Uitkomsten van het dossieronderzoek
5.3 Inhoudelijke beoordeling vordering benadeelde partij
5.2.6.1 Achtergrondvariabele: arrondissementen
De verdeling over de zes arrondissementen is door de overgang naar registraties en de filtering niet gelijk verdeeld gebleven. Noord‐Nederland (n=52) en Oost‐Nederland (n=47) zijn het sterkst gerepresenteerd met respectievelijk 24.0% en 21.7% van de 217 registraties. Midden‐ Nederland levert met 36 registraties 16.6%. Daarop volgen Limburg en Amsterdam (beide 12.9%, n=28) en Rotterdam met 12.0% van het totale aantal registraties (n=26). De verdeling is significant scheef (X2(5)=16.724, p<.05). In het onderzoek wordt getracht een landelijk beeld te geven van de factoren betrokken bij de ontvankelijkheidverklaring. Door het opvragen van dossiers uit zes verschillende arrondissementen is landelijke geografische spreiding beoogd, differentiatie op arrondissementsniveau was daarbij geen doel.
5.2.6.2 Achtergrondvariabele: delictsgroepen
Differentiatie op delictsgroep toont eveneens een scheve verdeling. Met 66.8% van de geaccumuleerde registratie is diefstal het meest gerapporteerde delict (n=145). Daarop volgt mishandeling met 26.3% (n=57). 6.5% van de registraties betreft een openlijke geweldpleging (n=14) en slechts 1 registratie betreft een vernieling, wat neerkomt op .5% van het totale aantal registraties. Zoals verwacht is de verdeling significant scheef (X2(3)=234.078, p=.000). Er is echter geen differentiatie op delictsniveau beoogd, een scheve verdeling is daarmee niet nadelig voor verdere analyse.
5.2.6.3 Strata: ontvankelijkheid
De ontvankelijkheid van de benadeelde partij was aanvankelijk door standaardisering evenredig verdeeld. In het aantal voor de analyse geselecteerde registraties is een enigszins gelijk beeld waar te nemen. 35.0% van de registraties werd geheel ontvankelijk verklaard (n=76), tegenover 28.6% niet‐ontvankelijk (n=62). Daarnaast werd 36.4% als gedeeltelijk ontvankelijk geregistreerd (n=79). Dit heeft als resultaat dat er geen significant verschil is tussen de aantallen registraties betreffende ontvankelijkheid (X2(2)=2.267, p>.05). 5.3 Inhoudelijke beoordeling vordering benadeelde partij 5.3.1 Extract van bevindingen
Voor het dossieronderzoek zijn 240 dossiers onderzocht aan de hand van de in bijlage 5 opgenomen variabelenlijst.344 Het betreft dossiers met een civiele vordering benadeelde partij
344
bij een mishandeling, vernieling, diefstal of openlijke geweldpleging. Een uitgebreide beschrij‐ ving van de analyse en uitkomsten worden in de volgende paragrafen weergegeven. In deze inleidende paragraaf wordt volstaan met een beschrijving van het proces van de analyse en een extract van de bevindingen, waarbij de belangrijkste uitkomsten van het dossieronderzoek worden gerapporteerd.
Een eerste kanttekening betreft de steekproefgrootte. Door missende informatie in de dossiers verschilt de hoeveelheid beschikbare data per variabele. Dit heeft effect op de significantie en de power. Met andere woorden: er is een kleinere kans dat verschillen of verbanden kunnen worden geduid. In het dossieronderzoek is de standaard van significantie bij p<.05 aangehouden. Het kan voorkomen dat uitkomsten niet significant zijn, maar wel grote verschillen tonen en daarom gerapporteerd zijn vanwege de relevantie.
Een tweede kanttekening is dat een benadeelde partij eerst ontvankelijk dient te worden verklaard voordat een inhoudelijke behandeling van de vordering kan plaatsvinden. In de praktijk blijken deze stappen niet duidelijk te onderscheiden. Zo is uit de dossiers niet altijd duidelijk af te leiden om welke redenen de benadeelde partij niet‐ontvankelijk is verklaard. Omdat wordt volstaan met de standaardmotivering dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding zou vormen en vaak geen proces‐verbaal van de zitting in het dossier is opgenomen, kunnen de redenen die ten grondslag liggen aan de niet‐ ontvankelijkheidsbeslissing niet altijd worden achterhaald. Zo kan soms wel worden achterhaald dat er enig verweer is gevoerd en is de strekking daarvan wel te achterhalen, maar of dit verweer ten grondslag heeft gelegen aan de niet‐ontvankelijkheidsbeslissing is veelal niet vast te stellen. Niettemin rechtvaardigen de dossiers wel de indruk dat de (formele) ontvanke‐ lijkheidsbeslissing samenhangt met het inhoudelijke oordeel van de rechter over de vordering tot schadevergoeding, zij het dat dit laatste oordeel voorlopig is en niet in extenso te achterhalen. Door deze verstrengeling van afwegingen is de suggestie dat de effecten van de factoren op de toewijzingen ook van toepassing zijn op de ontvankelijkheidsbepaling van de benadeelde partij.
