• No results found

Inhoudelijke beoordeling vordering benadeelde partij

In document Civiel schadeverhaal via het strafproces (pagina 109-118)

Uitkomsten van het dossieronderzoek

5.3   Inhoudelijke beoordeling vordering benadeelde partij

5.2.6.1  Achtergrondvariabele: arrondissementen 

De verdeling over de zes arrondissementen is door de overgang naar registraties en de filtering  niet  gelijk  verdeeld  gebleven.  Noord‐Nederland  (n=52)  en  Oost‐Nederland  (n=47)  zijn  het  sterkst gerepresenteerd met respectievelijk 24.0% en 21.7% van de 217 registraties. Midden‐ Nederland  levert  met  36  registraties  16.6%.  Daarop  volgen  Limburg  en  Amsterdam  (beide  12.9%, n=28) en Rotterdam met 12.0% van het totale aantal registraties (n=26). De verdeling is  significant scheef (X2(5)=16.724, p<.05). In het onderzoek wordt getracht een landelijk beeld te  geven  van  de  factoren  betrokken  bij  de  ontvankelijkheidverklaring.  Door  het  opvragen  van  dossiers  uit  zes  verschillende  arrondissementen  is  landelijke  geografische  spreiding  beoogd,  differentiatie op arrondissementsniveau was daarbij geen doel.  

 

5.2.6.2  Achtergrondvariabele: delictsgroepen 

Differentiatie  op  delictsgroep  toont  eveneens  een  scheve  verdeling.  Met  66.8%  van  de  geaccumuleerde registratie is diefstal het meest gerapporteerde delict (n=145). Daarop volgt  mishandeling met 26.3% (n=57). 6.5% van de registraties betreft een openlijke geweldpleging  (n=14)  en  slechts  1  registratie  betreft  een  vernieling,  wat  neerkomt  op  .5%  van  het  totale  aantal registraties. Zoals verwacht is de verdeling significant scheef (X2(3)=234.078, p=.000). Er  is  echter  geen  differentiatie  op  delictsniveau  beoogd,  een  scheve  verdeling  is  daarmee  niet  nadelig voor verdere analyse. 

 

5.2.6.3  Strata: ontvankelijkheid 

De  ontvankelijkheid  van  de  benadeelde  partij  was  aanvankelijk  door  standaardisering  evenredig  verdeeld.  In  het  aantal  voor  de  analyse  geselecteerde  registraties  is  een  enigszins  gelijk  beeld  waar  te  nemen.  35.0%  van  de  registraties  werd  geheel  ontvankelijk  verklaard  (n=76),  tegenover  28.6%  niet‐ontvankelijk  (n=62).  Daarnaast  werd  36.4%  als  gedeeltelijk  ontvankelijk  geregistreerd  (n=79).  Dit  heeft  als  resultaat  dat  er  geen  significant  verschil  is  tussen de aantallen registraties betreffende ontvankelijkheid (X2(2)=2.267, p>.05).    5.3  Inhoudelijke beoordeling vordering benadeelde partij    5.3.1  Extract van bevindingen    

Voor  het  dossieronderzoek  zijn  240  dossiers  onderzocht  aan  de  hand  van  de  in  bijlage  5  opgenomen variabelenlijst.344 Het betreft dossiers met een civiele vordering benadeelde partij 

344

bij een mishandeling, vernieling, diefstal of openlijke geweldpleging. Een uitgebreide beschrij‐ ving  van  de  analyse  en  uitkomsten  worden  in  de  volgende  paragrafen  weergegeven.  In  deze  inleidende  paragraaf  wordt  volstaan  met  een  beschrijving  van  het  proces  van  de  analyse  en  een extract van de bevindingen, waarbij de belangrijkste uitkomsten van het dossieronderzoek  worden gerapporteerd. 

  Een  eerste  kanttekening  betreft  de  steekproefgrootte.  Door  missende  informatie  in  de  dossiers  verschilt  de  hoeveelheid  beschikbare  data  per  variabele.  Dit  heeft  effect  op  de  significantie  en  de  power.  Met  andere  woorden:  er  is  een  kleinere  kans  dat  verschillen  of  verbanden kunnen worden geduid. In het dossieronderzoek is de standaard van significantie bij  p<.05  aangehouden.  Het  kan  voorkomen  dat  uitkomsten  niet  significant  zijn,  maar  wel  grote  verschillen tonen en daarom gerapporteerd zijn vanwege de relevantie.  

