• No results found

De OESO-aanbevelingen omtrent het verschuiven van het heffingsrecht naar het

In document Working from anywhere. (pagina 25-0)

3. Welke invloed hebben de genomen (inter)nationale maatregelen om de gevolgen van

3.1 De OESO-aanbevelingen

3.1.3 De OESO-aanbevelingen omtrent het verschuiven van het heffingsrecht naar het

Wanneer wordt gekeken naar artikel 15 OMV en de toewijzingssystematiek, geeft het OECD-secretariaat in een drietal situaties aanbevelingen over de toepassing.

96 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 14.

97 C. van Raad e.a., Cursus Belastingrecht (Internationaal Belastingrecht), studenteneditie 2020-2021, Deventer:

Kluwer 2020, p. 275-276.

98 OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 5 – paragraph 18.

99 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 16-17.

100 S. Hemmes-van der Kurk, ‘De gevolgen van de Corona-maatregelen van thuiswerken in grensoverschrijdende situaties – update bilaterale afspraken’, Over de grens 2020-0066, p. 8.

101 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 23.

102 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 24.

20 Allereerst wordt de situatie behandeld waarin een grensarbeider door coronarestricties geen werkzaamheden kan verrichten en betaald wordt vanuit een subsidie die de werkgever ontvangt ten gevolge van de coronamaatregelen. Deze betalingen kunnen worden gezien als betalingen in het kader van de dienstbetrekking.103 Conform het OESO-commentaar104 moeten deze betalingen gealloceerd worden aan de Staat waar de werknemer normaal gesproken gewerkt zou hebben. De arbeidsbeloning van de werknemer wordt dus belast conform zijn reispatroon voor de coronarestricties, waardoor er niks veranderd in de toewijzing van heffing in deze situatie.105 De tweede situatie betreft de mogelijkheid dat een grensarbeider door coronarestricties de woonstaat niet kan verlaten om zijn werkdagen uit te oefenen in de werkstaat, waardoor de 183-dagen grens van artikel 15 lid 2 sub a OMV niet langer gehaald wordt. Indien aan de overige cumulatieve voorwaarden wordt voldaan, zou het enkele feit dat de werknemer niet meer in staat is om 183 dagen in de werkstaat te verblijven door de coronarestricties betekenen dat het heffingsrecht over alle werkdagen verschuift naar de woonstaat. Het OECD-secretariaat geeft de aanbeveling dat deze dagen behandeld moeten worden conform de uitzondering bij ziektedagen als bedoeld het OESO-commentaar.106 Indien een werknemer door ziekte wordt belemmerd om de woonstaat te verlaten, worden deze dagen geacht te zijn doorgebracht in de Staat waar de werknemer normaliter had verbleven indien hij niet ziek was geweest.107 Deze uitzondering kan worden doorgetrokken naar situaties waarbij werknemers niet kunnen reizen door coronarestricties, zoals quarantaine of gesloten grenzen.108 Dit geldt echter niet voor werknemers die vanuit huis werken omdat het door de overheid wordt afgeraden om te reizen.109 Hierdoor kan de werkstaat het heffingsrecht verliezen indien de werknemer niet langer de 183-dagen grens haalt.

Als laatste wordt de situatie behandeld waarin de werknemer vanuit huis – de woonstaat – werkt ten behoeve van een werkgever die niet in die woonstaat is gevestigd. De thuiswerkdagen van de werknemer worden belast in de woonstaat, waardoor de werkstaat niet kan heffen over die dagen.

Indien de werkgever daar niet gevestigd was, kan de werkgever met extra inhoudingsverplichtingen worden geconfronteerd indien een van haar werknemers vanuit de woonstaat werkt.110

103 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 50.

104 OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 15 – paragraph 2.6.

105 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 52.

106 OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 15 – paragraph 5.

107 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 55.

108 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 55.

109 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 55.

110 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 59.

21 3.2 De overeenkomsten van Nederland met België en Duitsland.

