• No results found

Algemene opvattingen

In document Geschilbeslechtingsdelta 2009 (pagina 185-188)

Om de waardering van juridische voorzieningen in algemene zin in kaart te brengen zijn in de screeningsenquête acht stellingen opgenomen. Die stellingen hadden deels betrekking op de werking van het rechtsbestel als geheel en deels op het functioneren van rechters en advocaten.

De eerste zes stellingen zijn, ter wille van de vergelijkbaarheid, letterlijk overgenomen uit de Geschilbeslechtingsdelta 2003. Ze luiden als volgt: 1 Als iemand met een probleem naar de rechter stapt, kan hij of zij erop

rekenen een eerlijke behandeling te krijgen.

2 Voor burgers die hun rechten willen afdwingen, zijn rechtbanken een belangrijk hulpmiddel.

3 Het rechtssysteem werkt voor iedereen gelijk, ongeacht of iemand arm of rijk is.

4 Rechters zijn eerlijk en betrouwbaar.

5 Advocaten vragen te veel geld voor het werk dat ze doen. 6 Advocaten zijn eerlijk en betrouwbaar.

Omdat deze stellingen vooral betrekking hebben op procedurele aspecten van het rechtsbestel, zijn in het onderhavige onderzoek nog twee extra stellingen toegevoegd, waarin ook de (gepercipieerde) effectiviteit aan bod komt:

7 Als iemand met een probleem naar een advocaat stapt, kan hij of zij erop vertrouwen dat het probleem daadwerkelijk wordt opgelost. 8 Als iemand met een probleem naar de rechter stapt, kan hij of zij erop

Deze acht stellingen zijn voorgelegd aan de totale groep van 5.166 respon-denten, dat wil zeggen: zowel aan degenen die in de onderzoeksperiode met (potentiële) juridische problemen te maken hadden en deze al dan niet hebben aangepakt en opgelost, als aan degenen die van juridische problemen gevrijwaard zijn gebleven.

Tabel 75 geeft de resultaten. De antwoorden lopen in beginsel bij elk van de stellingen van ‘helemaal oneens’ tot ‘helemaal eens’, maar laten ook de mogelijkheid toe van ‘zou niet kunnen zeggen’. De laatste kolom van de ta-bel geeft het gemiddelde van de gegeven oordelen op een vijfpuntsschaal, lopende van 1=geheel oneens tot 5=geheel eens. Doordat de schaalverde-ling van de antwoorden voor alle stelschaalverde-lingen gelijk is, kunnen de scores on-derling vergeleken worden.

Duidelijk is dat de respondenten gemiddeld genomen een behoorlijk belang toekennen aan de rechtspraak wanneer het gaat om het afdwingen van de eigen rechten, en daarbij een behoorlijk vertrouwen hebben in een eerlijke behandeling. Immers, bij de stellingen 1, 2 en 4 antwoordt minder dan 10% van de respondenten ‘oneens’ of ‘helemaal oneens’. Tegelijk kan worden vastgesteld dat de categorie ‘helemaal eens’ ook buitengewoon matig is ge-vuld, zodat de gemiddelde score uitkomt op respectievelijk 3,72, 3,81 en 3,52 en daarmee blijft steken op niet meer dan een ruime voldoende.

De beoordeling van stelling 3 is sterk afwijkend. Gevraagd of het rechts-systeem voor iedereen gelijk werkt, ongeacht of men arm of rijk is, ant-woordt 31% van de respondenten bevestigend en 37% ontkennend. De gemiddelde score van 2,93 is niet echt voldoende te noemen.

Wanneer we een verklaring zoeken voor het opmerkelijke verschil in de reacties op de stellingen 3 en 1, kunnen we in verschillende richtingen denken. Het is denkbaar dat de score van stelling 3 wordt beïnvloed door een ongunstig oordeel over de werking van het strafrecht. Anders dan stel-ling 1, die voor het initiatief van de rechtsgang nadrukkelijk verwijst naar de burger en zich daarmee beperkt tot civiele en bestuursrechtelijke kwes-ties, heeft stelling 3 immers betrekking op het rechtsbestel als geheel. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat onder de Nederlandse bevolking vrij breed het gevoelen leeft dat het beroep op de advocatuur en de gang naar de rechter (te) veel kosten met zich meebrengen. Daardoor zouden mensen met een goed gevulde portemonnee beter in staat zijn om hun belangen tot gelding te brengen.

