• No results found

Economische voor en nadelen Maatschappelijke voor en nadelen

T: Oké, ik wil u bedanken voor u eerlijkheid Even kijkend naar de tijd wil ik het interview afronden.

7.2.9 Interview medeoprichter RecyQ Richard

R: Afval verwerken gaat landelijk gaat het echt gewoon perfect! Nederland zit in de top 4 van Europa. Het is ook echt een gidsland. Er worden ook methodes overgenomen om toe te passen op anderen landen. Dus Nederland doet het als land goed, maar stedelijk zie je dan wel dat er problemen zijn. Vanwege de

hoogbouw, de culturele diversiteit. De boodschap benadert niet iedereen. Er zijn verschillende doelgroepen waarmee in de communicatie niet echt rekening mee wordt gehouden. We hebben ook Engelstalige klanten, dus wij passen ook onze markt daaraan. Er ontbreekt een stukje smeermiddel in het verhaal. Er mist een prikkel voor de burger om het te doen, om afval te scheiden. En uit ons onderzoek blijkt dat mensen niet genoeg tools hebben om thuis aan de slag te gaan. Dat doen wij dus wel.

Bijvoorbeeld met de tassen. Dat ze thuis orde kunnen scheppen in de chaos. De communicatie stellen we af op de doelgroepen en de harde noten kraken we via de kinderen. Vooral hier, we zitten in een wijk met het slechtste afval percentage, afvalscheidingspercentage van Nederland. We willen ervan leren. Want als het hier werkt, dan weten wij dat het ook werkt in de Bronx. En als het in de Bronx werkt, kan het ook in Afrika werken en Latijns-Amerika.

T: Nou de overstap van de Bronx naar Afrika, ja dat is wel een grote overstap.

R: Nee, het is niet zo een grote overstap als je denkt. Al die mensen hebben iets gemeen. Ze leven vaak dag tot dag. Ze zijn niet bezig met het thema afval. Het is geen onderdeel van dagelijkse realiteit. Dat is wat wij hier doen, is dat wel een onderdeel maken. De pilot die wij hebben gedraaid is vooral om de buurt te verbeteren. En om het afvalscheidingspercentage te verhogen. Eigenlijk interventies ontwikkelen om dat te stimuleren. We werken het liefst blijvend, dus een blijvende impact. Dat is moeilijk met vastgoed, want als je een plek hebt dan ben je daar echt aanwezig. Maar zodra je weg bent, gaat ook een deel van het effect weg. En ook de containers, die wij hebben plaatsen, voor onze winkels en om de bewoners te stimuleren. Die zijn ook weggehaald. Dus een deel van het effect is niet blijvend. Maar wat we wel hebben kunnen realiseren is een wormenhotel. Nadat wij hier weg zijn, dat is juni of juli, komt er een buurtcompostbak. Zo een groot houten bak, met drie verdiepingen. En daar zitten wormen in. Dat is voor organisch afval. De mensen die daaraan meedoen, weten ook waarvoor ze het afval scheiden. Ze halen er compost bij, er groeien plantjes aan de bovenkant. Het heeft een wel een stimulerende werking, maar ja een wormenhotel heeft een relatief kleine voetafdruk voor een project dat groter is. Dus ons doel is nu om met buurtwerkkamers te werken. Het zijn een soort buurthuizen, maar dan wat kleinere schaal. We hebben met ze afgesproken dat alles wat wij hier doen, zij later overnemen als wij hier weggaan. Dus als wij hier sluiten, dat het project niet verloren gaat en het verhaal in stand houden. En zij kunnen er ook wat aan verdienen, bijvoorbeeld het textiel, dat kunnen ze dan voor een klein prijsje verkopen. Het idee is nu zo erg geëvalueerd dat we niet heel lang in een buurt hoeven te zitten om een blijvende impact op de maatschappij te hebben uit die buurt. Want mensen zijn ook bereidt om spullen af te geven, om een buurman of buurvrouw daarmee blij te maken. Het is een beetje een ruilhandel-achtig iets.