5.3.2 Proces van analyse
Voor de analyse is gebruik gemaakt van vier soorten bivariate toetsen, namelijk: Chi Square, Anova, regressieanalyse en gepaarde t‐toetsen. Bij Chi Square en Anova‐toetsen wordt gekeken naar het verband tussen twee variabelen, bijvoorbeeld of bij bepaalde groepen vergoeding van immateriële schade eerder wordt gevorderd. Bij een regressieanalyse wordt gekeken naar de relatie en causale verbanden tussen een onafhankelijke variabele en een afhankelijke variabele. Gepaarde t‐toetsen worden ingezet wanneer twee waarden per feit worden getoetst, bijvoorbeeld wanneer de hoogte van de vordering moet worden vergeleken met de hoogte van het toegewezen bedrag. In het dossieronderzoek wordt p kleiner dan 0.05 aangehouden wanneer er over een statistisch significant effect wordt gesproken.
Allereerst zijn alle variabelen uit de variabelenlijst door middel van bivariate toetsing op effect beoordeeld aan de hand van drie afhankelijke variabelen, namelijk ontvankelijkheid van
de benadeelde partij, de toewijzing van de vordering tot vergoeding van materiële schade en de toewijzing van de vordering tot vergoeding van immateriële schade. Vervolgens zijn de significante uitkomsten van de bivariate analyse per afhankelijke variabele samengevoegd om een multivariate analyse uit te voeren waarbij effecten worden getoetst tijdens de gelijktijdige invoer van meerdere onafhankelijke variabelen. 5.3.3 Bivariate analyse
Uit de bivariate analyse, zie tabel 5.1,345 blijkt dat bij de indiening van de vordering veelal gebruik wordt gemaakt van het standaard Schadeformulier (n=164, 76%). Daarbij wordt in bijna de helft van de gevallen hulp geboden, meestal door Slachtofferhulp Nederland (par. 5.4.4). In bijna een kwart van de gevallen verlenen advocaten rechtsbijstand ten behoeve van het invullen van het Schadeformulier. Rechtsbijstand door een advocaat laat overigens geen significant effect zien op de ontvankelijkheidsbeslissing, noch op de eventueel daaropvolgende toewijzing van de schadevergoeding.
345
Notitie: Omdat het doel van het onderzoek zich voornamelijk richt op de besluitvorming omtrent de ontvanke‐ lijkheid van de benadeelde partij (in verhouding tot de toewijzing van de vordering) is omwille van de over‐ zichtelijkheid van de resultaten gekozen voor een beperking van weergave van de resultaten van de bivariate analyses waarbij de ontvankelijkheid van de benadeelde partij als afhankelijk variabele is gehanteerd.
