• No results found

Hoofdstuk 12 De rol van lokale identiteiten in de nieuwe gemeente: eigen dorp eerst? . 114

12.4 Dorpisme en dorpsraden

“Dan nodigt de WMO adviesraad zichzelf ook uit bij het gezamenlijke

wijkraadsoverleg, en de WMO adviesraad die komt continu van: de wethouder wil maar van één orgaan advies krijgen, van de WMO adviesraad dus. Dus als de wijkraden iets willen, dan moeten ze dat eigenlijk, volgens de WMO adviesraad, via de WMO adviesraad doen.” (publieke sector, Katwijk)

“Waar je dan boos van wordt is als ze zien dat je een grote druk gaat leggen (...) dan komt er een klankbordgroep. Dat zie je overal dan gebeuren.” (bewoner, Katwijk) Een enkele dorpsraad denkt na over een nieuwe rol, nu de zorg steeds meer

gedecentraliseerd wordt en de rol van lokale gemeenschappen in het zorgen voor elkaar zal moeten toenemen. Ze denken dat het heel moeilijk zal zijn voor wijk- en dorpsraden om hierin een rol te spelen.

“Dus nu dat de overheid meer terugtrekt zijn we aan het kijken of we daar mensen meer aan elkaar kunnen verbinden, dus burenhulp (…). Of dat een grote kans van slagen heeft, weet ik niet. Er is natuurlijk hier al heel veel. Omdat er een paar families zijn die hier wonen en daarom ook wel veel kinderen voor hun ouders zorgen, dat zie je wel, dus dat is hier al veel. Ik heb voor mezelf het gevoel, we zijn daar als dorpsraad mee bezig, dat de verwachtingen daarvan om tot een win situatie van besparing te komen, te hoog gespannen zijn. Omdat ze wel denken: iedereen kan het wel, maar juist hetgene wat al jaren gebeurt is nooit in kaart gebracht, dus dat weten ze ook niet. En nu ga je uit van nul, dus dat er niks gebeurt, maar er gebeurt al heel veel. En dat wil niet zeggen dat er dan nog heel veel bij kan.”

12.4 Dorpisme en dorpsraden

“Eigen dorp eerst.” (bewoner)

Dit korte citaat van een dorpsraadslid geeft aan dat dorps- en wijkraden vooral de belangen van de lokale gemeenschap behartigen. Ze hebben weinig oog voor het belang van de gemeente als geheel. Vooral als gemeentes grootschalig in voorzieningen in de centrale plaats investeren voelen de anderen zich achtergesteld. De andere wijk- of dorpsraden gaan zich dan nog harder inzetten voor grote ruimtelijke investeringen in hun kern, zoals tunnels en wegen. Dit vormt dan onderdeel van een door ‘dorpisme’ gedomineerde lokale politiek.

Hierin staat niet de toekomst van de hele gemeente centraal, waarbij men verschillende belangen tegen elkaar afweegt. In plaats daarvan wordt de lokale politiek gedomineerd door het verdelen van middelen over de lokale gemeenschappen binnen de gemeente.

Waarschijnlijk omdat je hierin niet altijd succesvol kan zijn, vinden alle lokale

gemeenschappen dat ze er na het samengaan in een nieuwe gemeente op achteruit gegaan zijn. Dit vinden we niet alleen terug bij vele door ons geïnterviewden, maar ook in

buitenlandse studies (Alexander, 2013).

De rol van de wijk- en dorpsraden in deze dorpistische lokale politiek moet echter niet overschat worden. De manier waarop de lokale politiek georganiseerd is, lijkt een veel grotere rol te spelen. In de eerste plaats zijn lokale politici en de lokale gemeenschappen hecht met elkaar verbonden. Voor Katwijk en vooral Katwijk aan Zee wordt dit regelmatig met het zondagse koffiedrinken na de kerk bij moeder verbonden.

125

“Kijk, in Katwijk heb je gewoon dat je na de kerkgang naar je vader en moeder gaat.

En daarna naar je schoonvader en moeder. Je mag het ook omdraaien. (…) Ik doe daar ‘s zondags ook aan mee, alhoewel ik niet naar de kerk ga, dan zie ik neven en nichten en alles. Dan heb je het natuurlijk vaak over politieke standpunten. Of over problemen. En ik zie dat… (…) hoe weet ik niet, maar uiteindelijk komt dat op het raadhuis terecht. Dus heb ik wel eens gezegd politiek wordt gemaakt ‘s zondags na twaalven. Dat is natuurlijk een sterke uitdrukking, maar daar zit vind ik best wel wat in. Want tussen die mensen die zondags koffie gaan drinken, daar zit ook een

wethouder of mensen die in een partij zitten en die dat meenemen of overdenken en het er met weer een ander partijlid misschien over hebben, dat is nog niet zo slecht, of laten we daar wat aan doen. Zo gaat dat toch?” (bewoner)

Daarnaast is er een belangrijke rol voor de wethouders. Niet zozeer omdat ze een belangrijk aanspreekpunt voor de wijk- en dorpsraden zijn, maar omdat ze een heel lokale politieke basis hebben. De nieuwe wethouders in een nieuwe gemeente zijn vaak de belangrijkste politici uit de oude gemeentes.

“We hebben hele sterke wethouders gehad (...). Die hebben wel natuurlijk hun eigen dorp, gezegd van dat willen wij zo. Dat merk ik wel. Vooral in Rijnsburg zie je dat heel erg. Maar ook die gaan weg. Maar ik zou niet durven zeggen dat ze nou zo slecht geweest zijn dat ze enkel maar aan hun eigen dorp gedacht hebben.” (bewoner) Misschien nog wel belangrijker is dat bij het samenstellen van de kandidatenlijsten voor de verkiezingen van de raad van de nieuwe gemeente nauwkeurig met de afkomst van de kandidaten rekening wordt gehouden. Het lijkt erop dat de kiezers vooral op lokale kandidaten stemmen.