R: Ja mensen vinden het leuk om even langs te komen, koffie te drinken en een praatje te maken. Dat heb je niet zo snel in andere winkels. Dat zijn meestal winkels waar je met een doel naartoe gaat en dan ben je zo weer weg. Buurthuizen hebben een deel van die rol, bijvoorbeeld met de 1 euro ontbijtjes, mensen weten niet zeker of het gratis is of dat ze moeten betalen of moeten inschrijven. Die drempel moeten ze weghalen. Want als ze die weghalen komen er meer verschillende doelgroepen op de buurthuizen af. T: Dit is de eerste keer dat ik hoor dat een buurthuis niet echt toegankelijk is voor iedereen. Hoe komt dat? R: De gemeente heeft de buurthuizen afgestoten. Zij worden nu geëxploiteerd door verschillende

bedrijven. Daarom is het voor hun belangrijk om een kleine inkomstenbron hieruit te halen. En dat doen ze door kleine verdiensten te verlenen, zoals zalen huren. En daarom wordt er voor sommige groepen een drempel gecreëerd, omdat ze dit misschien niet kunnen betalen. En daarom zitten die buurtwerkkamers daar. Die zijn nog iets laagdrempeliger. Maar ja, dat is dus de context waar wij ons een beetje in bewegen. En ja, dan heb je de gemeente, die wilt wat. Ze willen gescheiden afval, zoals ik al zei. En hier heb je die laagste percentage van de stad en een laag percentage van het land. Dus men is daar heel erg actief in. En daar zijn wij in 2014 mee begonnen. We willen het afvalscheidingspercentage verhogen en we willen de buurt iets beter achterlaten dan dat die was. En tenslotte willen wij ook vrijwilligers, jongeren, mensen beetje emanciperen. Opzoek naar werk of dagbesteding of iets. En dat een rol van betekenis geven. En dat hebben we afgelopen twee jaar gedaan, met verschillend succes. Op de vorige locatie, waar jij al eerder op de dag was, is het scheidingspercentage met 80% omhoog geknald. De acht vrijwilligers hebben ook meer perspectief gekregen. Sommige hebben een vaste baan gekregen, andere hebben meer perspectief

gekregen in wat ze willen en een aantal mensen zijn nog met ons. Dus dat zijn een beetje de kaders. En wij zelf hebben, nou ja, er is een startup uit voortgekomen, recyQ. Die is uit dat project eigenlijk ontstaan. T: Dus dat RecyQ is ontstaan in een proces uit buurtverbetering, kan ik het zo zien?

R: Precies, er is een methode ontwikkeld voor waar het niet zo lekker gaat, op het gebied van afval scheiden en op het gebied van bewustwording, op het thema circulair, om juist op die plekken een positieve wending te geven.

T: Oké, want jullie waren echt al vanaf het begin bezig met circulaire economie en afval scheiden op een circulaire wijze?

R: Ja kijk dit is de oude flyer, we waren begonnen met voornamelijk textiel. Reparaties upcycling en echt vintage kleding en daarmee hebben wij de eerste echte aanzet gegeven.

T: Oké, want jullie doen dus ook aan upcycling?

R: Ja, voornamelijk met textiel, daar maken wij nu tassen van en jeans. Ook met fietsen, oude depot fietsen halen wij nu binnen en knappen we die weer op. En vervolgens worden zij verkocht voor een prikkie. En het geld komt weer terug in het plan. Het circuleert weer terug, zodat je het weer kan investeren in ons eigen project. Of we steunen projecten in het buitenland, zonnepanelen en dergelijke. T: Oké, want je vertelde wel volgens mij over dat de containers worden weggehaald. Waarom halen ze die dan weg?