Om nadelige en ongewenste gevolgen ten aanzien van de belastingheffing bij grensarbeiders te voorkomen, heeft Nederland met zowel België en Duitsland afspraken gemaakt. De overeenkomsten zijn tot stand gekomen in een onderlinge overlegprocedure als bedoeld in artikel 28 OMV. Beide overeenkomsten zijn gesloten over de toepassing van het belastingverdrag op werknemers van een van beide landen die normaliter hun werkzaamheden in het andere land zouden uitoefenen, maar dit door coronarestricties momenteel niet kunnen.111 Om een verschuiving van heffingsrecht te voorkomen, zijn afspraken opgenomen over onder andere de interpretatie van de regels omtrent de toewijzing van heffing bij inkomsten uit dienstbetrekking.

In zowel de overeenkomst met België112 als de overeenkomst met Duitsland113 is afgesproken dat thuiswerkdagen van grensarbeiders belast mogen worden in het land waar gewerkt zou zijn als men niet vanwege coronarestricties thuis had moeten werken.114 Men is echter niet verplicht om van deze regeling gebruik te maken. Hierdoor kan de grensarbeider kiezen om het werkelijke reispatroon te volgen of te kiezen voor een fictieve verdeling van de werkdagen tussen de woon- en werkstaat op basis van het reispatroon voor de COVID-19 pandemie. De keuze moet wel consequent in beide landen worden toegepast, zodat de inkomsten daadwerkelijk worden belast in een van beide landen. De werkdagenfictie niet worden toegepast voor de dagen de grensarbeider, los van de maatregelen, doorgaans al thuiswerkend of in een derde Staat zou hebben doorgebracht.115 Daarnaast mag de werkdagenfictie niet worden toegepast voor werkdagen waarop in een derde staat zou zijn gewerkt.

Grensarbeiders in de verhouding Nederland – België of Nederland – Duitsland hebben dus een keuzemogelijkheid: zij kunnen de werkelijke werkdagenverdeling volgen of gebruik maken van de fictieve werkdagenverdeling. Grensarbeiders kunnen op deze manier nagaan wat fiscaal gezien de meest gunstige oplossing is.116 Deze keuze is afhankelijk van de hoogte van de belastingheffing over het desbetreffende inkomen in de woon- en werkstaat en in welke staat persoonsgebonden aftrekken kunnen worden geeffectueerd.117 Door deze keuzemogelijkheid hebben grensarbeiders

111 Redactie NTFR, ‘COVID-19: overeenkomst met Duitsland over toepassing belastingverdrag op grensarbeiders’, NTFR 2020/1121, nr. 17, p. 1.

112 Staatscourant, ‘Overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en België met betrekking tot de situatie van de grensarbeiders in de context van de COVID-19 gezondheidscrisis’, Nr. 25956, 8 mei 2020.

113 Staatscourant, ‘Overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Duitsland over de toepassing en interpretatie van artikel 14 van het Belastingverdrag en een tijdelijke vrijstelling van enkele Duitse uitkeringen’, Nr. 21381, 10 april 2020.

114 Staatscourant, ‘Overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en België met betrekking tot de situatie van de grensarbeiders in de context van de COVID-19 gezondheidscrisis’, Nr. 25956, 8 mei 2020 &

115 Redactie Vakstudie Nieuws, ‘Overeenkomst Nederland-België over thuiswerkende grensarbeiders tijdens coronacrisis (art. 15 en 18 lid 6 Verdrag Nederland-België 2001’, V-N 2020/24.10, nr. 10, p. 39 & Redactie NTFR,

‘COVID-19: overeenkomst met Duitsland over toepassing belastingverdrag op grensarbeiders’, NTFR 2020/1121, nr. 17, p. 1.

116 A.C.G.A.C. de Graaf en F. Werger, ‘Invloed coronarestricties op heffingsverdeling voor grensoverschrijdende werknemers’, Maandblad Belasting Beschouwingen 2020/9.29. p. 9.

117 A.C.G.A.C. de Graaf en F. Werger, ‘Invloed coronarestricties op heffingsverdeling voor grensoverschrijdende werknemers’, Maandblad Belasting Beschouwingen 2020/9.29. p. 9.