  Een tweede kanttekening is dat een benadeelde partij eerst ontvankelijk dient te worden  verklaard  voordat  een  inhoudelijke  behandeling  van  de  vordering  kan  plaatsvinden.  In  de  praktijk  blijken  deze  stappen  niet  duidelijk  te  onderscheiden.  Zo  is  uit  de  dossiers  niet  altijd  duidelijk  af  te  leiden  om  welke  redenen  de  benadeelde  partij  niet‐ontvankelijk  is  verklaard.  Omdat  wordt  volstaan  met  de  standaardmotivering  dat  behandeling  van  de  vordering  een  onevenredige belasting voor het strafgeding zou vormen en vaak geen proces‐verbaal van de  zitting in het dossier is opgenomen, kunnen de redenen die ten grondslag liggen aan de niet‐ ontvankelijkheidsbeslissing  niet  altijd  worden  achterhaald.  Zo  kan  soms  wel  worden  achterhaald dat er enig verweer is gevoerd en is de strekking daarvan wel te achterhalen, maar  of dit verweer ten grondslag heeft gelegen aan de niet‐ontvankelijkheidsbeslissing is veelal niet  vast te stellen. Niettemin rechtvaardigen de dossiers wel de indruk dat de (formele) ontvanke‐ lijkheidsbeslissing samenhangt met het inhoudelijke oordeel van de rechter over de vordering  tot  schadevergoeding,  zij  het  dat  dit  laatste  oordeel  voorlopig  is  en  niet  in  extenso  te  achterhalen. Door deze verstrengeling van afwegingen is de suggestie dat de effecten van de  factoren  op  de  toewijzingen  ook  van  toepassing  zijn  op  de  ontvankelijkheidsbepaling  van  de  benadeelde partij. 

 

5.3.2  Proces van analyse 

 

Voor  de  analyse  is  gebruik  gemaakt  van  vier  soorten  bivariate  toetsen,  namelijk:  Chi  Square,  Anova,  regressieanalyse  en  gepaarde  t‐toetsen.  Bij  Chi  Square  en  Anova‐toetsen  wordt  gekeken  naar  het  verband  tussen  twee  variabelen,  bijvoorbeeld  of  bij  bepaalde  groepen  vergoeding  van  immateriële  schade  eerder  wordt  gevorderd.  Bij  een  regressieanalyse  wordt  gekeken  naar  de  relatie  en  causale  verbanden  tussen  een  onafhankelijke  variabele  en  een  afhankelijke  variabele.  Gepaarde  t‐toetsen  worden  ingezet  wanneer  twee  waarden  per  feit  worden getoetst, bijvoorbeeld wanneer de hoogte van de vordering moet worden vergeleken  met de hoogte van het toegewezen bedrag. In het dossieronderzoek wordt p kleiner dan 0.05  aangehouden wanneer er over een statistisch significant effect wordt gesproken. 

  Allereerst zijn alle variabelen uit de variabelenlijst door middel van bivariate toetsing op  effect beoordeeld aan de hand van drie afhankelijke variabelen, namelijk ontvankelijkheid van 

de benadeelde partij, de toewijzing van de vordering tot vergoeding van materiële schade en  de  toewijzing  van  de  vordering  tot  vergoeding  van  immateriële  schade.  Vervolgens  zijn  de  significante uitkomsten van de bivariate analyse per afhankelijke variabele samengevoegd om  een multivariate analyse uit te voeren waarbij effecten worden getoetst tijdens de gelijktijdige  invoer van meerdere onafhankelijke variabelen.     5.3.3  Bivariate analyse   

Uit  de  bivariate  analyse,  zie  tabel  5.1,345 blijkt  dat  bij  de  indiening  van  de  vordering  veelal  gebruik  wordt  gemaakt  van  het  standaard  Schadeformulier  (n=164,  76%).  Daarbij  wordt  in  bijna  de  helft  van  de  gevallen  hulp  geboden,  meestal  door  Slachtofferhulp  Nederland  (par.  5.4.4). In bijna een kwart van de gevallen verlenen advocaten rechtsbijstand ten behoeve van  het  invullen  van  het  Schadeformulier.  Rechtsbijstand  door  een  advocaat  laat  overigens  geen  significant effect zien op de ontvankelijkheidsbeslissing, noch op de eventueel daaropvolgende  toewijzing van de schadevergoeding.  