R: Ja, die van de gemeente ja. De textielbakken, ja… Ja, dat zou je aan de gemeente moeten vragen. De gemeente wilt wel dat mensen meedoen, maar van wat ik heb gehoord, heeft de gemeente niet genoeg capaciteit om in elke buurt waar het niet zo goed gaat extra voorzieningen te bieden. Want die containers

moeten geleverd worden en ze moeten geplaatst worden, maar de echte reden geeft men niet. Bijvoorbeeld de containers die bij Wisseloord stond, een van hen is met ons meeverhuisd. Maar die extra container bij Wisseloord is nu weggehaald. Dus ze halen eigenlijk een deel van de impact daarmee ook weg. Want hierdoor is de mate van impact weer naar beneden gekelderd. Dus dat is wel een aandachtspunt, maar daar hebben wij zelf weinig invloed op. Want de gemeente werkt ook met verschillende partners in de

afvalindustrie en wij merken daardoor dat dat stukje, de logistiek, door die verschillende samenwerkingen heel moeilijk te regelen is. Dat is ook een aandachtspunt. Dit verhaal van de tokens, om burgers te belonen voor de medewerking, moesten we in het verleden op hold zetten door de uiteenlopende belangen en logistieke redenen. Maar voor ons was dat wel een waardevolle les geweest, van houdt daar rekening mee, dat niet alles wat zou werken in praktijk uitvoerbaar is met je partners. Zoals in dit geval de gemeente. T: Ik heb juist gehoord van de gemeente dat ze heel veel investeren in de startups en dat ze helpen met de regelgeving, dat ze dat proberen aan te passen…

R: Proberen is het goede woord, ja. Want door de samenwerkende partners kunnen ze niet iedereen blij maken. De belangen zijn natuurlijk groot, en men is heel voorzichting voordat men toezeggingen doet, naar een of andere partij. Want de gemeente wilt altijd een gelijk en neutraal speelveld hebben. En men is bang als ze bijvoorbeeld ons de toezegging doen, van textiel ofzo, zouden ze dat bij een ander

gelijkwaardige partij dat ook gelijk doen. Terwijl ze daar misschien niet op voorbereidt zijn. Maar aan de andere kant halen ze daarmee het momentum bij verder gevorderde partijen weg. Een andere oplossing zou zijn dat een bedrijf, gelijkwaardig aan die van ons, bewust of onbewust met private partijen

samenwerken, private watermanagement bedrijven. Die hebben zij aan hun achterdeur. Dus wij werken met de gemeente en containers. Maar zij hebben dan de private ondernemingen, die halen het afval voor hun op. Maar eigenlijk is dat wettelijk niet toegestaan, maar de gemeente ziet het door de vingers omdat het tijdelijke pilots zijn. Ik weet wel dat de gemeente daarvan af wilt, dat ze niet willen dat ze met bewonersafval werken. Want er is een strikte scheiding tussen bewonersafval en bedrijfsafval. De

bedrijfsafval is een vrije markt. Maar de bewonersafval, die behoort toe aan de Afval- en Energiebedrijf in Amsterdam. Het is een beetje een monopolie eigenlijk… En als je het dan hebt over circulair, zoals wat wij hier doen, dan gaat het eigenlijk een beetje tegen onze visie in.

T: Dus alles wat hier overblijft, moeten jullie bij de AEB weer inleveren?

R: Ja, dus de containers die hier staan, gaan wee naar de AEB. En zij hebben een verbrandingsoven. En zij krijgen 80 euro per ton van de gemeente, voor het verwerken van dat afval. Nou is de gemeente daar aandeelhouder, maar het blijft een bedrijf. Dus zij varen er goed bij als er meer in die ovens gaat. En als je heel veel gaat scheiden, dan gaat een deel naar een plastic bedrijf en gaat ene deel naar papierbedrijf en dan gaat er minder die oven in. Dus men vangt dat nu op door afval te importeren uit England, Italië, anderen landen. Om zo toch hun profijt te krijgen uit dit proces. Dus die haalt heel veel acquisitie, waar afvalstorten een probleem is. Maar er moet wel gezegd worden, het is een heel geavanceerd bedrijf, met een goed systeem. Desalniettemin, verlies je bij verbranding altijd een deel van de waardevolle

