• No results found

DEEL 2: OMGEVINGSANALYSE

4. Institutioneel landschap

In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op de verschillende actoren die actief zijn in het pleegzorglandschap. Aangezien pleegzorg een bevoegdheid is van de gemeenschappen gaat het vooral om instanties op Vlaams niveau. Desalniettemin is ook de federale overheid betrokken bij de pleegzorgprocedure gezien bij niet-rechtstreekse pleegzorg de jeugdrechtbank bevoegd is om pleegzorgplaatsingen te doen. De lokale overheden hebben geen verantwoordelijkheden inzake pleegzorg. Sommige lokale overheden engageren zich echter wel in een samenwerking met Pleegzorg Vlaanderen om pleegzorg extra ondersteuning te bieden.

Daarnaast worden enkel de instellingen waarmee pleegzorgers in contact komen bij het worden van pleegzorger toegelicht. Instellingen of organisaties waarmee pleegzorgers in contact komen tijdens de pleegzorgplaatsing worden niet besproken. Ook de actoren waarmee de pleegkinderen en/of de oorspronkelijke ouders in contact komen, komen niet aan bod. Het institutioneel landschap is in werkelijkheid dus veel breder dan wat hier besproken wordt.

4.1. De federale overheid en pleegzorg

De federale overheid is betrokken bij de procedure om pleegzorger te worden aangezien naast vrijwillige plaatsingen pleegzorgplaatsingen ook opgelegd kunnen worden door de jeugdrechter. De jeugdrechtbanken vormen onderdeel van justitie, een federale bevoegdheid. Daarenboven vallen ook binnen de gerechtelijke jeugdbijstand (de gedwongen jeugdhulpverlening) de maatregelen voor de ouders ter bescherming van de minderjarigen onder de bevoegdheid van de federale overheid (Balcaen, 2017).

De jeugdrechtbank maakt deel uit van de rechtbank van eerste aanleg (Hoven & Rechtbanken, 2020). In België zijn er twaalf gerechtelijke arrondissementen die dus elk een jeugdrechtbank hebben. In Vlaanderen zijn dit de arrondissementen West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Brussel, Leuven en Limburg. De rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen heeft afdelingen in Brugge, Ieper, Kortrijk en Veurne.

De jeugdrechtbank kan in drie gevallen beslissen om kinderen uit huis te plaatsen (agentschap Jongerenwelzijn, 2017 b). Ten eerste als het kind in een heel moeilijke situatie zit, dit wordt ook wel een ‘verontrustende situatie’ of VOS genoemd. Daarnaast kan de jeugdrechter beslissen om het kind in bescherming te nemen en dus het kind uit huis te plaatsen, als het kind heel dringend hulp nodig heeft. Tot slot is een dergelijke maatregel ook mogelijk als de jeugdrechter vaststelt dat de ouders het kind niet behandelen zoals het hoort. In dergelijke gevallen kan de jeugdrechter beslissen het kind in een pleeggezin te plaatsen. Het is dan de taak van de sociale dienst van de jeugdrechtbank om deze beslissing uit te voeren (agentschap Jongerenwelzijn, 2017 b).

4.2. Vlaamse actoren bij het worden van pleegzorger

Zoals reeds eerder werd vermeld, is pleegzorg een bevoegdheid van de gemeenschappen. De belangrijkste instellingen in het pleegzorglandschap zijn dan ook op Vlaams niveau geregeld. Binnen de Vlaamse overheid is pleegzorg vooral een taak van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en het agentschap Opgroeien. Het pleegzorgbeleid ontworpen door deze overheidsdiensten, wordt uitgevoerd door Pleegzorg Vlaanderen vzw en de provinciale pleegzorgdiensten. Bij het worden van pleegzorger komen pleegzorgers voornamelijk in contact met Pleegzorg Vlaanderen vzw, de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (kandidaat)pleegzorgers en de provinciale pleegzorgdiensten.

4.2.1. Pleegzorg Vlaanderen vzw

Pleegzorg Vlaanderen is de partnerorganisatie van de Vlaamse overheid voor pleegzorg. Tot de opdrachten van de partnerorganisatie behoren het vertegenwoordigen van verschillende doelgroepen, uitvoeren van enkele decretale taken en optreden als structurele gesprekspartner voor pleegzorg met de Vlaamse Gemeenschap (art. 19, §1, Tweede lid, Decreet houdende de organisatie van pleegzorg, 15 april 2018). Deze opdrachten werden vastgelegd in een convenant met het agentschap Opgroeien. Pleegzorg Vlaanderen heeft dus drie grote taken waarvoor het subsidies ontvangt van de Vlaamse regering (art. 19, §3, Decreet houdende de organisatie van pleegzorg, 15 april 2018). Vooral de decretale taken hebben betrekking op de procedure om pleegzorger te worden. De belangrijkste decretale taken zijn namelijk:

“Het sensibiliseren rond en bekendmaken van pleegzorg, het ondersteunen van de diensten voor pleegzorg en de registratie van beleidsrelevante parameters” (Art. 19, §1, tweede lid, Decreet houdende de organisatie van pleegzorg, 15 april 2018).