345

 Notitie: Omdat het doel van het onderzoek zich voornamelijk richt op de besluitvorming omtrent de ontvanke‐ lijkheid  van  de  benadeelde  partij  (in  verhouding  tot  de  toewijzing  van  de  vordering)  is  omwille  van  de  over‐ zichtelijkheid  van  de  resultaten  gekozen  voor  een  beperking  van  weergave  van  de  resultaten  van  de  bivariate  analyses waarbij de ontvankelijkheid van de benadeelde partij als afhankelijk variabele is gehanteerd. 

Tabel 5.1: Bivariate analyse van de effecten op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij      Ontvankelijkheid1  Chi Square  Variabelen    X2  df  Delictsgroep  6.934  .327    Mishandeling    57    28.1%  45.6%  26.3%      Diefstal    145    38.6%  31.0%  30.3%    Openlijke geweldpleging    14    28.4%  50.0%  21.4%    Vernieling        100%    Natuurlijk persoon versus rechtspersoon  .071  .965    Natuurlijk persoon    169    34.9%  36.1%  29.0%      Rechtspersoon    48    35.4%  37.5%  27.1%  Aantal benadeelde partijen  14.194  10  .164    1 partij    187    34.2%  35.3%  30.5%      2 partijen      28.6%  28.6%  42.9%    3 partijen    16    56.3%  31.3%  12.5%    meer dan 3 partijen      14.3%  85.7%  ‐  Aanwezigheid benadeelde partij ter zitting  1.468  .480    Aanwezig    20    45.0%  30.0%  25.0%      Afwezig    72    30.6%  38.9%  30.6%  Hulp bij opstellen voeging  2.019  .364    Hulp ontvangen    96    32.3%  39.6%  28.1%      Geen hulp ontvangen    48    29.2%  31.3%  39.6%  Vertegenwoordiging tijdens zitting  5.140  .077    Wel vertegenwoordigd    16    50.0%  43.8%  6.3%      Niet vertegenwoordigd    78    33.3%  32.1%  34.6%  Standaard Schadeformulier  7.365  .025*    Standaard formulier gebruikt    164    30.5%  37.2%  32.3%      Standaard formulier niet gebruikt    53    49.1%  34.0%  17.0%  Schadesoorten  20.380  .000*    Alleen materieel    126    34.1%  30.2%  35.7%      Alleen immaterieel    24    62.5%  25.0%  12.5%    Materieel en immaterieel    54    24.1%  55.6%  20.4%  Aantal materiële posten  29.682  24  .196    1 post    53    41.5%  20.8%  37.7%      2 posten    32    28.1%  40.6%  31.3%    3 posten    22    13.6%  63.6%  22.7%    meer dan 3 posten    49    16.3%  53.1%  30.6% 

1 Waarden bij ontvankelijkheid zijn O (Ontvankelijk), G (Gedeeltelijk ontvankelijk) en N (Niet-ontvankelijk)

Tabel 5.1 (vervolg): Bivariate analyse van de effecten op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij     Ontvankelijkheid1  Chi Square  Variabelen    X2  df  Hoogte materiële schade  15.454  .051    > 250    32    46.9%  34.4%  18.8%      250 – 499    42    40.5%  28.6%  31.0%    500 – 749      33.3%  22.2%  44.4%    750 – 999      22.2%  66.7%  11.1%    1000 <    80    20.0%  43.8%  36.6%  Onderbouwing materiële schade  8.934  .063    Niet onderbouwd    26    7.7%  34.6%  57.7%      Gedeeltelijk onderbouwd    42    26.2%  40.5%  33.3%    Geheel onderbouwd    61    31.1%  41.0%  27.9%  Hoogte immateriële schade  9.686  .139    > 300    23    56.5%  21.7%  21.7%      300 – 599    18    22.2%  61.1%  16.7%    600 – 1500    21    28.6%  52.4%  19.0%    1500 <    13    30.8%  61.5%  7.7%  Onderbouwing immateriële schade  5.860  .210    Niet onderbouwd      20.0%  60.0%  20.0%      Gedeeltelijk onderbouwd    32    21.9%  53.1%  25.0%    Geheel onderbouwd    28    50.0%  35.7%  14.3%  Aanwezigheid dader ter zitting  9.073  .011*    Dader aanwezig    167    25.7%  30.5%  31.1%      Dader afwezig    35    38.3%  57.1%  17.1%  Bijgestaan door advocaat  3.118  .210    Wel bijgestaan    205    35.6%  35.6%  28.8%      Niet bijgestaan      ‐  75.0%  25.0%  Voeren van verweer  3.943  .139    Verweer gevoerd    140    34.3%  38.6%  27.1%      Geen verweer gevoerd    30    53.3%  30.0%  16.7%  Enkelvoudige vs meervoudige veroordeling  9.281  .010*    Enkelvoudig    44    36.4%  52.3%  11.4%      Meervoudig    167    35.3%  32.3%  32.3%  Ad info feit  .168  .919    Ja    13    38.5%  30.8%  30.8%      Nee    198    34.8%  36.4%  28.8% 

