• No results found

Inkomen en rechtshulpgebruik, toegespitst op advocaat en rechtsbijstandverzekering

In document Geschilbeslechtingsdelta 2009 (pagina 103-109)

3.3 Patronen in het rechtshulpgebruik

3.3.5 Inkomen en rechtshulpgebruik, toegespitst op advocaat en rechtsbijstandverzekering

Wanneer we controleren voor het probleemtype en voor andere achter-grondkenmerken, blijkt het inkomen geen significante rol te spelen bij de keuze om rechtshulp in te schakelen. En bij de intensiteit van het rechts-hulpgebruik zien we slechts een bescheiden effect, in de zin dat mensen iets minder adviseurs benaderen naarmate het inkomen hoger is. Dat wil echter niet zeggen dat inkomen niet indirect van belang is. Zo weten we uit hoofdstuk 2 dat het inkomen een bepalende factor is voor de mate waarin mensen met problemen te maken krijgen, en voor het type van die proble-men. Verder speelt het bezit van een gezinspolis van een rechtsbijstand-verzekering een zekere rol bij de keuze van de rechtzoekenden. Maar dat bezit is op zijn beurt weer gerelateerd aan het inkomen.

In deze paragraaf wagen we ons aan een nadere verkenning van de relatie tussen rechtshulpgebruik en inkomen. Meer in het bijzonder richten we ons op het gebruik van de advocatuur en rechtsbijstandverzekeringen.

55 Zie voor details bijlage 6, tabel 5.

56 Wanneer we als toets op de validiteit van de resultaten de verwachte oplossingsduur weglaten, blijven de effecten van de overige variabelen goeddeels intact. De invloed van de al zwakke factor inkomen neemt iets af (en is dan net niet meer significant), de effecten van de ernst van het probleem en de aard van de andere partij worden iets geprononceerder. De analyseresultaten lijken dus behoorlijk stabiel.

Gebruik van de advocatuur

Tabel 32 geeft de samenhang tussen de met advocaten gelegde contacten enerzijds en de hoogte van het inkomen anderzijds. De onderste regel geeft een schatting van het gemiddelde aantal contacten met de advocatuur per persoon in elk van de onderscheiden inkomensklassen. Die schatting is tot stand gekomen op basis van de gegevens in de drie eerste rijen van de tabel, die aan eerdere analyses zijn ontleend. Het gemiddelde aantal con-tacten per persoon is het product van de probleemfrequentie (vgl. bijlage 3, tabel 11), de mate van rechtshulpgebruik bij problemen (tabel 19) en de intensiteit van de contacten met de advocatuur per rechtshulpgebruiker (bijlage 4, tabel 6).

Tabel 32 Intensiteit van contacten met de advocatuur naar huishoud-inkomen

Bruto jaarinkomen huishouden, x 1.000 euro

< 9, 5 9, 5 t ot 1 5 15 t ot 2 0, 5 20 ,5 t ot 2 8, 5 28 ,5 t ot 3 4 34 t ot 4 5 45 t ot 5 6 56 t ot 6 8 68 t ot 9 1 91 o f m ee r Probleemfrequentie 2,31 2,38 1,77 1,75 1,85 1,86 1,89 1,94 2,14 2,32 Mate van rechtshulpgebruik per

probleem, in %

37,5 60,2 58,8 50,0 47,7 56,3 50,4 54,8 51,5 48,5 Contacten met advocatuur per

rechtshulpgebruiker

0,33 0,41 0,35 0,26 0,27 0,22 0,21 0,19 0,20 0,11 Gemiddeld aantal contacten met

advocatuur per persoon

0,29 0,59 0,36 0,23 0,24 0,23 0,20 0,20 0,22 0,12

Anders dan in het onderzoek van 2003 treffen we geen U-curve aan. Zo’n U-curve zou betekenen dat zowel in de lage als in de hoge inkomensgroe-pen vaker een beroep op de advocatuur wordt gedaan dan door de mensen met een middeninkomen.57 Volgens de onderste regel van tabel 32 neemt het beroep op de advocatuur echter geleidelijk af naarmate het inkomen toeneemt. Dat komt niet doordat de probleemfrequentie afneemt, integen-deel.58 Het is vooral het aantal contacten per rechtshulpgebruiker dat een dalende lijn vertoont.

