• No results found

Conclusie

In document Working from anywhere. (pagina 20-0)

2. Hoe wordt de belastingplicht van een grensarbeider bepaald conform het

2.5 Conclusie

De belastingplicht van grensarbeiders is allereerst afhankelijk van hun fiscale woonplaats. Fiscale inwoners van Nederland worden voor hun wereldinkomen in de belastingheffing betrokken, zo ook grensarbeiders. Niet-inwoners van Nederland met een dienstbetrekking in Nederland worden eveneens in de belastingheffing betrokken voor zover zij Nederlands broninkomen genieten.

76 C. van Raad e.a., Cursus Belastingrecht (Internationaal Belastingrecht), studenteneditie 2020-2021, Deventer:

Kluwer 2020, p. 429.

15 Nederland heeft dus zowel als woon- en werkstaat de mogelijkheid om grensarbeiders in de belastingheffing te betrekken.

Indien zowel de woonstaat als de werkstaat heffingsbevoegdheid heeft over het arbeidsinkomen van een grensarbeider, ontstaat juridisch dubbele heffing. Het internationale OESO-belastingrecht geeft de woonstaat in beginsel het heffingsrecht over het wereldinkomen van haar inwoners, tenzij er een voldoende band is met de werkstaat. De woonstaat moet dan een voorkoming geven voor het arbeidsinkomen waarvoor het heffingsrecht is toegewezen aan de werkstaat. De werkstaat kan slechts heffen over fysiek in de werkstaat uitgeoefende werkdagen, waardoor het arbeidsinkomen voor de thuiswerkdagen in de woonstaat mag worden belast. Er is dan immers onvoldoende band met de werkstaat.

Thuiswerkdagen hebben dus invloed op de belastingplicht van grensarbeiders, omdat dan vanuit de woonstaat in plaats van de werkstaat wordt gewerkt. Het heffingsrecht ten aanzien van die werkdagen verschuift dan van de werkstaat naar de woonstaat.77 De werkstaat behoudt dan enkel het heffingsrecht voor de fysiek in de werkstaat uitgeoefende werkdagen indien slechts incidenteel thuis wordt gewerkt. Wanneer voor langere tijd of meer dagen per week vanuit huis wordt gewerkt, kan het zijn dat niet langer aan de cumulatieve vereiste wordt voldaan van artikel 15 lid 2 sub a OMV doordat de werknemer minder dan 183 dagen in de werkstaat verblijft. Het heffingsrecht voor het gehele arbeidsinkomen wordt dan aan de woonstaat toegewezen.

De thuiswerkplek van de werknemer kan onder omstandigheden kwalificeren als een vaste inrichting van de werkgever die niet in de woonstaat van de werknemer is gevestigd. Deze conclusie kan echter alleen worden getrokken indien die locatie continu gebruikt wordt voor het uitoefenen van zakelijke activiteiten voor een onderneming en het uit de feiten en omstandigheden duidelijk is dat de onderneming heeft geëist dat de werknemer die locatie gebruikt om zijn werkzaamheden ten behoeve van de onderneming te verrichten.78 Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien geen kantoorruimte meer ter beschikking staat aan de werknemer in de werkstaat. Dit komt slechts in uitzonderlijke gevallen voor, waardoor het incidenteel of op regelmatige basis thuiswerken van de werknemer niet leidt tot het hebben van een vaste inrichting van de werknemer.

Belastingplichtigen die grensoverschrijdende arbeid verrichten worden dus geconfronteerd met een toewijzing van het heffingsrecht aan de woon- dan wel werkstaat onder andere op basis van waar zij hun werkzaamheden fysiek uitoefenen. Hierdoor zijn thuiswerkdagen dus van invloed op die heffingsverdeling. Tijdens de COVID-19 pandemie werd meer dan ooit thuisgewerkt. In het volgende hoofdstuk wordt de invloed van deze thuiswerkdagen door de genomen (internationale) maatregelen op de belastingplicht van grensarbeiders besproken.

77 Ervan uitgaande dat wordt voldaan aan de cumulatieve vereisten van artikel 15 lid 2 OMV.

78 OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 5 – paragraph 18.

16 3. Welke invloed hebben de genomen (inter)nationale maatregelen om de gevolgen van thuiswerken door de coronarestricties te voorkomen dan wel te beperken op de belastingplicht van grensarbeiders tijdens de COVID-19 pandemie?