1 Waarden bij ontvankelijkheid zijn O (Ontvankelijk), G (Gedeeltelijk ontvankelijk) en N (Niet-ontvankelijk)

* significant bij p=<.05

   

Tabel 5.1 laat eveneens zien dat de aanwezigheid van de dader ter zitting wel een significant  effect heeft op de ontvankelijkheid van de vordering benadeelde partij (X2(2)=9.073, p<.05), in  die zin dat vaker een niet‐ontvankelijkheid en gedeeltelijke ontvankelijkheid volgt wanneer de  dader  ter  zitting  aanwezig  is.  De  aanwezigheid  van  de  benadeelde  partij  heeft  daarentegen  geen significant effect op de ontvankelijkheid of de inhoudelijke beoordeling van de vordering  tot  schadevergoeding.  Verder  heeft  het  verschil  tussen  een  enkelvoudige  en  meervoudige  veroordeling een significant effect op de ontvankelijkheid van benadeelde partij (X2(2)=9.281,  p=.01). Bij een enkelvoudige veroordeling is vaker sprake van een gedeeltelijke ontvankelijkheid  van  de  benadeelde  partij,  waartegenover  een  meervoudige  veroordeling  vaker  gepaard  gaat  met een niet‐ontvankelijkheid.  

  Wat betreft de vordering tot vergoeding van materiële schade is bij 180 registraties zo’n  vordering gevonden (par. 5.4.5). Voor 125 registraties is een uitspraak bekend. Figuur 5.1 laat  zien dat in 8.0% het een niet‐ontvankelijkheidverklaring (n=10) betreft. In 47.2% (n=59) van de  gevallen  is  er  een  gehele  toewijzing  uitgesproken,  tegenover  44.8%  (n=56)  met  een  gedeeltelijke  toewijzing.346 In  bijna  driekwart  van  de  zaken  werd  minimaal  één  schadepost  opgevoerd (par. 5.4.6).     Figuur 5.1 Toewijzing van vordering tot vergoeding van materiële en immateriële schade        Het aantal schadeposten opgevoerd ter zake van materiële schade heeft geen negatief effect  op de ontvankelijkheid (par. 5.4.6). Wel is er een positief effect te constateren op de toewijzing  van  de  vordering  betreffende  materiële  schade.  Indien  sprake  is  van  meerdere  schadeposten  betreffende materiële schade neemt de kans op toewijzing namelijk toe (b=.026, p<.05, zie par.  5.4.6).  Opvallend  is  echter  dat  in  de  regel  een  significant  lager  bedrag  door  het  Openbaar  Ministerie wordt geadviseerd, dan door de benadeelde partij is gevorderd (gemiddeld 396 euro  minder). Vervolgens is de toegewezen schadevergoeding gemiddeld weer significant lager dan  het  geadviseerde  bedrag  van  het  Openbaar  Ministerie  (gemiddeld  620  euro  minder).  De 

346  Deze laatste categorie betreft zaken waarin zuiver gezien een afwijzing zou hebben moeten volgen. Het betreft  namelijk een inhoudelijk oordeel over de vordering, waarbij de rechter van mening is dat de vordering als geheel  niet toewijsbaar is. Met het oog op het open houden van de weg naar de civiele rechter wordt in de praktijk echter  in de regel gekozen voor een niet‐ontvankelijkverklaring, en niet voor de – juridisch zuiverder – afwijzing (zie ook  hoofdstuk 6, par. 6.4.5).  