57 In de gedachte van Schuyt e.a. (1976) zouden de kosten van het inschakelen van een advocaat voor de middeninkomens naar verhouding een grotere financiële last vormen dan voor de lage en de hoge inko-mens. Immers, de middeninkomens vallen net buiten het bereik van de gesubsidieerde rechtsbijstand of worden geconfronteerd met de hoogste eigen bijdragen. 58 We hebben ook nog gekeken of de typen problemen waarmee de verschillende inkomensgroepen wor- den geconfronteerd, een rol spelen. De laagste inkomensgroepen hebben immers relatief vaak met rela-tie- en familieproblemen te maken (vgl. bijlage 3, tabel 11) en juist bij dat type problemen wordt relatief veel gebruikgemaakt van rechtshulp. De aard van de problemen blijkt het grotere aantal contacten wel ten dele te kunnen verklaren, maar zeker niet volledig.

Belangrijke vraag is wat die dalende lijn zou kunnen verklaren. Zijn de kos-ten van een advocaat voor de hoge inkomens, die de volle rekening moekos-ten betalen omdat ze niet in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbij-stand, wellicht te hoog geworden? Of maken de hoge inkomens, meer dan anderen, gebruik van rechtsbijstandverzekeringen bij het oplossen van hun juridische problemen? We gaan daar nu nader op in.

Gebruik van de rechtsbijstandverzekering

Figuur 2 geeft weer hoe het bezit van een gezinspolis is verdeeld over de inkomensklassen.

We zien een duidelijk stijgende lijn.

Figuur 2 Gezinsdekking rechtsbijstandverzekering in %, naar bruto jaarinkomen huishouden (x 1.000 euro), N=5.166

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Minder dan 9,5 9,5 - 15 15 - 20, 5 20,5 - 28,5 28,5 - 34 34 - 45 45 - 56 56 - 68 68 - 91 91+

Overigens blijkt in een multivariate analyse het bezit van een gezinspolis niet alleen significant samen te hangen met het inkomen. Het bezit houdt ook verband met de mate van stedelijkheid (meer op het platteland dan in de grote steden), met leeftijd (ouderen meer dan jongeren), met sociale groep (zelfstandigen en werknemers meer dan uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden) en met het bezit van onroerend goed.

We gaan nu kijken naar de effecten van het bezit van een gezinspolis op het gebruik van rechtshulp. Om de bevindingen op waarde te schatten,

gaan we eerst na of verzekerden en onverzekerden in dezelfde mate met (potentieel) juridische problemen te maken hebben. De laatste kolom van tabel 33 laat zien dat dit duidelijk niet het geval is. Verzekerden krijgen significant meer problemen dan onverzekerden.

Dat kan twee heel verschillende redenen hebben. In de eerste plaats zul-len mensen die zich ervan bewust zijn dat ze een groter risico lopen op het ontstaan van problemen, zich eerder verzekeren. In de tweede plaats is het denkbaar dat polishouders een probleemgeladen situatie eerder tot een probleem laten escaleren, omdat ze zich verzekerd weten van rechtshulp.59

Tabel 33 Frequentie van problemen, een vergelijking van responden-ten met en zonder gezinspolis**

Laag inkomen Middeninkomen Hoog inkomen Totaal

Verzekerd Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee

Probleemfrequentie 2,24 2,04 1,91 1,74 2,13* 1,83 1,97* 1,78

* Significant verschil tussen verzekerden en onverzekerden op 0,05-niveau. ** Voor de analyse is gebruikgemaakt van de data van de screeningsenquête.

Tabel 33 geeft tevens een uitsplitsing naar inkomensniveaus. Om de ta-bel leesbaar te houden, hebben we de inkomens daarbij gehergroepeerd in drie klassen: laag (tot € 20.500), midden (€ 20.500 tot 45.000) en hoog (€ 45.000 of meer). Het verschijnsel dat verzekerden een groter risico lopen op (poten tieel) juridische problemen blijkt zich bij elk inkomensniveau voor te doen.