22 in deze verhoudingen de mogelijkheid om de nadelige gevolgen van het gedwongen thuiswerken te vermijden.

3.3 De invloed van thuiswerkdagen voor de belastingplicht van grensarbeiders tijdens de COVID-19 pandemie.

Het OECD-secretariaat heeft met haar aanbevelingen willen voorkomen dat er fiscaal nadelige gevolgen aan de situatie tijdens de COVID-19 pandemie worden verbonden. Art. 5 van de OECD Conventie geeft het OECD-secretariaat de mogelijkheid deze aanbevelingen te doen, maar deze zijn niet wettelijk bindend.118 Hoewel de aanbevelingen zijn geschreven vanuit de vertegenwoordiger van alle Lidstaten, zijn zij niet gebonden aan deze aanbevelingen en kunnen belastingplichtigen ook geen beroep doen op de aanbevelingen. Indien Lidstaten besluiten om de aanbevelingen niet te volgen, kan een belastingplichtige er derhalve geen beroep op doen. Dit is echter anders indien een Lidstaat deze aanbevelingen expliciet overneemt in een bilaterale overeenkomst, zoals in de verhouding Nederland – België en Nederland – Duitsland het geval is.

Hierbij hebben de bevoegde autoriteiten een overeenstemming bereikt over de toepassing en interpretatie van het verdrag. Op deze overeenkomsten kan een belastingplichtige zich wel beroepen.

Door de reikwijdte van zowel de aanbevelingen van het OECD-secretariaat als de overeenkomsten tussen Nederland – België en Nederland – Duitsland, ontstaat er een verschil in mogelijkheden met betrekking tot de behandeling van de thuiswerkdagen van grensarbeiders. Grensarbeiders in de verhouding Nederland – België of Nederland – Duitsland hebben de mogelijkheid om de werkdagenfictie toe te passen, maar voor bijvoorbeeld grensarbeiders in de verhouding Nederland – Verenigd Koninkrijk, Nederland – Frankrijk of Nederland – Luxemburg is die keuzemogelijkheid er niet omdat er met die landen geen bilaterale overeenkomst is gesloten. Er worden ook geen nieuwe overeenkomsten gesloten, waardoor deze groep grensarbeiders kan worden geconfronteerd met nadelige gevolgen van het onvrijwillig thuiswerken.119

Indien niet voor de fictieve werkdagenverdeling wordt gekozen of indien een grensarbeider niet werkt in de verhouding Nederland – België of Nederland – Duitsland, heeft het thuiswerken gevolgen voor de belastingplicht in Nederland. Binnenlands belastingplichtige grensarbeiders worden in Nederland belast voor hun thuiswerkdagen, omdat niet meer fysiek in de werkstaat wordt gewerkt. De werkstaat heeft derhalve geen heffingsrecht over die werkdagen, waardoor een verschuiving van het heffingsrecht optreedt. Indien voorheen volledig in het buitenland werd gewerkt, kan de werkgever worden geconfronteerd met nadelige gevolgen indien zij hierdoor inhoudingsplichtig worden in Nederland. Buitenlands belastingplichtige grensarbeiders kunnen in Nederland niet langer belast worden voor hun thuiswerkdagen, omdat deze worden uitgeoefend in

118 https://www.oecd.org/legal/legal-instruments.htm (online, bijgewerkt 5 juni 2021).

119 Kamerstukken II 2019/20, 35420, nr. 77, p. 17.

23 de woonstaat. Hierdoor verliest Nederland het heffingsrecht ten aanzien van die thuiswerkdagen.

Indien voorheen volledig in Nederland werd gewerkt, heeft de verschuiving van het heffingsrecht tot gevolg dat zij niet langer als kwalificerend buitenlands belastingplichtigen in Nederland kunnen worden aangemerkt. Daarvoor is immers vereist dat minimaal 90% van het in Nederland wordt belast en dat er dus nagenoeg geen belastbaar inkomen is in de woonstaat. Aan die eis wordt niet meer voldaan, waardoor de woonstaat rekening moet houden met de persoonlijke situatie van haar inwoner en hoeft Nederland dat niet langer te doen.

