeren, Principle of Origin in Tax Conventions: A Rethinking of Models (diss. Tilburg), Dongen:

Pijnenburg Vormgevers-Uitgevers 2001, p. 560.

28 maatregelen waren echter niet noodzakelijk geweest, indien het internationale OESO-belastingrecht zodanig was ingericht dat voor deze situaties een passende oplossing had. Ondanks dat de thuiswerkdagen tijdens de COVID-19 pandemie uitzonderijk zijn en niemand deze had kunnen voorspellen, is de verwachting dat ook na de COVID-19 pandemie werknemers (gedeeltelijk) vanuit huis blijven werken. Digitale technieken laten het toe om werkzaamheden niet altijd fysiek uit te hoeven oefenen in de werkstaat142, waardoor werknemers vrijer zijn om een aantal dagen per week vanuit huis te gaan werken. De noodzaak voor internationale maatregelen ten aanzien van thuiswerkdagen tijdens de COVID-19 pandemie was groot, maar ook daarna blijven grensarbeiders tegen deze problemen ten aanzien van de toewijzing van heffingsrecht aanlopen.

De internationaal genomen maatregelen zijn dan echter niet meer geldig, waardoor terug wordt gevallen op de huidige toewijzingssystematiek van artikel 15 OMV. Hoe de thuiswerkdagen fiscaal worden behandeld wordt hierna toegelicht middels een voorbeeld.

Voorbeeld 2

Werknemer A woont in Turnhout (BE) en werkt voor werkgever C in Tilburg (NL). Werknemer B werkt eveneens voor werkgever C in Tilburg (NL), maar woont in Hilvarenbeek (NL). Beide werknemers hebben de Nederlandse nationaliteit en vervullen exact dezelfde functie op kantoor.

Beide werknemers werkten voor de COVID-19 pandemie 100% van hun tijd op kantoor in Tilburg. Gedurende de COVID-19 pandemie hebben beide werknemers vanuit huis gewerkt.

Werknemer A werkte vanuit huis in Turnhout, werknemer B werkte vanuit huis in Hilvarenbeek.

Na de COVID-19 pandemie besluit werkgever C dat alle werknemers gedurende 2 dagen vanuit huis moeten blijven werken.

De heffingsverdeling over het arbeidsinkomen van beide werknemers is het beste samen te vatten in de schematische weergave hieronder.

Voor COVID-19 pandemie.

Tijdens COVID-19 pandemie.

Na COVID-19 pandemie.143 Werknemer A • Nederland • Nederland144 • 60% Nederland;

• 40% België.

Werknemer B • Nederland • Nederland • Nederland

Tabel 1: Heffingsverdeling voor, tijdens en na de COVID-19 pandemie voor werknemer A en B.

Doordat werknemer A gedurende 2 dagen per week niet meer fysiek aanwezig is in de werkstaat (Nederland), kan Nederland over het inkomen toerekenbaar aan de thuiswerkdagen niet heffen na

142 A.C.G.A.C. de Graaf en F. Werger, ‘Invloed coronarestricties op heffingsverdeling voor grensoverschrijdende werknemers’, Maandblad Belasting Beschouwingen 2020/9.29. p. 3.

143 De term na de COVID-19 pandemie moet worden uitgelegd als wanneer de internationaal genomen maatregelen niet meer geldig zijn.

144 Hierbij past de werknemer de overeenkomst tussen Nederland & België toe, waardoor zijn thuiswerkdagen mogen worden belast op grond van zijn reispatroon voor de COVID-19 pandemie. Zie hiervoor paragraaf 3.3.

29 de COVID-19 pandemie. Ondanks dat werknemer A precies dezelfde werkzaamheden blijft uitoefenen als werknemer B, moet op basis van de huidige toewijzingssystematiek van artikel 15 OMV worden aangenomen dat geen voldoende economische band met de werkstaat tot stand gekomen is voor een bronstaatheffing. De vraag is of deze aanname – bezien vanuit de mogelijkheden van de hedendaagse digitale economie – juist is. De plaats van je bureau is dan immers niet meer relevant voor de vraag waar je economisch gezien je werkzaamheden uitoefent.

4.3 Artikel 15 lid 1 OMV in het licht van het gelijkheidsbeginsel.

Volgens De Wilde is een rechtvaardige belastingheffing is een belastingheffing die economisch vergelijkbare gevallen gelijk behandelt.145 De vraag of de huidige toewijzingssystematiek van artikel 15 OMV rechtvaardig is in geval van grensoverschrijdende arbeid moet worden beantwoord aan de hand van het gelijkheidsbeginsel. Om te beoordelen of bovenstaande fiscale behandeling van de thuiswerkdagen een schending van het gelijkheidsbeginsel oplevert moet worden beantwoord aan de hand van de inhoudelijke toets zoals uiteengezet in paragraaf 4.1.1.

4.3.1 Kunnen werknemer A en B worden beschouwd als gelijke gevallen voor de toepassing van artikel 15 lid 1 OMV?

Allereerst moet worden bekeken of sprake is van gelijke gevallen. Het gelijkheidsbeginsel zelf kleurt het begrip gelijke gevallen niet in. Of sprake is van gelijke gevallen in de situatie van voorbeeld 2, moet worden beoordeeld aan de hand van maatschappelijke en politieke opvattingen.146

Het beoordelen aan de hand van maatschappelijke en politieke opvattingen kan onder andere worden ingevuld aan de hand van de doelstellingen van de wet en de achterliggende rechtsbeginselen waarop de wet is gebaseerd.147 Belastingverdragen hebben onder andere als doel het voorkomen van internationaal juridisch dubbele (niet-)heffing.148 Een middel om dit doel te bereiken is het verdelen van heffingsrechten tussen landen.149 Internationaal gezien speelt het draagkrachtbeginsel de grootste rol bij de vormgeving van een inkomstenbelasting.150 Het uitgangspunt in geval van inkomen uit grensoverschrijdende arbeid is dat de woonstaat in beginsel rekening dient te houden met de draagkracht.151 Een belastingheffing naar persoonlijke draagkracht is echter beperkt tot inwoners, waardoor in het buitenland woonachtige belastingplichtigen vrijwel altijd op een andere wijze in de inkomstenbelastingheffing worden

Het beoordelen aan de hand van maatschappelijke en politieke opvattingen kan onder andere worden ingevuld aan de hand van de doelstellingen van de wet en de achterliggende rechtsbeginselen waarop de wet is gebaseerd.147 Belastingverdragen hebben onder andere als doel het voorkomen van internationaal juridisch dubbele (niet-)heffing.148 Een middel om dit doel te bereiken is het verdelen van heffingsrechten tussen landen.149 Internationaal gezien speelt het draagkrachtbeginsel de grootste rol bij de vormgeving van een inkomstenbelasting.150 Het uitgangspunt in geval van inkomen uit grensoverschrijdende arbeid is dat de woonstaat in beginsel rekening dient te houden met de draagkracht.151 Een belastingheffing naar persoonlijke draagkracht is echter beperkt tot inwoners, waardoor in het buitenland woonachtige belastingplichtigen vrijwel altijd op een andere wijze in de inkomstenbelastingheffing worden

In document Working from anywhere. (pagina 28-0)