grondstoffen. En er komen ook gewoon CO2 gassen vrij. Niet zoveel als bij een koolcentrale, maar toch best wel wat. En je verbrandt ook gewoon de reststromen, ter waarde van iets van 25 miljoen euro per jaar. En als je dat er gewoon uit zou kunnen halen, en een nieuwe bestemming zou kunnen geven dan verdien je er geld aan en dan hoef je minder te verbranden, maar dan zou je die oven weer kunnen dichtgooien. Maar de gemeente zit vast aan lange termijn contracten, dus dat gaat niet zo snel. T: Zijn jullie ook echt verplicht om het bij het AEB in te leveren?

R: De AEB is echt de eindverwerker, dus alles wat we in de containers gooien gaat ook daar heen. Dus het is wel een soort van verplichting. We hebben wel een ontheffing gekregen voor textiel, om daar

bijvoorbeeld tassen van te maken. En alles wat we zelf nog een tweede leven kunnen geven, mogen wij doen. Maar een merendeel wat binnenkomt, gaat toch uiteindelijk daarheen. En de AEB is nu wel bezig met een nascheidingsinstallatie. En daar is de bedoeling dat ze van het afval, gas gaan maken. Na- scheiding is nog altijd beter dan geen scheiding, maar het is niet efficiënter dan bij de bron scheiden. Het liefste heb je dat organisch afval helemaal gescheiden wordt van de rest, omdat dat nat is. En daar is Amsterdam nog niet, helaas. Want je kan daar allerlei voeding- en grondstoffen uit halen zoals nutraten, energie, compost, noem maar op. En wij willen daar een klein beginnetje voor creëren. En daarom hebben wij het wormenhotel. Om ook zo bij de burgers en de bewoners het besef te geven van dit moet niet bij dat afval. Want het is bijna de helft van alles wat we aan afval produceren is organisch. De EU heeft nu ook nieuwe maatregelen verkondigd om voedselverspilling tegen te gaan. Onderdeel daarvan is dat we met z’n allen minder voedsel gaan weggooien en hoe we dat opnieuw gaan gebruiken. Want het is ongelofelijk. Want er gaan per jaar 170/175 kilo per persoon verloren. Alleen al aan voedsel. Dus dat is heel wat. In steden als Amsterdam zie je dat er een grote mentale drempel is, om daar ook verandering in te brengen. Bijvoorbeeld de emmertjes die je in New York ziet, om organisch afval op te halen, dat zie je hier nog niet zo snel. Omdat men bang is dat de burgers het niet goed zullen begrijpen, of het niet goed gaan doen. Dus er is hier toch wel wat meer conservatief denken, terughoudendheid op dat gebied.

T: En jullie zien jezelf beetje als de spil ertussen?

R: Ja, dus wij laten ook in de praktijk zien wat wel en wat niet werkt. Want je kunt heel veel dingen bedenken, maar je moet ook zien of het aanslaat. De wormenhotels is iets wat enorm populair aan het worden is. Er zijn iets van 30 hotelaanvragen in de stad. Dus dat is ook een hele effectieve, omdat het ook zichtbaar is voor de mensen. Iets zichtbaars, iets tastbaars, zoals ook bij deze store, is nodig om mensen bewust te maken, de bewustwording wordt zo gestimuleerd. En niet zoiets als een afvalkalender van de gemeente. Mensen willen iets kunnen doen, ze willen het kunnen zien, terwijl als je het in een afvalbak gooit is het zo anoniem. Met ons idee worden ze ervoor beloond. De gemeente is nu bezig met een onderzoek om dit concept niet door heel de stad kunnen doen. Kleinschalige recyclecentra door heel de stad heen, in elke stadsdeel.