Tabel 5.1: Bivariate analyse van de effecten op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij Ontvankelijkheid1 Chi Square Variabelen N O G N X2 df p Delictsgroep 6.934 6 .327 Mishandeling 57 28.1% 45.6% 26.3% Diefstal 145 38.6% 31.0% 30.3% Openlijke geweldpleging 14 28.4% 50.0% 21.4% Vernieling 1 100% Natuurlijk persoon versus rechtspersoon .071 2 .965 Natuurlijk persoon 169 34.9% 36.1% 29.0% Rechtspersoon 48 35.4% 37.5% 27.1% Aantal benadeelde partijen 14.194 10 .164 1 partij 187 34.2% 35.3% 30.5% 2 partijen 7 28.6% 28.6% 42.9% 3 partijen 16 56.3% 31.3% 12.5% meer dan 3 partijen 7 14.3% 85.7% ‐ Aanwezigheid benadeelde partij ter zitting 1.468 2 .480 Aanwezig 20 45.0% 30.0% 25.0% Afwezig 72 30.6% 38.9% 30.6% Hulp bij opstellen voeging 2.019 2 .364 Hulp ontvangen 96 32.3% 39.6% 28.1% Geen hulp ontvangen 48 29.2% 31.3% 39.6% Vertegenwoordiging tijdens zitting 5.140 2 .077 Wel vertegenwoordigd 16 50.0% 43.8% 6.3% Niet vertegenwoordigd 78 33.3% 32.1% 34.6% Standaard Schadeformulier 7.365 2 .025* Standaard formulier gebruikt 164 30.5% 37.2% 32.3% Standaard formulier niet gebruikt 53 49.1% 34.0% 17.0% Schadesoorten 20.380 4 .000* Alleen materieel 126 34.1% 30.2% 35.7% Alleen immaterieel 24 62.5% 25.0% 12.5% Materieel en immaterieel 54 24.1% 55.6% 20.4% Aantal materiële posten 29.682 24 .196 1 post 53 41.5% 20.8% 37.7% 2 posten 32 28.1% 40.6% 31.3% 3 posten 22 13.6% 63.6% 22.7% meer dan 3 posten 49 16.3% 53.1% 30.6%
1 Waarden bij ontvankelijkheid zijn O (Ontvankelijk), G (Gedeeltelijk ontvankelijk) en N (Niet-ontvankelijk)
Tabel 5.1 (vervolg): Bivariate analyse van de effecten op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij Ontvankelijkheid1 Chi Square Variabelen N O G N X2 df p Hoogte materiële schade 15.454 8 .051 > 250 32 46.9% 34.4% 18.8% 250 – 499 42 40.5% 28.6% 31.0% 500 – 749 9 33.3% 22.2% 44.4% 750 – 999 9 22.2% 66.7% 11.1% 1000 < 80 20.0% 43.8% 36.6% Onderbouwing materiële schade 8.934 4 .063 Niet onderbouwd 26 7.7% 34.6% 57.7% Gedeeltelijk onderbouwd 42 26.2% 40.5% 33.3% Geheel onderbouwd 61 31.1% 41.0% 27.9% Hoogte immateriële schade 9.686 6 .139 > 300 23 56.5% 21.7% 21.7% 300 – 599 18 22.2% 61.1% 16.7% 600 – 1500 21 28.6% 52.4% 19.0% 1500 < 13 30.8% 61.5% 7.7% Onderbouwing immateriële schade 5.860 4 .210 Niet onderbouwd 5 20.0% 60.0% 20.0% Gedeeltelijk onderbouwd 32 21.9% 53.1% 25.0% Geheel onderbouwd 28 50.0% 35.7% 14.3% Aanwezigheid dader ter zitting 9.073 2 .011* Dader aanwezig 167 25.7% 30.5% 31.1% Dader afwezig 35 38.3% 57.1% 17.1% Bijgestaan door advocaat 3.118 2 .210 Wel bijgestaan 205 35.6% 35.6% 28.8% Niet bijgestaan 4 ‐ 75.0% 25.0% Voeren van verweer 3.943 2 .139 Verweer gevoerd 140 34.3% 38.6% 27.1% Geen verweer gevoerd 30 53.3% 30.0% 16.7% Enkelvoudige vs meervoudige veroordeling 9.281 2 .010* Enkelvoudig 44 36.4% 52.3% 11.4% Meervoudig 167 35.3% 32.3% 32.3% Ad info feit .168 2 .919 Ja 13 38.5% 30.8% 30.8% Nee 198 34.8% 36.4% 28.8%
1 Waarden bij ontvankelijkheid zijn O (Ontvankelijk), G (Gedeeltelijk ontvankelijk) en N (Niet-ontvankelijk)
* significant bij p=<.05
Tabel 5.1 laat eveneens zien dat de aanwezigheid van de dader ter zitting wel een significant effect heeft op de ontvankelijkheid van de vordering benadeelde partij (X2(2)=9.073, p<.05), in die zin dat vaker een niet‐ontvankelijkheid en gedeeltelijke ontvankelijkheid volgt wanneer de dader ter zitting aanwezig is. De aanwezigheid van de benadeelde partij heeft daarentegen geen significant effect op de ontvankelijkheid of de inhoudelijke beoordeling van de vordering tot schadevergoeding. Verder heeft het verschil tussen een enkelvoudige en meervoudige veroordeling een significant effect op de ontvankelijkheid van benadeelde partij (X2(2)=9.281, p=.01). Bij een enkelvoudige veroordeling is vaker sprake van een gedeeltelijke ontvankelijkheid van de benadeelde partij, waartegenover een meervoudige veroordeling vaker gepaard gaat met een niet‐ontvankelijkheid.
