• No results found

Dikke en dunne identiteit, legitimiteit en verzetsidentiteit

Hoofdstuk 3 Identiteitsvorming en ruimte: theorie

3.2 Dikke en dunne identiteit, legitimiteit en verzetsidentiteit

Niet elk gebied is volledig geïnstitutionaliseerd en ontwikkelt zo een stabiele dikke identiteit. Met name recent gevormde gebieden zoals gemeentelijke

samenwerkingsverbanden hebben vaak vooral een dunne identiteit. De hardheid en

flexibiliteit van deze identiteiten verschillen echter. Ze bevinden zich op een glijdende schaal tussen dikke en dunne regionale identiteiten (tabel 3.1). Dikke identiteiten zijn gebaseerd op een gedeelde cultuur en sociale relaties. Dunne identiteiten zijn meer met specifieke, meer technische problemen verbonden. Dikke identiteiten zijn op algemeen gedeelde waarden gebaseerd, terwijl dunne identiteiten meer op praktische doelen zijn gericht. Dikke

26

identiteiten zijn stabieler en geworteld in een gedeelde cultuur en geschiedenis, terwijl dunne identiteiten veranderlijker zijn en meer op samenwerking zijn gebaseerd. Dikke identiteit zorgen meer voor een bundeling van relaties binnen een gemeenschap (bonding), dunne identiteiten zorgen meer voor een uitwaaiering van relaties tussen verschillende gemeenschappen (bridging). Dikke identiteiten zien de regio als een doel op zich, terwijl dunne regionale identiteiten de regio meer als een (tijdelijk) middel zien om een doel te bereiken. Dunne identiteiten zijn meer instrumenteel op specifieke veelal economische doelen en belangen gericht, terwijl dikke identiteiten meer integratief zijn voor de hele gemeenschap. Door processen van globalisering en individualisering staan de traditionele dikke identiteiten onder druk en worden dunne identiteiten steeds belangrijker. Identiteiten worden steeds vloeibaarder en stollen meestal maar kortstondig.

Tabel 3.1 Dikke en dunne regionale identiteiten

Aspect Van ‘dik’ Tot ‘dun’

Ruimtelijke vorm Gesloten Open

Territoriaal Netwerk

Organisatie Geïnstitutionaliseerd Project

Doelgroep Alle bewoners Bestuurders en bijzondere groepen

Doel Algemeen en veel Toegespitst

Cultuur Economie

Tijd Defensief Offensief

Op verleden gericht Toekomst gericht Stabiliteit Verandering Schaal oriëntatie Naar binnen Naar buiten Bron: Terlouw, 2011

Voor de legitimering van het bestuur is het steeds belangrijker om dunne en dikke identiteiten met elkaar te verbinden.

Legitimiteit is volgens David Beetham (1991) gebaseerd op het aansluiten bij de normen van een gemeenschap. Het is het resultaat van de coherente maar veranderlijke samenhang tussen drie dimensies:

1) legaliteit van het verkrijgen en uitoefenen van macht;

2) instemming door de bevolking door mobilisatie of verkiezingen en

3) rechtvaardigheid. Deze rechtvaardiging omvat vier aspecten: allereerst moet de kennis waarop politieke besluiten gebaseerd zijn aanvaard worden door de bevolking in het gebied waarover de besluiten genomen zijn. Traditie, wetenschap en de publieke opinie zijn

tegenwoordig de belangrijkste bronnen van kennis. Daarnaast moeten ook de beleidsdoelen de belangen van de gemeenschap dienen. Vervolgens zorgt niet alleen wat het bestuur doet, maar vooral ook hoe efficiënt zij dit doet, voor legitimiteit. En ten slotte is legitimatie

geworteld in de gemeenschappelijke waarden die in de identiteit van de gemeenschap aanwezig zijn.

Samenwerkingsverbanden die zich met ‘saaie’ publiekstaken zoals afvalverwerking en groenvoorzieningen bezig houden, kunnen zich legitimeren door beter en efficiënter te werken dan de afzonderlijke gemeentes. Andere nieuwe gebieden voldoen minder

gemakkelijk aan de dimensies van Beetham. Daarom combineren bestuurders van nieuwe gebieden (zoals gefuseerde gemeentes of samenwerkingsverbanden) vaak ‘dikke’ en ‘dunne’

27

regionale identiteiten om hun besluiten te rechtvaardigen. Om hun dunne identiteit te versterken, proberen ze vaak om aan te sluiten bij gemeenschappelijke waarden verbonden met identiteiten op andere schaalniveaus. Door dit laveren tussen identiteitslagen kan zo een lokale of regionale identiteit gevormd worden (zie figuur 3.1). De communicatie van deze ingebedde identiteiten van nieuwe regio’s vergroot de legitimiteit van het handelen van deze nieuwe regio’s bij de lokale gemeenschappen (Terlouw & van Gorp, 2014).

Bestuurlijke opschaling kan dus gelegitimeerd worden door creatief en selectief aan te sluiten bij bestaande lokale en regionale identiteiten.

Figuur 3.1 Laveren tussen identiteitslagen

Schaal Positieve associatie Negatieve oppositie Collectief Bron: Terlouw & van Gorp, 2014

Bestuurlijke opschaling in de vorm van het samengaan van gemeentes zorgt aan de andere kant ook vaak voor het verdikken van de lokale identiteit en het ontstaan van

verzetsidentiteiten. Met het verdwijnen van de gemeente verdwijnt het hart van de

institutionele vorm en wordt de functionele rol van een zelfstandige gemeente gereduceerd tot een wijk of één van de dorpen. Door deze de-institutionalisering worden de territoriale vorm en de lokale identiteit belangrijker. Het verdwijnen van gemeentelijke grenzen maakt deze paradoxaal genoeg juist belangrijker voor de lokale identiteit en hoe die politiek gebruikt wordt. Het proces van institutionalisering wordt in zekere zin omgekeerd. De focus draait van buiten naar binnen en van de toekomst naar het verleden. De bestaande kennis over de lokale geschiedenis en cultuur wordt geherinterpreteerd, waarbij de grenzen en de verschillen met anderen meer benadrukt worden en een sterkere emotionele lading krijgen.

Een afgedwongen de-institutionalisering zorgt dus voor het verdikken van bestaande lokale identiteiten tot verzetsidentiteiten. Terwijl gewone dikke identiteiten vaak de basis vormen voor dunne identiteiten die verschillen overbruggen, sluiten deze verzetsidentiteiten zich van de buitenwereld af en fixeren zich op hun historische wortels en de onveranderlijkheid van de territoriale en symbolische vorm van hun gebied. Het verdwijnen van hun gemeentes kan dus de identiteit van een gemeenschap veranderen en versterken. Lokale

verzetsidentiteiten zijn daarom geen cultureel overblijfsel uit het verleden, maar ontstaan juist als reactie op het samengaan van gemeentes. Deze verzetsidentiteiten hinderen het proces van het samengaan van gemeentes doordat, gesteund door delen van de bevolking, actievoerders er soms in combinatie met lokale bestuurders in slagen om de lokale

gemeenschap te mobiliseren. Lokale identiteitsverhalen zijn hiervoor belangrijke instrumenten. Daarin worden de verschillen in identiteit met aangrenzende gebieden benadrukt en als onverenigbaar met de eigen identiteit gepresenteerd (Zimmerbauer &

Paasi, 2013; Terlouw, 2014).

28