“- Daar wordt bij het samenstellen van de lijst wel rekening mee gehouden.

- Ja, zeker. We misten bij de laatste verkiezingen tot lang een Valkenburger. We hebben werkelijk stad en land afgezocht, tot in de kleinste hoekjes gezocht tot we er heen hadden. Dus je merkt wel dat we er rekening mee houden.

- Met de uitslag van de verkiezingen, sla het er maar op na, de Rijnsburgse

kiesdistricten (...) ik denk dat 90 tot 95 % van de stemmen naar die [Rijnsburgers] zijn gegaan.” (bestuurders)

Dit ‘dorpisme’ wordt in een evaluatiestudie uit 2008 voor de provincie Zuid-Holland als een van de belangrijkste lange termijn nadelen van gemeentelijke herindelingen gezien

(Beerepoot, Fraanje & Herweijer, 2009). Uit een eerder grootschaliger onderzoek komt naar voren dat ondernemers, de media en vooral de vertegenwoordigers van de dorps- en wijkraden dit ‘dorpisme’ als belangrijkste gevolg van gemeentelijke herindeling zien. Ook vinden zij dat de gemeente zich meer op ontwikkelingen binnen het eigen grondgebied is gaan richten. Dit wordt trouwens niet waargenomen door de politici en ambtenaren van de nieuwe gemeentes (Toonen et al, 1998).

In Duitsland vinden we ook veel voorbeelden van dorpisme, zeker na de grote golf van gemeentelijke herindelingen vanaf eind jaren zestig in West-Duitsland (Mecking, 2012).

126

In het algemeen werkten de Duitse gemeenteraden mee met de herindelingen omdat ze in ruil hiervoor extra voorzieningen kregen, zoals bijvoorbeeld Villingen en Schwenningen (box 12.7).

Box 12.7 Het verstandshuwelijk tussen Villingen en Schwenningen

De steden Schwenningen en Villingen liggen tegenover elkaar aan de grens tussen Baden en Württemberg. Ondanks hun geringe afstand van drie kilometer zijn deze grensplaatsen door twee heel verschillende politieke geschiedenissen gevormd. Zo is Schwenningen van oorsprong protestants en Villingen katholiek. Deze en andere sociale en culturele

verschillen zorgen voor twee heel verschillende lokale identiteiten en veel rivaliteit.

Desondanks stemden in 1971 alle gemeenteraadsleden en twee derde van de bevolking van beiden plaatsen in met de fusieplannen. Cruciaal was dat ze door samen te gaan het verzorgingscentrum van de wijde omgeving zouden worden. De in opbouw zijnde West Duitse verzorgingsstaat selecteerde bepaalde plaatsen om uit te bouwen tot

hoogwaardige verzorgingscentra om ook de bewoners van meer perifere gebieden te laten profiteren van overheidsvoorzieningen, zoals hoger onderwijs, sporthallen, zwembaden, ziekenhuizen, infrastructuur en inkoopcentra. Door te fuseren werd Villingen-Schwenningen de hoofdstad van een vergroot administratief district en profiteerde het van extra steun van de deelstaatregering. Het subsidiëren van de

afzonderlijke lokale verenigingen en feesten in de beide plaatsen vergrootte de steun voor dit ‘verstandshuwelijk’ bij de bevolking, maar hinderde het ontstaan van een nieuwe lokale identiteit voor heel Villingen-Schwenningen. Hun afzonderlijke lokale identiteiten zijn zo verschillend en diep geworteld dat die door samengaan niet bedreigd, maar juist versterkt werden door de subsidies van de door de fusie draagkrachtigere gemeente (Reuber, 1999).

Als er lokale weerstand was tegen herindeling werd in West-Duitsland vaak tot het instellen van dorps- of wijkraden besloten. Deze worden meestal direct door de bevolking gekozen en adviseren het gemeentebestuur vanuit hun lokale belang. Hun verdere bevoegdheden verschillen nogal per deelstaat. Ook gemeentes kunnen besluiten om deze lokale raden meer bevoegdheden en een eigen budget geven. Dit optuigen van dorpsraden werd vaak in de contracten geregeld die gemeentes met elkaar afsloten voor ‘vrijwillige’ herindelingen.

Deze contracten regelden vaak niet alleen de extra bevoegdheden en middelen voor de dorpsraden, maar ook de aanleg van scholen, wegen, zwembaden etc. Het lokale verzet van de bevolking werd ook veelvuldig afgekocht met extra subsidies voor lokale verenigingen en dorpsfeesten. Dit had tot gevolg dat de nieuwe gemeente wel aanvaard werd door de bevolking, maar dat door de nieuwe gemeente ook de afzonderlijke lokale identiteiten werden versterkt. Er ontstond nauwelijks een nieuw gemeenschapsgevoel voor de nieuwe gemeente. De dorpsraden geven lokale belangen een platform en zijn ook vaak de

machtsbasis voor de politici in de gemeenteraad, waardoor ook daar de politiek meer gaat over het verdelen van de middelen over de verschillende dorpen, dan over het bevorderen van het algemene belang van de hele gemeente. Dit dorpisme wordt achteraf betreurd in de memoires van verantwoordelijke ministers. Zij vinden dat hierdoor de herindelingen

onvoldoende hebben bijgedragen aan de efficiëntie, effectiviteit en betrokkenheid van de burger bij het lokale bestuur (Albertin, Keim & Werle, 1982; Mecking, 2012).

127