De (inter)nationaal genomen maatregelen om de COVID-19 pandemie te bestrijden, hebben een enorme impact op het dagelijks leven. Door de opgelegde reisrestricties en het dringende advies om vanuit huis te werken, was het voor veel grensarbeiders niet meer vanzelfsprekend om de werkzaamheden fysiek in de werkstaat uit te oefenen. Grensarbeiders werden dus verplicht om vanuit huis – de woonstaat – te gaan werken. Dit riep de vraag op welke gevolgen dit onvrijwillige thuiswerken heeft op de belastingheffing van grensarbeiders, nu de internationale heffingsverdeling voor een deel is gebaseerd op waar de werkzaamheden fysiek worden uitgevoerd.79 In dit onderdeel wordt allereerst de gevolgen van de COVID-19 restricties op de belastingplicht van grensarbeiders besproken. Vervolgens worden de OESO-aanbevelingen uiteengezet. Daarna wordt de overeenkomst van Nederland met België en Nederland met Duitsland besproken. Vervolgens wordt de invloed van de thuiswerkdagen op de belastingplicht van grensarbeiders tijdens de COVID-19 pandemie behandeld, waarna wordt afgesloten met een conclusie.

3.1 De OESO-aanbevelingen.

Het OECD-secretariaat heeft op 3 april 2020 aanbevelingen80 uitgebracht over de toepassing van internationale belastingverdragen in omstandigheden waarin grensarbeiders of individuen waren gestrand in een rechtsgebied dat niet onder hun jurisdictie viel. Deze aanbevelingen zijn uitgebracht nadat lidstaten hadden verzocht om duidelijkheid omtrent de toepassing van het internationale OESO-belastingrecht gedurende de reisrestricties door de COVID-19 pandemie.

Inmiddels is op 21 januari 2021 een geüpdatete versie van deze aanbevelingen uitgebracht. Het OECD-secretariaat heeft met haar aanbevelingen willen voorkomen dat er fiscaal nadelige gevolgen aan de situatie tijdens de COVID-19 pandemie worden verbonden. Deze aanbevelingen zijn alleen van toepassing op situaties die zich voordien als gevolg van genomen maatregelen tijdens de COVID-19 pandemie.81 Art. 5 van de OECD Conventie geeft het OECD-secretariaat de mogelijkheid deze aanbevelingen te doen. Omdat het slechts om aanbevelingen gaat als aanmoediging voor landen om unilateraal of in bilateraal verband afspraken te maken, hebben deze aanbevelingen geen juridische status.82 Aanbevelingen zijn namelijk niet wettelijk bindend.83 Hoewel de aanbevelingen zijn geschreven vanuit de vertegenwoordiger van alle Lidstaten, zijn zij

79 M. Michiels, ‘Gevolgen coronacrisis voor internationale werkzaamheden’, Beloning en Belasting 2020, nr. 9, 2020-0123, p. 3.

80 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 3 april 2020.

81 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 5.

82 S. Hemmes-van der Kurk, ‘De gevolgen van de Corona-maatregelen van thuiswerken in grensoverschrijdende situaties – update bilaterale afspraken’, Over de grens 2020-0066, p. 8.

83 https://www.oecd.org/legal/legal-instruments.htm (online, bijgewerkt 5 juni 2021).

17 niet verplicht om deze aanbevelingen over te nemen en kunnen belastingplichtigen ook geen beroep doen op de aanbevelingen. Indien Lidstaten besluiten om de aanbevelingen niet te volgen, kan een belastingplichtige daar dus geen beroep op doen.

Het OECD-secretariaat heeft stilgestaan bij verschillende situaties, waarvan er drie worden behandeld in deze paragraaf. Allereerst wordt de fiscale woonplaats van natuurlijke personen behandeld, vervolgens de thuiswerkplek als vaste inrichting en als laatste de toewijzing van het heffingsrecht over het arbeidsinkomen in geval van grensoverschrijdende arbeid.

3.1.1 De OESO-aanbevelingen omtrent het fiscaal inwonerschap van werknemers gedurende de COVID-19 pandemie.

Indien een werknemer door reisbeperkingen strandt in een Staat en derhalve een verandering van de fysieke werkplek van de werknemer optreedt, komt de vraag op of de fiscale woonplaats van de werknemer kan veranderen indien hij gedurende langere tijd in die Staat moet verblijven. Het OECD-secretariaat acht twee situaties denkbaar met betrekking tot verandering van de fiscale woonplaats van een werknemer84.