Voor het bekendmaken van pleegzorg werkt Pleegzorg Vlaanderen met een uitgebreide website waar alle provinciale diensten op aangesloten zijn. Op “www.pleegzorgvlaanderen.be” kan iedereen terecht voor informatie of vragen. Daarnaast is Pleegzorg Vlaanderen actief op tal van sociale media en zijn er regelmatig samenwerkingen voor een sensibiliseringscampagne. Denk maar aan de recente samenwerking met studio100 en VTM (cf. supra).

4.2.2. Adviescommissie voor voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en

(kandidaat-) pleegzorgers

De provinciale pleegzorgdiensten kunnen gezinnen weigeren om pleegzorg aan te bieden (Pleegzorg West-Vlaanderen, sd c). De kandidaat pleeggezinnen kunnen in dergelijke gevallen bij de Adviescommissie voor voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (kandidaat-) pleegzorgers (Adviescommissie WVG) een bezwaar indienen tegen deze beslissing (Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, sd). Ook pleegzorgers kunnen een bezwaar indienen tegen een beslissing als deze “een toelating, vergunning of erkenning weigert te verlenen, te verlengen of te wijzigen; of als deze de gedwongen wijziging, schorsing, opheffing of de intrekking van een toelating, vergunning of erkenning” (Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, sd) bevat. De Adviescommissie WVG behandelt dergelijke bezwaren in de kamer voor welzijnsvoorzieningen (Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2019). Deze kamer bestaat uit vijf leden en wordt ondersteund door het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

4.2.3. Provinciale pleegzorgdienst.

4.1.3.1. Algemeen

Sinds het pleegzorgdecreet telt Vlaanderen vijf provinciale diensten voor pleegzorg: Pleegzorg Antwerpen, Pleegzorg Limburg, Pleegzorg Oost-Vlaanderen, Pleegzorg West-Vlaanderen en Pleegzorg Vlaams-Brabant met inbegrip van Brussel. De diensten werden na het voldoen aan bepaalde vergunningsvoorwaarden erkend en gesubsidieerd door het agentschap Opgroeien (Pleegzorg Vlaanderen, 2018 a). De subsidies worden op jaarbasis berekend en dit op basis van het aantal ingezette begeleiding- of behandelingsmodules. Daarnaast worden de diensten ook gecontroleerd door het agentschap Opgroeien en de zorginspectie of ze de decretale bepalingen inzake pleegzorg en de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen naleven.

De decretale taken van de pleegzorgdiensten strekken zich uit over het ganse pleegzorgtraject (Pleegzorg Vlaanderen, 2018 a). De diensten zijn namelijk verantwoordelijk voor zowel het voortraject als de pleegzorgplaatsing alsook voor de nazorg wanneer een pleegkind of pleeggast het gezin terug verlaat. Tijdens het voortraject zijn de taken van de pleegzorgdiensten voornamelijk gericht op het bekend maken van pleegzorg en het zoeken naar kandidaat-pleeggezinnen. Deze kandidaat- pleeggezinnen moeten grondig gescreend en voorbereid worden alvorens een plaatsing mogelijk is. Eens het meest geschikte pleeggezin voor een pleegkind of pleeggast gevonden is, is de voornaamste taak van de pleegzorg diensten om professionele begeleiding en ondersteuning te voorzien. Deze begeleiding wordt aangeboden aan zowel het pleegkind als aan de pleeggezinnen en de gezinnen van oorsprong. Daarnaast kunnen pleegzorgers ook beroep doen op administratieve en praktische ondersteuning vanuit de pleegzorgdiensten. Zoals al werd vermeld, bieden de pleegzorgdiensten ook ondersteuning wanneer een pleegkind of pleeggast het gezin verlaat (Pleegzorg Vlaanderen, 2018 a).

4.1.3.2. Pleegzorg West-Vlaanderen

Zoals reeds in de onderzoeksvraag duidelijk werd, focust het onderzoek zich enkel op de ervaringen van pleegzorgers in de provincie West-Vlaanderen. De provinciale pleegzorgdiensten zijn namelijk wel gebonden door decretale opdrachten, maar de praktische uitwerking van deze opdrachten kan verschillen. Aangezien respondenten gezocht zullen worden via sociale media en via het informele netwerk van de onderzoeker (cf. infra), werd gekozen voor de provincie West-Vlaanderen. Bijgevolg wordt de provinciale pleegzorgdienst Pleegzorg West-Vlaanderen van dichterbij bekeken.