Vervolgens brengen we in kaart hoe verzekerden en onverzekerden reage-ren, als ze met een probleem worden geconfronteerd. In de laatste kolom van tabel 34 is af te lezen dat verzekerden gemiddeld genomen vaker dan onverzekerden rechtshulp inschakelen. Daar staat tegenover dat ze minder vaak passief blijven en minder vaak als doe-het-zelver optreden.

Wanneer we weer een uitsplitsing maken naar inkomensniveaus, wordt het verhaal wat gecompliceerder. Bij de midden- en hoge inkomens her-kennen we het algemene beeld: de verzekerden schakelen significant vaker rechtshulp in dan onverzekerden. Maar bij de lage inkomens ligt dat an-ders. Ook daar zien we dat de verzekerden wat minder passief zijn dan de onverzekerden, maar dat uit zich vooral in meer doe-het-zelven. Er is zeker geen sprake van een groter beroep op rechtshulp.60

59 Als we bij de multivariate analyse van de incidentie en frequentie van problemen in paragraaf 2.4.2 het bezit van een gezinspolis meenemen, blijkt deze variabele een klein positief en significant effect te hebben. Die uitkomst suggereert dat er bij de grotere frequentie van problemen onder verzekerden niet alleen een selectie-effect in het geding is, maar ook een gedragseffect.

Tabel 34 Reactiepatroon van verzekerden en onverzekerden bij pro-blemen: passieven, doe-het-zelvers en rechtshulpgebruikers in % van kolomtotaal*

Laag inkomen Middeninkomen Hoog Inkomen Totaal

Verzekerd Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee

Passieven 6,5 9,8 5,7 7,1 3,0 7,1 4,8 7,5+ Doe-het-zelvers 40,9 34,4 37,2 46,6+ 38,2 54,4+ 37,7 47,4+ Rechtshulpgebruikers 52,7 55,8 57,1+ 46,3 58,7+ 38,5 57,5+ 45,1 +/− Significant verschil tussen verzekerden en onverzekerden (Chi-kwadraattoets, gecorrigeerde residuen >+/− 2). * Voor de analyse is gebruikgemaakt van de data van de probleemoplossingsenquête.

Een en ander is te verklaren in termen van een kosten-batenafweging van de betrokkenen. Voor personen met midden- en hoge inkomens die verzekerd zijn voor rechtsbijstand, is het nu eenmaal goedkoper om bij problemen rechtshulp in te schakelen. Wanneer ze onverzekerd zijn, moe-ten ze veelal de volle prijs betalen, of in ieder geval een substantiële eigen bijdrage zoals bij een toevoeging. Wanneer ze verzekerd zijn, kunnen ze zonder meerkosten een beroep doen op bijstand door het bureau van hun verzekeraar, en als dat bureau er niet zelf uitkomt schakelt de verzekeraar voor eigen rekening andere deskundigen in. Bij de lage inkomens is er ech-ter geen verschil tussen verzekerden en onverzekerden, of is het verschil in ieder geval een stuk kleiner. Immers, ook onverzekerden kunnen voor weinig of geen geld terecht bij bijvoorbeeld het Bureau voor Rechtshulp/ Juridisch Loket en een beroep doen op een toevoeging voor bijstand door een advocaat.

Ten slotte willen we weten welke instanties er door rechtshulpgebruikers worden ingeschakeld. Treedt er substitutie op, in de zin dat de contacten met de rechtsbijstandverzekering in de plaats komen van contacten met andere deskundigen, bij een gelijkblijvend totaal rechtshulpgebruik? Of is er een aanzuigende werking, in de zin dat de rechtsbijstandverzekering de gang naar andere deskundigen faciliteert, zodat het totale rechtshulp-gebruik toeneemt? Tabel 35 geeft het antwoord.

Tabel 35 Reactiepatroon van verzekerden en onverzeker-den, gemiddeld aantal contacten met adviseurs per rechtshulpgebruiker** Laag inkomen Midden- inkomen Hoog Inkomen Totaal

Verzekerd Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee

Gemiddeld aantal contacten,

waarvan met 2,65 2,37 2,25* 1,99 2,09* 1,73 2,20 2,04 Advocatuur 0,24 0,44 0,24 0,25 0,20 0,14 0,22 0,28 Rechtsbijstandverzekering 0,35* 0,09 0,40* 0,04 0,33* 0,06 0,35* 0,05 Overig 2,06 1,85 1,61 1,70 1,56 1,53 1,64 1,71 * Significant verschil tussen verzekerden en onverzekerden op 0,05-niveau. ** Voor de analyse is gebruikgemaakt van de data van de probleemoplossingsenquête.