3.4 Conclusie

De (inter)nationaal genomen maatregelen ter bestrijding van het coronavirus kunnen een grote impact hebben op de belastingplicht van grensarbeiders tijdens de COVID-19 pandemie. Het thuiswerken is bij grensarbeiders het grootste knelpunt. Met de OESO-aanbevelingen en bilaterale overeenkomsten werd getracht deze impact zo klein mogelijk te houden.

Het thuiswerken zal voor grensarbeiders doorgaans niet leiden tot een verandering van de fiscale woonplaats. Grensarbeiders die dagelijks of wekelijks terugkeren naar hun woonstaat, zullen doorgaans slechts in de woonstaat als fiscaal inwoner worden aangemerkt en niet in de werkstaat.

Indien toch sprake was van een dubbele fiscale woonplaats, zorgt het wegvallen van de fysieke aanwezigheid van de grensarbeider in de werkstaat ervoor dat hij in de werkstaat niet langer gezien wordt als fiscaal inwoner. Dit heeft echter geen invloed op de belastingplicht en de toewijzing van het heffingsrecht tussen de woon- en werkstaat, omdat op grond van de tie-breaker rule de grensarbeider voor verdragsdoeleinden al werd gezien als fiscaal inwoner van de woonstaat. Dit is in lijn met de OESO-aanbevelingen.

Het op regelmatige basis thuiswerken van grensarbeiders leidt daarnaast tot de vraag of de werkgever een risico loopt dat er een vaste inrichting in de woonstaat van de werknemer ontstaat.

Gelet op de uitzonderlijke omstandigheden die gelden tijdens de COVID-19 pandemie kan in beginsel worden geconcludeerd dat het thuiswerken van grensarbeiders niet zorgt voor het ontstaan van een vaste inrichting. De werkgever stelt immers nog kantoorruimte aan de werknemer beschikbaar, waardoor de werknemer niet verplicht is om deze thuiswerkplek op een continue basis te gebruiken voor ondernemingsactiviteiten. Daarbij maakt het niet uit in welke lidstaat de grensarbeider woont of werkt.

Tenslotte kan het thuiswerken tijdens de COVID-19 pandemie van invloed zijn op de heffingsverdeling tussen de woon- en werkstaat. Door de gesloten bilaterale overeenkomsten hebben grensarbeiders in deze verhouding Nederland – België en Nederland - Duitsland de mogelijkheid om hun fictieve werkdagenverdeling toe te passen, waardoor de thuiswerkdagen geen invloed hebben op de toewijzing van het heffingsrecht over het arbeidsinkomen. Het arbeidsinkomen wordt dan op dezelfde wijze in de heffing van de woon- en werkstaat betrokken als voor de COVID-19 pandemie. Indien echter niet voor de fictieve werkdagenverdeling wordt

24 gekozen maar de werkelijke werkdagenverdeling wordt toegepast, kan het thuiswerken als gevolg van coronarestricties gevolgen hebben voor de toewijzing van het heffingsrecht over het arbeidsinkomen.

Indien de werkelijke werkdagenverdeling wordt gevolgd of moet worden gevolgd – omdat er geen bilaterale overeenkomst is gesloten tussen de woonstaat en de werkstaat – leidt het thuiswerken tot een verschuiving van het heffingsrecht ten aanzien van het arbeidsinkomen van de grensarbeider. De OESO-aanbevelingen zijn uitgebracht om lidstaten aan te moedigen om onderling afspraken te maken, maar omdat de juridische status ontbreekt120 kunnen deze aanbevelingen niet worden gevolgd indien de werkelijke werkdagenverdeling wordt gevolgd.