gemiddelde  hoogte  van  de  toegewezen  vergoeding  ter  zake  van  materiële  schade  bedraagt  2.619 euro (sd=13.135), met een uitschieter van een toewijzing van 139.615 euro (par. 5.4.8).     Voor de vordering tot vergoeding van immateriële schade (meestal vanwege lichamelijk  letsel  of  persoonsaantasting)  geldt  een  iets  ander  beeld  (par.  5.4.10).  Er  is  bij  78  registraties  een vergoeding van immateriële schade gevorderd, bij 65 daarvan is een inhoudelijke uitspraak  bekend (83.3%). De overige 10.8% van de vorderingen betreffende immateriële schade werd  niet‐ontvankelijk  verklaard.  In  44.6%  (n=29)  van  de  dossiers  waarin  een  ontvankelijkheid  volgde  werd  de  vordering  geheel  toegewezen,  evenveel  als  er  gedeeltelijk  zijn  toegewezen  (44.6%,  n=29).  De  hoogte  van  de  vordering  of  de  aanwezigheid  van  de  benadeelde  partij  hebben geen significant effect op de toewijzing van een vergoeding voor immateriële schade  (par. 5.4.11).  De aanwezigheid van  de  dader ter  zitting heeft  daarentegen  wel een significant  effect op de toewijzing van de vergoeding voor immateriële schade (X2(2)=13.125, p=.001); er  wordt gemiddeld een hogere vergoeding toegekend wanneer de dader aanwezig is. Gemiddeld  werd  er  905  euro  toegewezen  bij  een  vordering  betreffende  immateriële  schade  (sd=1186).  Opvallend daarbij is tweemaal een toewijzing van een ‘uitschieter’ van 6.000 euro.347  

  Wanneer  de  dader  ter  zitting  is  verschenen,  is  de  vordering  tot  vergoeding  van  immateriële schade vaker geheel toegewezen en minder vaak niet‐ontvankelijk verklaard (par.  5.4.16).  Voor  de  vordering  tot  vergoeding  van  materiële  schade  geldt,  als  opgemerkt,  een  tegengesteld beeld. De mate van de onderbouwing van de immateriële schade kan hier geen  verklaring bieden; er is geen significant verband gevonden. Opvallend is wel dat een medische  verklaring  van  een  deskundige  een  significant  negatief  effect  heeft  op  de  toewijzing  van  een  vordering  tot  vergoeding  van  immateriële  schade  (X2(2)=13.950,  p=.001)  (par.  5.4.12).  Voorts  valt op dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade significant hoger ligt wanneer  ook  vergoeding  van  materiële  schade  wordt  gevorderd,  dan  wanneer  uitsluitend  vergoeding  van  immateriële  schade  wordt  gevorderd  (F=17.860,  p=.000)  (par.  5.4.13).  Het  voor  de  materiële  schade  gevonden  gegeven  dat  de  bedragen  waartoe  het  Openbaar  Ministerie  adviseert, alsmede de daaropvolgende toewijzing door de rechter significant lager liggen dan  het bedrag dat werd gevorderd, wordt ook geconstateerd voor de immateriële schade. Daarbij  geldt  dat  het  advies  van  het  Openbaar  Ministerie  in  de  regel  niet  wordt  gevolgd  door  de  rechter,  waarbij  deze  uitkomt  op  een  significant  lager  bedrag  dan  geadviseerd  en  gevorderd  (par.  5.4.17).  Waar  het  advies  van  Openbaar  Ministerie  wat  betreft  de  toewijzing  van  de  vordering tot vergoeding van immateriële schade gemiddeld 162 euro lager ligt dan het door  de benadeelde partij gevorderde gemiddelde bedrag van 1054 euro (sd=990), wijkt de rechter  daar  significant  van  af:  gemiddeld  438  euro  lager  dan  het  door  de  benadeelde  partij  gevorderde bedrag. Het advies van het Openbaar Ministerie speelt dan ook geen significante  rol voor de toewijzing van de vordering tot vergoeding van immateriële schade.348  

347

 Het  betrof  in  beide  gevallen  een  woninginbraak,  in  vereniging  gepleegd  (art.  312  jo  47  Sr);  de  vorderingen  betreffende  de  immateriële  schade  werden  in  beide  gevallen  afdoende  onderbouwd  (jurisprudentie  en  voor  één  zaak overlegging van een psychologisch rapport). 