Gemiddeld genomen leggen verzekerden in totaal een iets grotere claim op de rechtshulp dan onverzekerden. Het verschil, 2,20 om 2,04 contacten, is statistisch echter niet significant. Wel significant verschillend is de samen-stelling van de contacten met rechtshulpverleners. Voor verzekerden staan tegenover de inschakeling van de rechtsbijstandverzekering (0,35 in plaats van 0,05) significant minder contacten met de advocatuur (0,22 in plaats van 0,28).61 De uitruil is echter niet één op één. Contacten met de rechtsbijstandsverzekering komen blijkbaar voor een deel in de plaats van contacten met de advocatuur (substitutie), maar er is ook een aanzuigende werking vanwege de lagere financiële drempel voor verzekerden om een advocaat in te schakelen.

Wanneer we ook hier een uitsplitsing maken naar inkomensniveaus, komen er opmerkelijke verschillen naar boven. Bij de lage inkomens blijkt er vooral substitutie op te treden. Voor deze inkomensgroep verandert de prijs van de advocatuur door een rechtsbijstandverzekering niet funda-menteel. Immers, ook onverzekerden kunnen met een toevoeging voor een bescheiden bedrag bij een advocaat terecht. De rechtsbijstandverze-kering opent voor de lage inkomens vooral een extra loket waar ze terecht kunnen, met als mogelijk voordeel een psychologisch lagere drempel ten opzichte van de advocatuur. Bij de lage inkomens komen contacten met de rechtsbijstandverzekering dus vooral in de plaats van contacten met de advocatuur.

Bij de hoge inkomen daarentegen is er duidelijk sprake van een aanzui-gende werking. Door de rechtsbijstandverzekering wordt het bij problemen een stuk goedkoper om een advocaat in te schakelen. De contacten met de rechtsbijstandverzekering monden per saldo uit in een groter beroep op de advocatuur dan zonder een dergelijke verzekering.

61 Dat onverzekerden toch nog een – beperkt – aantal contacten met rechtsbijstandverzekeringen melden, kan het gevolg zijn van ‘ruis’ in de meting (de respondent is bijvoorbeeld nu niet verzekerd en ten tijde van het probleem wel; het omgekeerde kan zich overigens ook voordoen). Maar het kan ook gaan om contacten met de rechtsbijstandverzekering van de wederpartij.

Bij de middeninkomens ten slotte compenseren substitutie en aanzuigen-de werking elkaar min of meer, zodat het beroep op aanzuigen-de advocatuur tussen verzekerden en onverzekerden maar weinig verschilt.

Tot slot

Volgens tabel 32 varieert het beroep op de advocatuur door Nederlandse burgers met het inkomen. Dat heeft deels te maken met de probleem-frequentie, die een licht U-vormig verband laat zien. Veel belangrijker is echter de intensiteit van de contacten met de advocatuur, die daalt naar-mate het inkomen stijgt. De analyse van de effecten van de rechtsbijstand-verzekering heeft aannemelijk gemaakt dat dat vooral samenhangt met de feitelijke prijs. Voor onverzekerden (zie tabel 35) is er een groot verschil in de intensiteit van de contacten met de advocatuur in geval van problemen tussen lage, midden- en hoge inkomens (respectievelijk 0,43, 0,26 en 0,14). Zodra mensen verzekerd zijn voor rechtsbijstand, valt het verschil nage-noeg geheel weg (respectievelijk 0,25, 0,23 en 0,21). Wat we op dit moment in Nederland waarnemen, is een tussenstand, waarbij de lage inkomens in verhouding nog weinig verzekerd zijn. Naarmate de rechtsbijstandverze-kering ook onder de lage inkomens meer gemeengoed wordt, is te verwach-ten dat het bestaande verschil in het beroep op de advocatuur tussen de inkomensklassen (verder) afvlakt.

In document Geschilbeslechtingsdelta 2009 (pagina 103-109)