• No results found

1.1 Inleiding

“Ik ben geen Máxima, maar de identiteit van Katwijk denk ik dat niet bestaat. Als je een Rijnsburger spreekt, die zegt: in Katwijk wil ik nog niet dood gevonden worden.

Dus dat is nog de oude strijd, tussen de Kattukers en de Rijnsburgers. Valkenburg is nog een dorp op zich, echt een dorp. En wat ik nog vooral van Katwijk [vind] is dat de kerken een ontzettend grote rol hebben. Het is een gewoon erg christelijke

gemeenschap.”

“-Denkt u dat er wat veranderd is in de identiteit [van Rijnsburg] in de afgelopen jaren?

-Sinds de samenvoeging? Wat denk ik veranderd is, eerst waren we gewoon wij en nu is het wij en zij. (…) Dat wij-zij is wel sterker geworden heb ik het idee. Want ja, het komt toch maar allemaal bij één iemand vandaan en dat is Katwijk. Zo voelt het dan.

In Katwijk mag er wel meer. En dat is natuurlijk heel vaak niet zo, maar dat wij-zij gevoel, dat creëert de bevolking denk ik.”

Lokale identiteit is een ingewikkeld begrip. Dat blijkt wel uit deze twee uitspraken van mensen uit de gemeente Katwijk. Het is al bijna tien jaar geleden dat Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg fuseerden tot één nieuwe gemeente Katwijk, maar een ‘wij-gevoel’ is er niet ontstaan. Juist de tegenstellingen tussen de dorpen worden door deze beide geïnterviewden benadrukt.

Lokale identiteit is niet zozeer iets onveranderlijks, maar gaat vooral over de vraag hoe mensen vinden dat hun lokale gemeenschap er uit zou moeten zien. Maar welke elementen spelen daarbij een rol? Hoe zit dat met regionale identiteit? En wat gebeurt er met de identiteit als de lokale gemeenschap verandert, bijvoorbeeld door een

gemeentefusie? Kortom: hoe wordt de lokale en regionale identiteit van inwoners geconstrueerd en wat is de rol van lokale en regionale identiteiten voor lokale gemeenschappen?

Die vraag staat centraal in dit onderzoek, dat in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is uitgevoerd onder leiding van Kees Terlouw van het Expertisecentrum Stedelijke Dynamiek & Duurzaamheid (ESD²), van het Departement Sociale Geografie & Planologie van de Universiteit Utrecht. Dit rapport is gebaseerd op een literatuurstudie, maar vooral op onderzoek in de praktijk van twee Nederlandse gemeenten.

In de gemeenten Goeree-Overflakkee en Katwijk, die allebei te maken hebben gehad met een fusie, hebben we de lokale en regionale identiteit onderzocht door vooral in gesprek te gaan met mensen. In totaal hebben we 39 semigestructureerde interviews gehouden met een zestigtal bewoners. Dit waren lokale politici, bestuurders, ondernemers en bewoners die actief zijn in dorpsraden en allerlei lokale verenigingen. Daarnaast hebben we

straatinterviews gehouden. Op basis hiervan en de uitkomsten van tientallen internationale academische publicaties hebben we dit rapport samengesteld. Meer informatie over het tijdsverloop van het onderzoek is te vinden in bijlage 1.

14 1.2 Leeswijzer

Dit rapport bestaat uit vijf delen. De eerste twee delen vormen de basis voor het bespreken en analyseren van de onderzoeksresultaten in de laatste drie delen.

In het eerste deel bespreken we kort de onderzoeksvragen en onze methodologische aanpak bij de beantwoording hiervan (hoofdstuk 2). Vervolgens gaan we in op bestaande

theoretische ideeën over identiteitsvorming en ruimte in relatie tot lokale gemeenschappen (hoofdstuk 3).

Het tweede deel introduceert de beide onderzoeksgebieden en de belangrijkste identiteitsverhalen die daar spelen. Eerst introduceren we Goeree-Overflakkee (hoofdstuk 4) en vervolgens de identiteitsverhalen in deze gemeente (hoofdstuk 5). Dan volgt een eerste kennismaking met de gemeente Katwijk (hoofdstuk 6) en de identiteitsverhalen die daar spelen (hoofdstuk 7).

In deel 3 start de bespreking en analyse van de onderzoeksresultaten. We starten met de kenmerken en de rol van lokale identiteit voor lokale gemeenschappen (hoofdstuk 8). Vervolgens bespreken we de relatie tussen individu en gemeenschap en de

verbondenheid met de lokale gemeenschap (hoofdstuk 9). Dit werken we onder meer uit in een typologie van verschillende manieren waarop mensen zich met hun woonplaats

identificeren.