348

 Deze bevinding strookt met de uitkomsten van de interviews. De meerderheid van de rechters gaf aan dat het  advies  van  het  Openbaar  Ministerie  niet  als  belangrijk  aandachtspunt  werd  gezien  bij  de  te  maken  afwegingen  betreffende de toe te wijzen schadevergoeding. Daarbij is bij de vraagstelling geen onderscheid gemaakt tussen het  advies ter zake van de materiële, en dat ter zake van de immateriële schade. Zie hoofdstuk 6, par. 6.4.5.2. 

  Een laatste opvallende te vermelden uitkomst is de invloed van het voeren van verweer  door  de  verdachte.  Dit  effect  blijkt  niet  significant,  maar  de  verschillen  zijn  wel  noemens‐ waardig (par. 5.4.18); in 37% van de gevallen waarin enig verweer is gevoerd door de verdachte  tegen de vordering betreffende materiële schade is de vordering niettemin geheel toegewezen,  versus  58%  van  de  gevallen  wanneer  er  geen  verweer  is  gevoerd.  Het  verschil  is  groter  bij  immateriële  schade,  waar  bij  verweer  door  de  verdachte  36%  geheel  is  toegewezen  ten  opzichte van 80% van de gevallen wanneer er geen verweer is gevoerd.  

 

5.3.4  Multivariate analyse 

 

Het  ideaalbeeld  voor  de  multivariate  analyse  was  een  combinatie  van  belangrijke  variabelen  uit de praktijk aan te vullen met significante variabelen uit de bivariate analyse. Zo zou een zo  compleet  mogelijke  verzameling  van  variabelen  worden  gebruikt,  waarin  het  effect  van  de  variabelen via de multivariate analyse in samenhang zou worden bekeken. 

  Tijdens  de  analyse  blijken  de  missende  waarden  die  tijdens  het  dossieronderzoek  al  eerder zijn beschreven, een beperking te vormen voor de te gebruiken steekproefgrootte (de  te gebruiken n). Zo is door de kleine n een weergave van de multivariate analyse van het effect  op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij bij gelijktijdige invoer van alle onafhankelijke  variabelen niet verantwoord. Door de mate van missende waarden binnen de onafhankelijke  variabelen waren slechts 42 registraties meegewogen, waardoor de analyse te beperkt is om  valide uitspraken te doen. Dit is eveneens het geval bij een multivariate analyse van het effect  van  de  onafhankelijke  variabelen  op  de  schadevergoeding  (ter  zake  van  materiële  en  immateriële  schade).  Ook  hier  zijn  door  de  mate  van  missende  waarden  binnen  de  onafhankelijke variabelen respectievelijke slechts 19 en 11 registraties beschikbaar, waardoor  de analyse te beperkt is om valide uitspraken te doen. 

  Vanwege deze beperking zijn enkel de effecten van de bivariaat significante variabelen  op  de  afhankelijke  variabelen  in  een  multivariate  analyse  getoetst.  Een  multivariate  analyse  met als afhankelijke variabelen de vergoedingen voor materiële of immateriële schade is niet  uitgevoerd vanwege een tekort aan voorspellers en registraties. Daarbij heeft de multivariate  analyse bij de vordering betreffende materiële schade een toepassing op 91 feiten, waarbij de  analyse gebaseerd zou worden op slechts 41.9% van de steekproefgrootte. Om deze redenen  is  er  voor  gekozen  bij  de  toewijzingen  van  de  vorderingen  tot  vergoeding  van  materiële  en  immateriële schade te volstaan met de uitkomsten van de bivariate analyses. De multivariate  analyse  is  daardoor  alleen  uitgevoerd  voor  de  ontvankelijkheid  van  de  benadeelde  partij  als  afhankelijk  variabele.  Als  onafhankelijke  variabelen  zijn  vier  variabelen  significant  uit  de  bivariate  analyse  gekomen,  namelijk:  het  gebruik  van  het  standaard  Schadeformulier,  de  schadesoorten,  de  aanwezigheid  van  de  dader  ter  zitting  en  of  er  een  enkelvoudige  of  meervoudige veroordeling is uitgesproken. 