Allereerst acht het OECD-secretariaat de situatie denkbaar waarin een werknemer tijdelijk in de werkstaat of een derde staat verblijft en vanwege reisbeperkingen niet terug naar zijn woonstaat kan terugkeren. De werkstaat of derde staat kan de werknemer dan op grond van nationale wetgeving als fiscaal inwoner aanmerken, waardoor een onwenselijke situatie ontstaat. Het OECD-secretariaat acht het niet denkbaar dat de werknemer hier inwoner wordt.85 Omdat fiscaal inwonerschap naar nationaal recht wordt bepaald, kan het zijn dat er Staten zijn die in dit scenario werknemers wel als fiscaal inwoner aanmerken. Er zijn bijvoorbeeld landen die een persoon als inwoner aanmerken indien ze meer dan een X aantal dagen in het land verblijven.86 Spanje merkt een persoon bijvoorbeeld als inwoner aan indien diegene meer dan 183 dagen aanwezig is. Indien dat het geval is, wijst de tie-breaker rule uit het verdrag alsnog het inwonerschap aan de oorspronkelijke woonstaat toe.87

Daarnaast is er volgens het OECD-secretariaat een tweede situatie denkbaar waarin een werknemer geconfronteerd kan worden met dubbel inwonerschap. Een werknemer die gedurende langere tijd op uitzending gaat naar een andere staat dan zijn woonstaat, kan in die Staat onder omstandigheden worden gezien als fiscaal inwoner. Indien de werknemer gedurende zijn tijdelijke terugkeer naar de oorspronkelijke woonstaat wordt geconfronteerd met reisbeperkingen en daar gedurende langere tijd verblijft, kan de woonstaat hem ook gaan zien als inwoner. Er ontstaat dan

84 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 39.

85 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 37.

86 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 40.

87 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 40.

18 een dubbele woonplaats. Het is hier volgens het OECD-secretariaat ook niet denkbaar dat een werknemer wederom inwoner wordt van de woonstaat vanwege de tijdelijke terugkeer onder uitzonderlijke omstandigheden.88 Indien dat wel het geval is, is inwonerschap voor verdragsdoeleinden afhankelijk van de vraag met welk land de connectie nog het sterkste is.

Gezien het tijdelijke verblijf in de oorspronkelijke woonstaat en de intentie om terug te keren naar de werkstaat, zal inwonerschap aan de werkstaat worden toegewezen voor verdragsdoeleinden.89 Er treedt dan geen verandering op voor de toewijzing van het heffingsrecht als gevolg van de reisbeperkingen tijdens de COVID-19 pandemie.

3.1.2 De OESO-aanbevelingen omtrent de thuiswerkplek als vaste inrichting tijdens de COVID-19 pandemie.

Het OECD-secretariaat geeft daarnaast aanbevelingen met betrekking tot de vraag of een thuiswerkplek kan worden aangemerkt als vaste inrichting in de woonstaat van de werknemer voor de werkgever die niet in het woonland van de werknemer is gevestigd en daar ook geen vaste inrichting heeft. De vraag of een thuiswerkplek kan kwalificeren als vaste inrichting voor een onderneming, moet worden beantwoord aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden.90 De definitie van een vaste inrichting wordt gegeven in art. 5 lid 1 OMV: een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend. Dit wordt ook wel een fysieke vaste inrichting genoemd.91 Voor een fysieke vaste inrichting moet er sprake zijn van een vaste bedrijfsinrichting die ter beschikking staat aan de onderneming. Een vaste bedrijfsinrichting omvat alle gebouwen, faciliteiten of installaties die worden gebruikt voor het uitoefenen van de werkzaamheden voor de onderneming, ongeacht of ze al dan niet uitsluitend voor dat doel worden gebruikt.92 Het is daarbij ook niet van belang of deze eigendom zijn van de onderneming, gehuurd worden of op andere wijze ter beschikking staan aan de onderneming.93 Essentieel is dat de ondernemer er beschikking over heeft.94 Het enkele feit dat een onderneming beschikt over een bepaalde hoeveelheid ruimte die wordt gebruikt voor zakelijke activiteiten, is voldoende om een vaste inrichting te vormen.95

88 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 42.

89 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 41.

90 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 14.

91 C. van Raad e.a., Cursus Belastingrecht (Internationaal Belastingrecht), studenteneditie 2020-2021, Deventer:

Kluwer 2020, p. 273.