In deel 4 verschuift de aandacht naar de rol van lokale identiteit bij het samengaan van gemeentes. Dit wordt vooral vanuit het perspectief van verschillende belangengroepen besproken. We beginnen met de vraag hoe lokale identiteit gebruikt wordt bij het

samengaan van gemeentes (hoofdstuk 10). Daarbij kijken we naar twee manieren. Eerst komt de vraag aan de orde hoe lokale identiteiten kunnen verdikken tot verzetsidentiteiten als in een lokale gemeenschap het gevoel ontstaat dat ze gedwongen worden om samen te gaan met anderen. Vervolgens komt de andere kant aan de orde: de vraag hoe lokale

identiteit het samengaan van gemeentes juist kan bevorderen. Hoe na de fusie met de lokale identiteiten binnen de nieuwe gemeente wordt omgegaan bespreken we daarna (hoofdstuk 11). Dit valt mooi te illustreren aan de hand van de verschillende opvattingen over

zondagsrust. Vervolgens kijken we meer in het algemeen naar de nieuwe gemeente als bijzondere gemeenschap (hoofdstuk 12). De rol van dorps- en wijkraden, de toegenomen afstand tussen burger en bestuur, dorpisme, en het gevoel dat de andere kernen meer profiteren van de nieuwe gemeente komen hier aan de orde.

In deel 5 bespreken we de positie van de nieuwe gemeente in de regio. De aandacht verschuift naar de rol van lokale en regionale identiteiten in de relatie tussen de nieuwe gemeente en haar omgeving. Daarbij analyseren we eerst de rol van lokale ondernemers (hoofdstuk 13). Vervolgens kijken we vanuit verschillende standpunten naar de regionale geopolitiek en de verhouding tussen nieuwe regio’s en lokale en regionale identiteit

(hoofdstuk 14). We bespreken de rol van landschap en duurzaamheid, de vraag hoe nieuwe gemeentes hun externe identiteit (imago) willen presenteren, de rol van

samenwerkingsverbanden en de relatie tot de provincie. De rol van identiteit in de regionale geopolitiek komen hier aan de orde. Daarbij wordt aandacht besteed aan de vraag hoe hier vanuit verschillende bevolkingsgroepen tegenaan gekeken wordt.

In het concluderende hoofdstuk 15 keren we tot slot terug bij de onderzoeksvragen, trekken we conclusies en doen we suggesties voor vervolgonderzoek.

15

Naast de verschillende delen, bestaat de tekst van dit rapport ook uit verschillende elementen. De interviews met inwoners in de beide onderzoeksgebieden vormen een belangrijk ingrediënt. Daarnaast zijn er inzichten uit theoretische literatuur. Ook bespreken we voorbeelden van onderzoek uit het buitenland, die een bepaald argument in het

hoofdbetoog illustreren of verduidelijken. Al deze elementen samen leiden tot dit rapport.

We hebben geprobeerd dit zo optimaal mogelijk leesbaar te maken door gebruik te maken van verschillende vormen van tekstopmaak en tekstboxen.

Het hoofdbetoog is te volgen door de hoofdtekst te lezen. In de hoofdtekst zijn regelmatig citaten uit interviews opgenomen. Deze zijn gemakkelijk herkenbaar doordat ze tussen aanhalingstekens staan, schuingedrukt zijn en na een tab beginnen. Na het citaat staat vermeld wie de betreffende uitspraak gedaan heeft. We hebben de geïnterviewden

daarvoor verdeeld in vier groepen: bewoners, bestuurders, ondernemers en mensen uit de publieke sector. Meer uitleg over deze verdeling volgt in hoofdstuk 3.

“Interviewcitaten zien er dus zo uit.” (bewoner)

Soms komen ook langere citaten voor vanuit literatuur. Die beginnen ook na een tab, maar zijn niet schuingedrukt. Na het citaat wordt de bron vermeld.

“Langere citaten uit literatuur zien er dus zo uit.” (Bron, jaartal)

Daarnaast maken we gebruik van tekstboxen om bepaalde elementen uit het hoofdbetoog extra te illustreren of verduidelijken. Er zijn twee soorten boxen: die met lokale

onderzoeksresultaten en die met informatie vanuit internationale literatuur.

De eerste soort bevat extra informatie over één of beide onderzoeksgebieden en is vaak gevuld met citaten van geïnterviewden en soms beelden. Deze beelden in de hoofdstukken met onderzoeksresultaten zijn, tenzij anders vermeld, ook gebruikt in de gesprekken in de lokale gemeenschap. Ook hierover volgt meer uitleg in hoofdstuk 3.

Box 1.1 Een voorbeeldbox met lokale informatie

Dit is een voorbeeld van een box met lokale informatie. Deze staat over de hele breedte van de pagina in de hoofdtekst en heeft een witte achtergrond.

“Vaak komen er ook citaten in voor.” (bewoner)

De tweede soort bevat extra informatie die is gebaseerd op onderzoek in het buitenland.

Deze is herkenbaar door de lichtgrijze achtergrond.