Doordat de fysieke aanwezigheid in de werkstaat wegvalt, zullen de thuiswerkdagen in de woonstaat worden belast in plaats van de werkstaat op grond van artikel 15 lid 1 OMV. Hierdoor treedt een verandering in heffingsrecht op voor grensarbeiders, omdat een groot deel van het arbeidsinkomen mag worden belast in de woonstaat, waar dat voorheen de werkstaat was. Dit kan consequenties hebben voor de kwalificerende buitenlandse belastingplicht voor buitenlands belastingplichtigen in Nederland, omdat daarvoor vereist is dat er niet voldoende inkomen is in de woonstaat om rekening te houden met het persoonsgebonden inkomen. Andersom geldt dat Nederland nu voor binnenlands belastingplichtigen rekening moet houden met het persoonsgebonden inkomen, indien de werkstaat dit voorheen deed.

120https://www.oecd.org/legal/legal-instruments.htm (online, 5 juni 2021).

25 4. In hoeverre is de fiscale behandeling van thuiswerkdagen van grensarbeiders op grond van de huidige toewijzingssystematiek van artikel 15 OMV rechtvaardig in een digitale economie?

In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op het begrip rechtvaardigheid van de belastingwet in het internationale belastingrecht. Vervolgens zal in paragraaf 4.2 de fiscale behandeling van thuiswerkdagen van grensarbeiders na de COVID-19 pandemie worden behandeld. Daarna wordt in paragraaf 4.4 nader ingegaan op de vraag of de eis van fysieke aanwezigheid van de werknemer voor een bronstaatheffing rechtvaardig is. Tot slot volgt er in paragraaf 4.5 een conclusie.

4.1 Rechtvaardigheid in het internationale belastingrecht.

Een rechtvaardige verdeling van het heffingsrecht in geval van grensoverschrijdende arbeid dient gebaseerd te zijn op algemeen geaccepteerde belastingbeginselen. De Wilde stelt dat een rechtvaardige belastingheffing een belastingheffing is die economische vergelijkbare gevallen fiscaal gelijk behandelt.121 Een van de belangrijkste belastingbeginselen die ten grondslag liggen aan een rechtvaardige belastingheffing zijn het gelijkheidsbeginsel en het neutraliteitsbeginsel.

4.1.1 Het gelijkheidsbeginsel.

Het gelijkheidsbeginsel is terug te vinden in verschillende internationale verdragen. Het OMV bevat in artikel 24 een non-discriminatiebepaling. In dit artikel komen twee non-discriminatiegronden naar voren: nationaliteit en woonplaats.122 In deze bepaling zijn een aantal specifieke situaties opgenomen waarin discriminatie verboden is, zoals onderscheid op basis van de nationaliteit van de belastingplichtige.123 Daarnaast is het gelijkheidsbeginsel ook vastgelegd in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Artikel 26 IVBPR komt erop neer dat allen gelijk zijn voor de wet en zonder discriminatie aanspraak hebben op gelijke bescherming door de wet. Ook op Europees niveau is het gelijkheidsbeginsel terug te vinden, namelijk in artikel 14 EVRM. Op grond van artikel 14 EVRM is enig onderscheid op welke grond dan ook verboden. De tekst van dit artikel komt voor een groot deel overeen met artikel 1 GW.

De belastingwetgever heeft aldus de mogelijkheid om wetten aan bovenstaande artikelen omtrent het gelijkheidsbeginsel te toetsen om te beoordelen of sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel. Het rechtsgelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen op gelijke wijze dienen te worden behandeld, en ongelijke gevallen ongelijk, naar de mate van hun ongelijkheid.124 Niet iedere ongelijke behandeling levert een schending van het gelijkheidsbeginsel op.125 Voor de

121 De Wilde, M.F. (2015). ‘Sharing the Pie; over het belasten van multinationale ondernemingen in een globale markt’, NTFR 2015/8.

122 C. van Raad e.a., Cursus Belastingrecht (Internationaal Belastingrecht), studenteneditie 2020-2021, Deventer:

Kluwer 2020, p. 478.

123 Voor de overige situaties verwijs ik naar OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 24 – paragraph 24.

124 B. Starink, Belastingheffing over particulierpensioen en overheidspensioen in grensoverschrijdende situaties, p.

13.