92 OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 5 – paragraph 10.

93 OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 5 – paragraph 10.

94 C. van Raad e.a., Cursus Belastingrecht (Internationaal Belastingrecht), studenteneditie 2020-2021, Deventer:

Kluwer 2020, p. 275.

95 OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 5 – paragraph 11.

19 Er moet sprake zijn van een zekere mate van bestendigheid en de plek moet ter beschikking staan aan de onderneming.96 De nadruk wordt hierbij gelegd op de omstandigheid dat de werknemer verplicht wordt zijn eigen woning op een continue basis te gebruiken voor het verrichten van ondernemingsactiviteiten van de werkgever; een aanwijzing hiervoor is het niet ter beschikking stellen van kantoorruimte aan de werknemer terwijl de aard van de werkzaamheden dat duidelijk zouden vereisen.97 En hoewel de werknemer werkzaamheden ten behoeve van de onderneming uitoefent vanuit huis, wil niet zeggen dat de woning ter beschikking staat van de onderneming.98 Doordat de reisbeperkingen als gevolg van de COVID-19 pandemie slechts van tijdelijke aard zijn en aan de werknemer nog een kantoor ter beschikking staat, zou de thuiswerkplek niet als vaste inrichting moeten kwalificeren omdat er geen sprake is van een zekere mate van bestendigheid en de thuiswerkplek niet ter beschikking staat aan de onderneming.99 De thuiswerkplek van grensarbeiders zal gedurende de COVID-19 pandemie dus niet kwalificeren als een vaste inrichting voor een werkgever die in de werkstaat is gevestigd. Een uitzonderlijke en tijdelijke verandering van de werklocatie van de werknemer zou op zichzelf geen vaste inrichting voor de werkgever moeten opleveren.100

Indien echter sprake is van een vaste vertegenwoordiger in de zin van art. 5 lid 5 en 6 OMV, kan toch sprake zijn van een vaste inrichting. Hiervan kan sprake zijn indien een werknemer gewoonlijk contracten afsluit namens zijn werkgever in de werkstaat, maar dit nu vanuit de woonstaat doet. Er kan sprake zijn van een vaste inrichting in de woonstaat via een vaste vertegenwoordiger indien de werknemer gewoonlijk contracten afsluit namens de werkgever in de woonstaat van de werknemer. Of iets gewoonlijk is, hangt af van de omvang en de frequentie van de activiteiten.101 Het bij uitzondering door volksgezondheidsmaatregelen thuiswerken mag niet als gewoonlijk worden beschouwd en kan daarom niet als vaste inrichting worden beschouwd, omdat geen sprake is van een afhankelijke vertegenwoordiger.102

3.1.3 De OESO-aanbevelingen omtrent het verschuiven van het heffingsrecht naar het woonland als gevolg van het thuiswerken.

Wanneer wordt gekeken naar artikel 15 OMV en de toewijzingssystematiek, geeft het OECD-secretariaat in een drietal situaties aanbevelingen over de toepassing.

96 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 14.

97 C. van Raad e.a., Cursus Belastingrecht (Internationaal Belastingrecht), studenteneditie 2020-2021, Deventer:

Kluwer 2020, p. 275-276.

98 OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 5 – paragraph 18.

99 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 16-17.

100 S. Hemmes-van der Kurk, ‘De gevolgen van de Corona-maatregelen van thuiswerken in grensoverschrijdende situaties – update bilaterale afspraken’, Over de grens 2020-0066, p. 8.

101 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 23.

102 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 24.