Soms onderbreken deze boxen de hoofdtekst. In andere gevallen staan ze ernaast.

In alle gevallen kan het betoog in de hoofdtekst worden gevolgd zonder de boxen te lezen.

Box 1.2 Voorbeeldbox met internationale informatie Een box met informatie uit internationale literatuur kan er zo uitzien, met de hoofdtekst die erlangs loopt. Hij kan de tekst ook onderbreken. Hij heeft altijd een lichtgrijze achtergrond.

16 1.3 Basisbegrippen

In deze paragraaf introduceren we een aantal basisbegrippen rond identiteit, die nodig zijn om de rol van identiteit voor lokale gemeenschappen te begrijpen. In hoofdstuk 3 gaan we verder in op de relaties tussen deze en andere begrippen en hoe deze met maatschappelijke processen verbonden zijn.

Individuele identiteit gaat over de relatie tussen het unieke individu en de gemeenschap waar het toe behoort. Een individu ontwikkelt een identiteit gedurende haar of zijn leven. Dit probeert elk individu in een zo coherent mogelijk levensverhaal onder te brengen. Identiteit ligt dus niet vast maar is onderdeel van een voortdurend spanningsveld tussen individu

(onderscheiden) en collectiviteit (delen) (Verhaeghe, 2012).

Identiteitsverhalen geven dus een vanuit een bepaald perspectief een interpretatie van wat de identiteit is, wat daarbij past, hoe die zich ontwikkelt en hoe met bedreigingen van buiten omgegaan moet worden. Er zijn niet alleen individuele identiteitsverhalen.

Identiteit van een gemeenschap gaat over de relatie tussen een gemeenschap en de rest van de samenleving. Het gaat hierbij niet alleen over de verschillen tussen gemeenschappen, maar ook over waarom men binnen de gemeenschap zich met elkaar

verbonden voelt en hoe men de verbindingen met andere gemeenschappen interpreteert.

Ruimtelijke identiteit gaat over hoe mensen de relatie tussen een herkenbaar stuk ruimte en zijn omgeving interpreteren. Daarbij is er een verschil te maken tussen de

Identificatie met een gebied, dat gaat over hoe en in hoeverre bewoners zich met dat gebied identificeren. Deze identiteit kan met verschillende soorten gebieden verbonden worden. Anderzijds is er de

Identiteit van een gebied, dat gaat over de kenmerken en de waardering die met een gebied verbonden worden door bijvoorbeeld bewoners of bezoekers van een gebied. Dit is geen individueel, maar een collectief verschijnsel gebaseerd op een gedeelde houding (attitude) ten opzichte van het gebied. Het gaat om een combinatie van gedeelde kennis (cognitief), waardering (affectief) en handelen (conatief).

Lokale identiteit gaat over de kenmerken en de waardering die met een plaats verbonden worden. Dit is meestal heel sterk met de lokale gemeenschap verbonden. In een plaats is er eerder overlap tussen deze cognitieve, affectieve en conatieve aspecten dan in een regio. De woonplaats is nog steeds de focus van het dagelijkse leven van mensen. Ondanks dat het dagelijkse leven van vele mensen zich steeds meer buiten hun woonplaats afspeelt, is de lokale identiteit meestal sterker dan de regionale identiteit. De dagelijkse leefwereld van mensen wordt wel groter, maar is nog steeds op de woonplaats gericht. Dit is meestal nog steeds het centrum van de uitdijende individuele netwerken. De geringe overlap tussen deze individuele netwerken bemoeilijkt de identificatie met een regionaal territorium en

gemeenschap (figuur 1.2).

Figuur 1.1 De relatie tussen gemeenschap, individu en identiteit

17 Figuur 1.2. Lokale gemeenschap en identiteit

Hogere schaal (Provincies en regionale

samenwerkingsverbanden)

Buurplaatsen Buurplaatsen

Individuen

(Bewoners, ondernemers etc.)

Regionale identiteit gaat over de kenmerken en de waardering die met een regio verbonden zijn. Dit gaat meer over bijzondere ruimtelijke kenmerken zoals landschap, maar kan ook op gemeenschappelijke kenmerken van de verschillende lokale identiteiten betrekking hebben.

Regionale identificatie is anders dan lokale identificatie minder vanzelfsprekend en minder met het alledaagse leven verbonden. Het is daarom vaak meer politiek georganiseerd en met bepaalde doelen verbonden. De afbakening van een regio is veel minder

vanzelfsprekend dan die van een plaats, maar vormt wel de basis van een sterke regionale identiteit.

Na deze korte introductie van een aantal basisbegrippen gaan we in het komende hoofdstuk eerst in op de hoofd- en deelvragen voor dit onderzoek en de gekozen methoden bij de beantwoording hiervan. Vervolgens gaan we in hoofdstuk 3 dieper in op theoretische ideeën over identiteitsvorming en ruimte.

Lokale gemeenschap

Lokale identiteit

18