Wat betreft de vordering tot vergoeding van materiële schade is bij 180 registraties zo’n vordering gevonden (par. 5.4.5). Voor 125 registraties is een uitspraak bekend. Figuur 5.1 laat zien dat in 8.0% het een niet‐ontvankelijkheidverklaring (n=10) betreft. In 47.2% (n=59) van de gevallen is er een gehele toewijzing uitgesproken, tegenover 44.8% (n=56) met een gedeeltelijke toewijzing.346 In bijna driekwart van de zaken werd minimaal één schadepost opgevoerd (par. 5.4.6). Figuur 5.1 Toewijzing van vordering tot vergoeding van materiële en immateriële schade Het aantal schadeposten opgevoerd ter zake van materiële schade heeft geen negatief effect op de ontvankelijkheid (par. 5.4.6). Wel is er een positief effect te constateren op de toewijzing van de vordering betreffende materiële schade. Indien sprake is van meerdere schadeposten betreffende materiële schade neemt de kans op toewijzing namelijk toe (b=.026, p<.05, zie par. 5.4.6). Opvallend is echter dat in de regel een significant lager bedrag door het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd, dan door de benadeelde partij is gevorderd (gemiddeld 396 euro minder). Vervolgens is de toegewezen schadevergoeding gemiddeld weer significant lager dan het geadviseerde bedrag van het Openbaar Ministerie (gemiddeld 620 euro minder). De
346 Deze laatste categorie betreft zaken waarin zuiver gezien een afwijzing zou hebben moeten volgen. Het betreft namelijk een inhoudelijk oordeel over de vordering, waarbij de rechter van mening is dat de vordering als geheel niet toewijsbaar is. Met het oog op het open houden van de weg naar de civiele rechter wordt in de praktijk echter in de regel gekozen voor een niet‐ontvankelijkverklaring, en niet voor de – juridisch zuiverder – afwijzing (zie ook hoofdstuk 6, par. 6.4.5).
gemiddelde hoogte van de toegewezen vergoeding ter zake van materiële schade bedraagt 2.619 euro (sd=13.135), met een uitschieter van een toewijzing van 139.615 euro (par. 5.4.8). Voor de vordering tot vergoeding van immateriële schade (meestal vanwege lichamelijk letsel of persoonsaantasting) geldt een iets ander beeld (par. 5.4.10). Er is bij 78 registraties een vergoeding van immateriële schade gevorderd, bij 65 daarvan is een inhoudelijke uitspraak bekend (83.3%). De overige 10.8% van de vorderingen betreffende immateriële schade werd niet‐ontvankelijk verklaard. In 44.6% (n=29) van de dossiers waarin een ontvankelijkheid volgde werd de vordering geheel toegewezen, evenveel als er gedeeltelijk zijn toegewezen (44.6%, n=29). De hoogte van de vordering of de aanwezigheid van de benadeelde partij hebben geen significant effect op de toewijzing van een vergoeding voor immateriële schade (par. 5.4.11). De aanwezigheid van de dader ter zitting heeft daarentegen wel een significant effect op de toewijzing van de vergoeding voor immateriële schade (X2(2)=13.125, p=.001); er wordt gemiddeld een hogere vergoeding toegekend wanneer de dader aanwezig is. Gemiddeld werd er 905 euro toegewezen bij een vordering betreffende immateriële schade (sd=1186). Opvallend daarbij is tweemaal een toewijzing van een ‘uitschieter’ van 6.000 euro.347
Wanneer de dader ter zitting is verschenen, is de vordering tot vergoeding van immateriële schade vaker geheel toegewezen en minder vaak niet‐ontvankelijk verklaard (par. 5.4.16). Voor de vordering tot vergoeding van materiële schade geldt, als opgemerkt, een tegengesteld beeld. De mate van de onderbouwing van de immateriële schade kan hier geen verklaring bieden; er is geen significant verband gevonden. Opvallend is wel dat een medische verklaring van een deskundige een significant negatief effect heeft op de toewijzing van een vordering tot vergoeding van immateriële schade (X2(2)=13.950, p=.001) (par. 5.4.12). Voorts valt op dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade significant hoger ligt wanneer ook vergoeding van materiële schade wordt gevorderd, dan wanneer uitsluitend vergoeding van immateriële schade wordt gevorderd (F=17.860, p=.000) (par. 5.4.13). Het voor de materiële schade gevonden gegeven dat de bedragen waartoe het Openbaar Ministerie adviseert, alsmede de daaropvolgende toewijzing door de rechter significant lager liggen dan het bedrag dat werd gevorderd, wordt ook geconstateerd voor de immateriële schade. Daarbij geldt dat het advies van het Openbaar Ministerie in de regel niet wordt gevolgd door de rechter, waarbij deze uitkomt op een significant lager bedrag dan geadviseerd en gevorderd (par. 5.4.17). Waar het advies van Openbaar Ministerie wat betreft de toewijzing van de vordering tot vergoeding van immateriële schade gemiddeld 162 euro lager ligt dan het door de benadeelde partij gevorderde gemiddelde bedrag van 1054 euro (sd=990), wijkt de rechter daar significant van af: gemiddeld 438 euro lager dan het door de benadeelde partij gevorderde bedrag. Het advies van het Openbaar Ministerie speelt dan ook geen significante rol voor de toewijzing van de vordering tot vergoeding van immateriële schade.348
347
Het betrof in beide gevallen een woninginbraak, in vereniging gepleegd (art. 312 jo 47 Sr); de vorderingen betreffende de immateriële schade werden in beide gevallen afdoende onderbouwd (jurisprudentie en voor één zaak overlegging van een psychologisch rapport).
348
Deze bevinding strookt met de uitkomsten van de interviews. De meerderheid van de rechters gaf aan dat het advies van het Openbaar Ministerie niet als belangrijk aandachtspunt werd gezien bij de te maken afwegingen betreffende de toe te wijzen schadevergoeding. Daarbij is bij de vraagstelling geen onderscheid gemaakt tussen het advies ter zake van de materiële, en dat ter zake van de immateriële schade. Zie hoofdstuk 6, par. 6.4.5.2.
Een laatste opvallende te vermelden uitkomst is de invloed van het voeren van verweer door de verdachte. Dit effect blijkt niet significant, maar de verschillen zijn wel noemens‐ waardig (par. 5.4.18); in 37% van de gevallen waarin enig verweer is gevoerd door de verdachte tegen de vordering betreffende materiële schade is de vordering niettemin geheel toegewezen, versus 58% van de gevallen wanneer er geen verweer is gevoerd. Het verschil is groter bij immateriële schade, waar bij verweer door de verdachte 36% geheel is toegewezen ten opzichte van 80% van de gevallen wanneer er geen verweer is gevoerd.
5.3.4 Multivariate analyse
Het ideaalbeeld voor de multivariate analyse was een combinatie van belangrijke variabelen uit de praktijk aan te vullen met significante variabelen uit de bivariate analyse. Zo zou een zo compleet mogelijke verzameling van variabelen worden gebruikt, waarin het effect van de variabelen via de multivariate analyse in samenhang zou worden bekeken.
Tijdens de analyse blijken de missende waarden die tijdens het dossieronderzoek al eerder zijn beschreven, een beperking te vormen voor de te gebruiken steekproefgrootte (de te gebruiken n). Zo is door de kleine n een weergave van de multivariate analyse van het effect op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij bij gelijktijdige invoer van alle onafhankelijke variabelen niet verantwoord. Door de mate van missende waarden binnen de onafhankelijke variabelen waren slechts 42 registraties meegewogen, waardoor de analyse te beperkt is om valide uitspraken te doen. Dit is eveneens het geval bij een multivariate analyse van het effect van de onafhankelijke variabelen op de schadevergoeding (ter zake van materiële en immateriële schade). Ook hier zijn door de mate van missende waarden binnen de onafhankelijke variabelen respectievelijke slechts 19 en 11 registraties beschikbaar, waardoor de analyse te beperkt is om valide uitspraken te doen.