20 Allereerst wordt de situatie behandeld waarin een grensarbeider door coronarestricties geen werkzaamheden kan verrichten en betaald wordt vanuit een subsidie die de werkgever ontvangt ten gevolge van de coronamaatregelen. Deze betalingen kunnen worden gezien als betalingen in het kader van de dienstbetrekking.103 Conform het OESO-commentaar104 moeten deze betalingen gealloceerd worden aan de Staat waar de werknemer normaal gesproken gewerkt zou hebben. De arbeidsbeloning van de werknemer wordt dus belast conform zijn reispatroon voor de coronarestricties, waardoor er niks veranderd in de toewijzing van heffing in deze situatie.105 De tweede situatie betreft de mogelijkheid dat een grensarbeider door coronarestricties de woonstaat niet kan verlaten om zijn werkdagen uit te oefenen in de werkstaat, waardoor de 183-dagen grens van artikel 15 lid 2 sub a OMV niet langer gehaald wordt. Indien aan de overige cumulatieve voorwaarden wordt voldaan, zou het enkele feit dat de werknemer niet meer in staat is om 183 dagen in de werkstaat te verblijven door de coronarestricties betekenen dat het heffingsrecht over alle werkdagen verschuift naar de woonstaat. Het OECD-secretariaat geeft de aanbeveling dat deze dagen behandeld moeten worden conform de uitzondering bij ziektedagen als bedoeld het OESO-commentaar.106 Indien een werknemer door ziekte wordt belemmerd om de woonstaat te verlaten, worden deze dagen geacht te zijn doorgebracht in de Staat waar de werknemer normaliter had verbleven indien hij niet ziek was geweest.107 Deze uitzondering kan worden doorgetrokken naar situaties waarbij werknemers niet kunnen reizen door coronarestricties, zoals quarantaine of gesloten grenzen.108 Dit geldt echter niet voor werknemers die vanuit huis werken omdat het door de overheid wordt afgeraden om te reizen.109 Hierdoor kan de werkstaat het heffingsrecht verliezen indien de werknemer niet langer de 183-dagen grens haalt.

Als laatste wordt de situatie behandeld waarin de werknemer vanuit huis – de woonstaat – werkt ten behoeve van een werkgever die niet in die woonstaat is gevestigd. De thuiswerkdagen van de werknemer worden belast in de woonstaat, waardoor de werkstaat niet kan heffen over die dagen.

Indien de werkgever daar niet gevestigd was, kan de werkgever met extra inhoudingsverplichtingen worden geconfronteerd indien een van haar werknemers vanuit de woonstaat werkt.110

103 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 50.

104 OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 15 – paragraph 2.6.

105 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 52.

106 OECD Commentaries on the Articles of the Model Tax Convention – Commentary on Article 15 – paragraph 5.

107 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 55.

108 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 55.

109 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 55.

110 OECD Secretariat, OECD Secretariat Analysis of Tax Treaties and the impact of the COVID-19 Crisis, OECD Parijs: 21 January 2021, paragraph 59.

21 3.2 De overeenkomsten van Nederland met België en Duitsland.

Om nadelige en ongewenste gevolgen ten aanzien van de belastingheffing bij grensarbeiders te voorkomen, heeft Nederland met zowel België en Duitsland afspraken gemaakt. De overeenkomsten zijn tot stand gekomen in een onderlinge overlegprocedure als bedoeld in artikel 28 OMV. Beide overeenkomsten zijn gesloten over de toepassing van het belastingverdrag op werknemers van een van beide landen die normaliter hun werkzaamheden in het andere land zouden uitoefenen, maar dit door coronarestricties momenteel niet kunnen.111 Om een verschuiving van heffingsrecht te voorkomen, zijn afspraken opgenomen over onder andere de interpretatie van de regels omtrent de toewijzing van heffing bij inkomsten uit dienstbetrekking.

In zowel de overeenkomst met België112 als de overeenkomst met Duitsland113 is afgesproken dat thuiswerkdagen van grensarbeiders belast mogen worden in het land waar gewerkt zou zijn als men niet vanwege coronarestricties thuis had moeten werken.114 Men is echter niet verplicht om van deze regeling gebruik te maken. Hierdoor kan de grensarbeider kiezen om het werkelijke reispatroon te volgen of te kiezen voor een fictieve verdeling van de werkdagen tussen de woon- en werkstaat op basis van het reispatroon voor de COVID-19 pandemie. De keuze moet wel consequent in beide landen worden toegepast, zodat de inkomsten daadwerkelijk worden belast

In zowel de overeenkomst met België112 als de overeenkomst met Duitsland113 is afgesproken dat thuiswerkdagen van grensarbeiders belast mogen worden in het land waar gewerkt zou zijn als men niet vanwege coronarestricties thuis had moeten werken.114 Men is echter niet verplicht om van deze regeling gebruik te maken. Hierdoor kan de grensarbeider kiezen om het werkelijke reispatroon te volgen of te kiezen voor een fictieve verdeling van de werkdagen tussen de woon- en werkstaat op basis van het reispatroon voor de COVID-19 pandemie. De keuze moet wel consequent in beide landen worden toegepast, zodat de inkomsten daadwerkelijk worden belast

In document Working from anywhere. (pagina 20-0)