T: Wat vinden jullie ervan dat zij dat idee willen overnemen?

R: Zo lang ze maar betalen. Nee grapje, voor ons is dat aan de ene kant goed en aan de andere kant niet. Aan de ene kant was dat ons doel om te bereiken, maar aan de andere kant hebben wij niet de middelen om dat in stand te houden om dat op die manier te doen. Dus wij kunnen het alleen maar toejuichen en zorgen dat wij een rol blijven spelen.

T: Ja, want worden jullie wel genoeg bij betrokken bij het onderzoek?

R: Ja, aan de ene kant wel en de andere kant niet. Want wat je ziet, is zodra het groter wordt wilt men je concept lenen of gebruiken. Maar men neemt je niet mee in het ontwikkelverhaal. Daar moet je zelf in mee, zelf voor vechten. We kunnen het niet echt tegenhouden. Maar ja, het creëert impact. In een stadsdeel blijven is niet voldoende. Dus uitbreiden is ook nodig. Maar ja, we moeten wel waakzaam blijven, zoals met het product patenteren, merkrecht, dat alles wat er een beetje mee te maken heeft wel ook genoemd wordt met wat wij hebben gedaan en niet dat het een op een in een ander jasje verkocht gaat worden. Dus we zijn natuurlijk blij dat het breder wordt gedragen, maar we doen het niet voor niets. Want we zien dat er veel geld voor gemoeid is en dat ze grote budgetten hiervoor beschikbaar hebben. En wij doen alles op zo minimaal mogelijke kosten. We proberen onze voetdruk zo klein mogelijk te houden.

T: Hebben jullie financiële bijdrage gekregen van de gemeente?

R: Ja, we hebben het nog niet binnen. We hebben dit nog uit onze zak moeten betalen. Het is toch een trage besluitvorming, dat je een beschikking hebt. Daarna moet het ook nog door de financiële molen. En daar gaat dan weleens wat mis, of een IT-probleem. Bij de gemeente loopt het vaak op die manier. Er is wel een overeenkomst. En dat is dan echt op prestatie en verschillende targets hebben we daarin. Maar het is niet dat we jaarlijks hetzelfde bedrag zouden krijgen.

T: En het is volgens mij niet zo makkelijk om zoiets te krijgen?

R: Nee, nee, het is zeker niet makkelijk! Het is hele moeilijk. Wij zijn niet een gemeente. Wij helpen hun om verder te komen op het thema afval scheiden en circulaire handelingen. Maar de gemeente heeft een systeem. Alles is ingesteld als een onderdeel hiervan en alles functioneert ook zo. Dus wat wij hebben moeten doen, is onze leefwereld activiteiten moeten vertalen naar een taal dat voor hun begrijpelijk is. We hebben onderzoek gedaan met verschillende grafieken en diagrammen. We hebben een projectplan wettelijk mogelijk geschreven. We hebben gekeken naar de doelstellingen, en op welke manier haken wij daaropin en hoe leveren wij daar een bijdrage aan. Dus er gaat een heel veel vertaalwerk in zitten, zodat een gemeente je begrijpt en dat ze er ook iets mee kunnen.

T: Dus jullie hebben zelf al het onderzoek moeten doen? En jullie zijn hier niet echt in gesteund door de gemeente?

R: Nee nee nee, want je hebt niet heel veel partijen die hiermee bezig zijn. Je hebt er een paar, maar die hebben ook niet al de wijsheid, die weten ook niet hoe alles moet. Dus we hebben zelf veel onderzoek moeten doen. Maar andere partijen hebben ons hierin wel gesteund, zoals het ministerie van infrastructuur en milieu, van afval naar grondstof. Veel literatuurstudie moeten doen. Ook veel psychologische studies. Veel pilots en projecten onderzoeken die al gehouden waren in Amsterdam. We hebben minimaal 4000