     

5.3.5  Resultaten multivariate analyse 

 

Bij  de  multivariate  analyse  zijn  188  feiten  meegewogen  (86.6%),  het  model  van  de  vier  variabelen gaf een verklaarde waarde van R2=.121 (Nagelkerke). Het effect op de ontvankelijk‐ heid  bij  de  variabelen  is  als  volgt  waar  te  nemen:  een  hogere  (positieve)  waarde  van  b  wijst  naar  ontvankelijkheid,  een  negatieve  waarde  logischerwijs  naar  niet‐ontvankelijkheid.  Uit  de  multivariate  analyse  blijken  drie  variabelen  een  significant  effect  te  hebben  op  de  ontvan‐ kelijkheid van de benadeelde partij (tabel 5.2). Het gebruik van een standaard Schadeformulier  heeft  ook  in  de  multivariate  analyse  een  significant  effect  op  de  ontvankelijkheid  van  de  benadeelde  partij.  Het  niet  gebruiken  van  het  standaard  Schadeformulier  heeft  een  positief  effect op de ontvankelijkheid van de benadeelde partij (b=1.235, p<.005). Er is eveneens een  significant  positief  effect  op  de  ontvankelijkheid  van  de  benadeelde  partij  gevonden  bij  de  aangevoerde  schadesoorten.  Wanneer  er  alleen  vergoeding  van  immateriële  schade  is  gevorderd  heeft  dit  een  positief  effect  op  de  ontvankelijkheid  van  de  benadeelde  partij  (b=1.468,  p=.005).  Ten  slotte  blijkt  ook  een  enkelvoudige  veroordeling  een  positief  effect  te  hebben  op  de  ontvankelijkheid  van  de  benadeelde  partij  ten  opzichte  van  een  meervoudige  veroordeling  (b=.869,  p<.05).  Daarentegen  is  het  effect  van  de  aan‐  of  afwezigheid  van  de  dader  ter  zitting  dat  tijdens  de  bivariate  analyse  significant  was,  niet  meer  waar  te  nemen  tijdens de multivariate analyse. 

 

Tabel  5.2:  Multivariate  analyse  op  basis  van  de  bivariaat  significante  variabelen  met  effect  op  de  ontvankelijkheid van de benadeelde partij  Afhankelijke variabele  Ontvankelijkheid benadeelde partij    Ontvankelijk  68  36.2%    Gedeeltelijk ontvankelijk  67  35.6%    Niet‐ontvankelijk  53  28.2%  Onafhankelijke variabelen (N=188, Nagelkerke R2 = .121)      S.E  Gebruik Standaard Schadeformulier    Standaard formulier gebruikt    144  76.6%    ‐        Standaard formulier niet gebruikt    44  23.4%    1.235  .323  .002*  Schadesoorten    Alleen materieel    114  60.6%    .031  .332  .925    Alleen immaterieel    22  11.7%    1.468  .525  .005*    Materieel en immaterieel    52  27.7%    ‐      Aanwezigheid dader ter zitting    Dader aanwezig    157  83.5%            Dader afwezig    31  16.5%    –.182  .389  .639  Enkelvoudige vs meervoudige veroordeling    Enkelvoudig    43  22.9%    .869  .360  .016*    Meervoudig    145  77.1%            5.4  Analyse in detail    5.4.1  Benadeelde partij   

Van  de  registraties  betreft  22.1%  een  voeging  benadeelde  partij  door  een  rechtspersoon  (n=48). De overige 77.9% van de registraties betreft een vordering van een natuurlijk persoon  (n=169).  De  geselecteerde  strafdossiers  bevatten  dus  geen  vorderingen  benadeelde  partij  ingebracht  door  overige  voegingsgerechtigden.  Het  verschil  tussen  rechtspersonen  en  natuurlijke  personen  heeft  geen  significant  effect  op  de  (niet‐)ontvankelijkheid  (X2(2)=.071,  p>.05)  of  de  toewijzing  van  de  vordering  (materiële  of  immateriële  schade)  (respectievelijk  X2(2)=3.809, p>.05 en X2(2)=1.261, p>.05). Van 136 benadeelde partijen is het geslacht bekend,  waarbij  mannen  met  73.5%  significant  vaker  geregistreerd  zijn  dan  vrouwen  (n=100  versus  n=36,  X2(1)=30.118,  p=.000).  Dit  heeft  echter  ook  geen  effect  op  de  (niet‐)ontvankelijkheid  (X2(2)=.525,  p>.05)  of  de  toewijzing  van  de  vordering  (materiële  of  immateriële  schade)  (respectievelijk  X2(2)=.037,  p>.05  en  X2(2)=.086,  p>.05).  In  slechts  13.9%  van  de  187  aangetroffen  tenlasteleggingen  werd  er  in  de  tenlastelegging  melding  gemaakt  van  een 

In document Civiel schadeverhaal via het strafproces (pagina 109-118)