125 HR 27 september 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC4110, nr. 24 297 (BNB 1990/61).

26 inhoudelijke toetsing van wetgeving aan het gelijkheidsbeginsel, moeten de volgende vragen worden beantwoord:

v Is sprake van gelijke gevallen?;

v Worden de gelijke gevallen op een ongelijke wijze behandeld?;

v Bestaat er een rechtvaardigingsgrond voor de ongelijke behandeling van deze gelijke gevallen?

Allereerst moet worden bekeken of sprake is van gelijke gevallen. Twee identieke gevallen zijn er echter nooit, waardoor moet worden gekeken of gevallen ongelijk worden behandeld in de mate waarin zij ongelijk zijn aan elkaar.126 Voor de belastingwetgeving is van belang dat economisch vergelijkbare gevallen op gelijke wijze behandeld worden.127 Of sprake is van economisch vergelijkbare gevallen moet worden beoordeeld aan de hand van de doelstelling van de wet en de achterliggende rechtsbeginselen waarop de wet is gebaseerd.128 Indien wordt geconstateerd dat sprake is van gelijke gevallen en dat zij op een ongelijke wijze worden behandeld, moet vervolgens de vraag worden beantwoord of er een rechtvaardigingsgrond voor deze ongelijke behandeling bestaat. Een objectieve en redelijke rechtvaardiging houdt in dat de rechtsregel een legitieme doelstelling van overheidsbeleid moet nastreven en dat bovendien sprake moet zijn van proportionaliteit tussen het gebruikte middel en de nagestreefde doelstelling.129 Een ongelijke behandeling kan dus uitsluitend worden gerechtvaardigd indien het in verhouding staat tot de ongelijkheid tussen de gevallen en er een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor bestaat.

4.1.2 Het neutraliteitsbeginsel.

Een neutrale belasting draagt bij aan de efficiëntie en draagt daardoor bij aan de optimale allocatie voor de toewijzing van het heffingsrecht.130 Het neutraliteitsbeginsel houdt in dat de keuze van een belastingplichtige niet beïnvloed mag worden door belastingen.131 Het neutraliteitsbeginsel kan worden gezien als een uitvloeisel van het gelijkheidsbeginsel.132 Een neutrale belasting houdt daarom ook in dat discriminatie ten opzichte van economische keuzes geminimaliseerd moeten worden.133 De belastingheffing in geval van grensoverschrijdende arbeid hoort een belastingplichtige dus niet negatief, maar ook niet positief te beïnvloeden.

126 HR 21 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5139, nr. 28 548 (BNB 1993/29).

127 De Wilde, M.F. (2015). ‘Sharing the Pie; over het belasten van multinationale ondernemingen in een globale markt’, NTFR 2015/8.

128 Happé, R. H. (2009). Het gelijkheidsbeginsel: de rechtspraak van het EHRM biedt meer ruimte dan de Hoge Raad benut. In L. J. A. Pieterse (Ed.), Draaicirkels van formeel belastingrecht (pp. 175-185), SDU-uitgevers.

129 Dusarduijn, S. & Gribnau, H. (2018). Methodologie van het belastingrecht. In I. Van Vijfeijken, T. Stevens, & S.

Dusarduijn (Eds.), Jublileumbundel FIT: 50 jaar onderwijs en onderzoek (pp. 177-193). Tilburg University, p. 184.

130 OECD, Addressing the tax challenges of the digital economy, chapter 2 – Fundamental principles of taxation.

131 A.H. Bomer, Unierechtelijke beginselen en BTW, Deventer: Kluwer 2013, hoofdstuk 2.4.3: Fiscale neutraliteit als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel.

132 S.B. Cornielje, Beginsel van fiscale neutraliteit, FM nr. 146, 2016/2.4.5.2

133 OECD, Addressing the tax challenges of the digital economy, chapter 2 – Fundamental principles of taxation.

27 Bij de voorkoming van dubbele belasting zijn twee theorieën die sterk naar voren komen op het

27 Bij de voorkoming van dubbele belasting zijn twee theorieën die sterk naar voren komen op het

In document Working from anywhere. (pagina 25-0)