Die laatste interpretatie zou aansluiten op het gegeven dat de responden-ten zich het beste blijken te herkennen in stelling 5: ‘advocaresponden-ten vragen te veel geld voor het werk dat ze doen’. Deze krijgt als enige een gemiddelde score boven de 4. Ook uit stelling 6 blijkt dat burgers niet echt enthousiast zijn over de advocatuur. De eerlijkheid en betrouwbaarheid van advocaten wordt gewaardeerd met een gemiddeld cijfer van 2,97, dat wil zeggen: net

aan de verkeerde kant van de 3 (=niet eens, niet oneens). Dit cijfer blijft sterk achter bij de vergelijkbare 3,52 voor rechters.92

Tabel 75 Oordelen van respondenten over juridische voorzieningen, in % (N=5.166)

Stelling Zou niet kunnen zeggen Hele-maal oneens Oneens Niet eens, niet oneens Eens Hele-maal eens Gemid-deld oordeel* 1 Bij rechter krijgt men een eerlijke

be-handeling

4,6 0,9 6,6 23,6 52,1 12,3 3,72

2 Rechtbanken zijn belangrijk om rech-ten af te dwingen

4,1 0,4 4,1 20,8 58,4 12,2 3,81

3 Rechtssysteem werkt voor iedereen gelijk

5,1 7,2 29,7 26,9 24,6 6,4 2,93

4 Rechters zijn eerlijk en betrouwbaar 7,8 1,2 6,6 34,0 44,0 6,5 3,52 5 Advocaten vragen te veel geld voor

hun werk

8,4 0,3 1,8 17,5 42,0 29,9 4,08

6 Advocaten zijn eerlijk en betrouwbaar 9,1 3,0 17,6 50,9 18,4 1,0 2,97 7 Bij gang naar advocaat wordt probleem

opgelost

7,9 3,1 24,7 47,0 16,3 1,0 2,86

8 Bij gang naar rechter wordt probleem opgelost

7,5 2,2 16,9 42,2 28,8 2,3 3,13

* Het gemiddelde is berekend uitgaande van de respondenten die een oordeel hebben gegeven, op een schaal van 1=geheel oneens tot 5=geheel eens.

Zoals aangegeven, zijn de stellingen 1 tot en met 6 ook in 2003 aan de deel-nemers van het geschilbeslechtingsonderzoek voorgelegd. Wanneer we de resultaten vergelijken, valt de grote stabiliteit op. De scores van nu wijken slechts enkele honderdsten van een punt af van de scores in 2003, met een licht positieve tendens. Betrekkelijke ‘uitschieter’ is stelling 3. De gemid-delde score op de vraag of het rechtssysteem voor iedereen gelijk werkt, on-geacht of men arm of rijk is, is (significant) gestegen van 2,80 in 2003 naar 2,93 in 2009.93

De stellingen 7 en 8 zijn nieuw. De resultaten laten zien dat het vertrouwen van de Nederlandse burgers in het probleemoplossend vermogen van ad-vocatuur en rechtspraak beperkt is. De gemiddelde score is niet meer dan 2,86 voor advocaten en 3,13 voor rechters.

92 In dit verband kan ook worden gewezen op de bevindingen van Couwenberg et al. (2009), die in opdracht van de Nederlandse Orde van Advocaten in een kwalitatieve, niet-representatieve studie hebben geke-ken naar mogelijke belemmering in de toegang tot de advocatuur. Een groot deel van de geïnterviewde particulieren geeft aan de gehanteerde uurtarieven over het algemeen veel te hoog te vinden en be- vreesd te zijn dat deze tot klassenjustitie leiden. De respondenten die ervaring hebben met de dienstver-lening van een advocaat, geven daarvoor op een schaal van 1 tot 10 een gemiddeld rapportcijfer van 5,4. 93 De resultaten sluiten goed aan op de bevindingen van Dekker e.a. (2004) en Dekker en Van der Meer (2007). Zij presenteren diverse cijferreeksen die laten zien dat het vertrouwen in de rechtspraak over de jaren heen, met (mogelijke) uitzondering van een dip eind jaren negentig, stabiel is.

Opvallend is het grote verschil met de score op stelling 2. Blijkbaar zijn de burgers zich er goed van bewust dat je bij een probleem wel je geldende rechten tegenover de wederpartij kunt proberen af te dwingen via een officiële procedure, maar beseffen ze ook dat daarmee het probleem als zodanig nog niet uit de wereld hoeft te zijn en dat de relatie met de weder-partij blijvend geschaad kan worden. Wanneer weder-partijen escalatie willen voorkomen en een wederzijds (redelijk) bevredigend resultaat tot stand willen brengen, kunnen ze beter met elkaar in overleg treden en een schik-king overeenkomen, zoals eerdere hoofdstukken hebben laten zien.

In document Geschilbeslechtingsdelta 2009 (pagina 185-188)