Pleegzorg West-Vlaanderen is een sterk groeiende dienst (Pleegzorg West-Vlaanderen, sd c). Sinds de fusie van de verschillende pleegzorgdiensten en dus het ontstaan van Pleegzorg West-Vlaanderen in 2014, kent de dienst een groei van 36.42% in het aantal pleeggezinnen. Deze groei van het aantal pleeggezinnen is echter nodig om de groei van het aantal kinderen die tijdelijk uithuisgeplaatst worden op te vangen. Dit is een gevolg van de beleidskeuze van de Vlaamse regering om pleegzorg als eerste in overweging te nemen daar waar gezinsvervangende hulp nodig is voor kinderen onder de zes jaar (Vlaamse regering, 2014). Aangezien het aantal pleegkinderen en het aantal pleeggezinnen gegroeid is, groeide ook het aantal medewerkers binnen Pleegzorg West-Vlaanderen (Pleegzorg West- Vlaanderen, sd c). In april 2019 waren er 137 medewerkers, dit is een stijging van 50% sinds het ontstaan van de dienst. Om de organisatie de mogelijkheid te bieden om te groeien werd onlangs de organisatiestructuur grondig gewijzigd. Daarnaast zijn er de laatste jaren ook heel wat nieuwe ondersteunende functies bijgekomen. Onderstaand diagram toont de verdeling van de medewerkers op 31 december 2018.

Figuur 4: Inzet van medewerkers op 31/12/2018

(Bron: Jaarverslag 2018, Pleegzorg West-Vlaanderen)

Uit deze werkverdeling valt af te leiden dat de begeleiding en het voortraject de twee grootste taken zijn van de organisatie. Dit is niet onlogisch gezien de decretale opdrachten van de provinciale pleegzorgdiensten. Binnen de taken van het voortraject vallen het verdelen van informatiepakketten, het organiseren van informatieavonden, het voorbereiden en screenen van gezinnen. Het zijn vooral deze taken van de pleegzorgdienst die in het onderzoek aan bod zullen komen. Onder het voortraject vallen de netwerkonderzoekers, screeningsmedewerkers en intakemedewerkers (Pleegzorg West- Vlaanderen, sd c). 4% 9.70% 8.90% 6.60% 57.50% 11% 10.30%

Inzet van medewerkers

Directie Ondersteunende diensten Cliëntadministratie Teamverantwoordelijken Begeleiders Psycho-pedagogen

Eens het voortraject afgerond is en een match gevonden is, start de grootste taak van de pleegzorgdienst namelijk de begeleiding. In 2018 begeleidde Pleegzorg West-Vlaanderen 959 pleeggezinnen (Pleegzorg West-Vlaanderen, sd c). Van deze gezinnen is 35% een bestandsgezin. De pleeggezinnen vingen in totaal 1.411 van de 8.078 Vlaamse pleegkinderen en pleeggasten op. Dit komt neer op 17.47%. Ondanks de duidelijke keuze van de Vlaamse regering om pleegzorg als eerste in overweging te nemen daar waar gezinsvervangende hulp voor kinderen onder de zes jaar nodig is, is er geen duidelijke stijging merkbaar in het aandeel van de jongere leeftijdscategorieën in West- Vlaanderen. De grootste leeftijdscategorie is in West-Vlaanderen namelijk 7-11 jaar (23%), gevolgd door 14-17 jaar (22%) en 4-6 jaar (13%) (Pleegzorg West-Vlaanderen, sd c).

4.3. Rol van lokale overheden

Lokale overheden hebben geen verantwoordelijkheden in het pleegzorgbeleid. Desalniettemin kunnen lokale overheden ervoor kiezen om een rol in het pleegzorglandschap op te nemen. Elke Vlaamse gemeente kan zich namelijk engageren om een duurzame samenwerking aan te gaan met pleegzorg Vlaanderen door zich kandidaat te stellen als Pleegzorggemeente (Pleegzorg Vlaanderen, 2018 b). Pleegzorg Vlaanderen tekent samen met de geïnteresseerde gemeente een samenwerkingsplan uit. Gemeenten kunnen dus zelf beslissen hoever ze gaan in het ondersteunen van pleegzorg. Die ondersteuning kan gaan van het bekend maken van pleegzorg op de media van de stad, het ter beschikking stellen van ruimte voor infoavonden en ontmoetingen tot het extra ondersteunen van het engagement van de pleeggezinnen.