Vanwege deze beperking zijn enkel de effecten van de bivariaat significante variabelen op de afhankelijke variabelen in een multivariate analyse getoetst. Een multivariate analyse met als afhankelijke variabelen de vergoedingen voor materiële of immateriële schade is niet uitgevoerd vanwege een tekort aan voorspellers en registraties. Daarbij heeft de multivariate analyse bij de vordering betreffende materiële schade een toepassing op 91 feiten, waarbij de analyse gebaseerd zou worden op slechts 41.9% van de steekproefgrootte. Om deze redenen is er voor gekozen bij de toewijzingen van de vorderingen tot vergoeding van materiële en immateriële schade te volstaan met de uitkomsten van de bivariate analyses. De multivariate analyse is daardoor alleen uitgevoerd voor de ontvankelijkheid van de benadeelde partij als afhankelijk variabele. Als onafhankelijke variabelen zijn vier variabelen significant uit de bivariate analyse gekomen, namelijk: het gebruik van het standaard Schadeformulier, de schadesoorten, de aanwezigheid van de dader ter zitting en of er een enkelvoudige of meervoudige veroordeling is uitgesproken.
5.3.5 Resultaten multivariate analyse
Bij de multivariate analyse zijn 188 feiten meegewogen (86.6%), het model van de vier variabelen gaf een verklaarde waarde van R2=.121 (Nagelkerke). Het effect op de ontvankelijk‐ heid bij de variabelen is als volgt waar te nemen: een hogere (positieve) waarde van b wijst naar ontvankelijkheid, een negatieve waarde logischerwijs naar niet‐ontvankelijkheid. Uit de multivariate analyse blijken drie variabelen een significant effect te hebben op de ontvan‐ kelijkheid van de benadeelde partij (tabel 5.2). Het gebruik van een standaard Schadeformulier heeft ook in de multivariate analyse een significant effect op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij. Het niet gebruiken van het standaard Schadeformulier heeft een positief effect op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij (b=1.235, p<.005). Er is eveneens een significant positief effect op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij gevonden bij de aangevoerde schadesoorten. Wanneer er alleen vergoeding van immateriële schade is gevorderd heeft dit een positief effect op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij (b=1.468, p=.005). Ten slotte blijkt ook een enkelvoudige veroordeling een positief effect te hebben op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij ten opzichte van een meervoudige veroordeling (b=.869, p<.05). Daarentegen is het effect van de aan‐ of afwezigheid van de dader ter zitting dat tijdens de bivariate analyse significant was, niet meer waar te nemen tijdens de multivariate analyse.
Tabel 5.2: Multivariate analyse op basis van de bivariaat significante variabelen met effect op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij Afhankelijke variabele Ontvankelijkheid benadeelde partij N % Ontvankelijk 68 36.2% Gedeeltelijk ontvankelijk 67 35.6% Niet‐ontvankelijk 53 28.2% Onafhankelijke variabelen (N=188, Nagelkerke R2 = .121) N % b S.E p Gebruik Standaard Schadeformulier Standaard formulier gebruikt 144 76.6% ‐ Standaard formulier niet gebruikt 44 23.4% 1.235 .323 .002* Schadesoorten Alleen materieel 114 60.6% .031 .332 .925 Alleen immaterieel 22 11.7% 1.468 .525 .005* Materieel en immaterieel 52 27.7% ‐ Aanwezigheid dader ter zitting Dader aanwezig 157 83.5% Dader afwezig 31 16.5% –.182 .389 .639 Enkelvoudige vs meervoudige veroordeling Enkelvoudig 43 22.9% .869 .360 .016* Meervoudig 145 77.1% 5.4 Analyse in detail 5.4.1 Benadeelde partij
Van de registraties betreft 22.1% een voeging benadeelde partij door een rechtspersoon (n=48). De overige 77.9% van de registraties betreft een vordering van een natuurlijk persoon (n=169). De geselecteerde strafdossiers bevatten dus geen vorderingen benadeelde partij ingebracht door overige voegingsgerechtigden. Het verschil tussen rechtspersonen en natuurlijke personen heeft geen significant effect op de (niet‐)ontvankelijkheid (X2(2)=.071, p>.05) of de toewijzing van de vordering (materiële of immateriële schade) (respectievelijk X2(2)=3.809, p>.05 en X2(2)=1.261, p>.05). Van 136 benadeelde partijen is het geslacht bekend, waarbij mannen met 73.5% significant vaker geregistreerd zijn dan vrouwen (n=100 versus n=36, X2(1)=30.118, p=.000). Dit heeft echter ook geen effect op de (niet‐)ontvankelijkheid (X2(2)=.525, p>.05) of de toewijzing van de vordering (materiële of immateriële schade) (respectievelijk X2(2)=.037, p>.05 en X2(2)=.086, p>.05). In slechts 13.9% van de 187 aangetroffen tenlasteleggingen werd er in de tenlastelegging melding gemaakt van een