• No results found

In memoriam J. Kortenhorst

In document Over Multatuli. Delen 26-27 · dbnl (pagina 73-76)

Arnhem 26.9.1916 - Den Haag 27.9.1990

In het vorige nummer kon het nog juist worden vermeld: op 27 september 1990 overleed onze medewerker J. Kortenhorst. Uit twee bijdragen van zijn hand in dezelfde aflevering kan men concluderen, hoeveel het Multatuli-onderzoek heeft verloren met het heengaan van deze bescheiden maar onvermoeibare speurder naar onbekende details. Zijn bijzonder leesbare stukken bevatten altijd weer enig nieuws.

Van opleiding was hij econoom; historisch en genealogisch onderzoek beoefende hij als hobby. In het dagelijks leven was hij economisch adviseur en leidde hij het Haagse adviesbureau dat nog gesticht was door zijn vader, de bekende politicus en kamervoorzitter dr. L.G. Kortenhorst. De zoon, Jan voor zijn vrienden, nam daarbij talloze secretariaten waar van instellingen op commercieel, internationaal, sociaal en cultureel gebied. Hij had veel relaties en was een welbekende Haagse figuur.

Zijn eruditie was even veelzijdig als zijn belangstelling, en zijn r.k. achtergrond stond zijn voorliefde voor persoon en werk van Douwes Dekker allerminst in de weg; van Multatuli wist hij meer dan menig vakman. Met zijn publikaties stelde hij zich ten doel, enige steentjes bij te dragen voor de nog altijd niet bestaande

Multatuli-biografie.

En dat heeft hij gedaan. Hij slaagde erin, tal van details (en ook afbeeldingen) op te sporen die betrekking hadden op het turbulente leven van Dekker en diens omgeving, en o.m. een aantal hoogst belangrijke brieven naar de oppervlakte te brengen, waarvan de kopieën de weg naar het Multatulimuseum vonden. Evenals Henri A. Ett, van wie hij veel leerde, dook hij in de registers van Burgerlijke Stand en Bevolking en kreeg hij toegang tot de particuliere archieven. Als hij wat ontdekt had raadpleegde hij alle mogelijke gepubliceerde en ongepubliceerde documentatie om zich een zo compleet mogelijk beeld te vormen van de te behandelen episode en van de dramatis personae, zoals hij ze placht te noemen. Helaas hield hij vooral in het begin zijn bronvermelding nogal summier.

Met name de betrekkingen van Multatuli tot Den Haag hadden zijn belangstelling. Het begon al in 1951, toen hij in Het Vaderland Dekkers bemoeienissen met Mina Deiss beschreef, wat later zijn eerste voordracht voor het Multatuligenootschap zou worden. Veel wist hij te achterhalen over de persoon en de kring van de Haagse fabrikant Jacques Hotz die, evenals de Amsterdamse musicus David Koning, de genoegens en ongenoegens mocht smaken, weggelegd voor een gastheer van de onderhoudende maar lastige vriend Dek.

Kostelijk zijn de schetsen ‘Eduard Douwes Dekker in Den Haag’, die vooral episodes uit de verloftijd bevatten zoals het fuiven met de Leidse studenten, de ontvoering van Anna van der Burgh of de verwikkelingen n.a.v. de huwelijksadvertentie van Carel van der Pool, alles met nieuwe vondsten. Jammer eigenlijk dat deze bijdragen moeten worden opgezocht in oude jaargangen van het Haags jaarboekje Die Haghe. Anderzijds konden enkele van zijn werkstukken worden gedrukt of herdrukt als aflevering van de ‘Geschriften van het Multatuligenootschap’, zoals die jaarlijks verschenen vóór de oprichting van Over Multatuli, waaraan hij daarna geregeld meewerkte.

Van groot belang bleken de door hem teruggevonden brieven uit de nalatenschap van ds. Pieter Douwes Dekker en diens zoon Engel. Zij wierpen meer licht op de verlofjaren, de verhouding tussen beide broers en de penibele geldleningen, en ook op de veel latere transactie met Zürcher alsmede op het dagelijks leven in de Ingelheimse tijd. En bovenal op het karakter van het ‘vat vol tegenstrijdigheids’, zoals ook de latere Dek zich zeker mocht noemen.

Niet minder belangrijk zijn de door Kortenhorst van inleiding en noten voorziene herdruk van Marie Andersons herinneringen, en die van de door haar en Dekker bewerkte novelle van Sacher Masoch. De laatste uitgave geschiedde in samenwerking met prof. Oversteegen, die volkomen toevalling hetzelfde onderwerp had aangepakt. Hieruit mocht blijken dat een structuralist en een op de biografie ingestelde

documentalist samen best iets goeds tot stand kunnen brengen...

Kortenhorst, wiens meeste overige publikaties op het eigen vakgebied liggen, schreef ook zijn Multatuliana in een zakelijk, onopgesmukt Nederlands, in een laconiek constaterende stijl waardoor distantie ontstond en ook zijn zin voor humor tot uiting kwam. In de dagelijkse omgang was hij een bijzonder aimabel en hoffelijk man, ruimdenkend en altijd behulpzaam, en daarbij gezellig en onderhoudend in zijn vriendenkring. Bij al zijn bescheidenheid kon hij kinderlijk opgetogen zijn als hij weer iets van enig belang ontdekt had.

Dat zijn bijdragen aan het ‘Multatulibeeld’ gewaardeerd werden deed hem goed, en hij was er bijna verlegen mee toen hem zo nadrukkelijk lof werd toegezwaaid door W.F. Hermans, die doorgaans toch niet zo heel kwistig is met het uitdelen van schouderklopjes. Hij heeft het bijzonder op prijs gesteld.

Geschriften van J. Kortenhorst over Multatuli

‘Multatuli en Mina Deiss’ in Het Vaderland van 10 en 17 november 1951, herdrukt als Geschriften van het Multatuli-Genootschap 7 (1966).

‘Multatuli en Hotz’ in jaarboek Die Haghe (1965), herdrukt als privé-uitgave bij de Jakopers in 1965 en als Geschriften van het Multatuli-Genootschap 8 (1966).

‘Multatuli en de muziek’ in Mens en Melodie (1965), daarna uitgebreid tot: ‘Multatuli en David Koning’ in Tijdschrift Vereniging van Nederlandse

Muziekgeschiedenis 20 (1967); nieuwe versie in boekvorm bij de Jako-pers

(1968).

‘Eduard Douwes Dekker in Den Haag’ in jaarboek Die Haghe (1969). [In Den Haag op school - Het verlof - Dies in Leiden - Feest in Den Haag - De ontvoering van Anna van der Burgh - Een vrouw voor Carel van der Pool - Bij Duymaer van Twist in Paulez].

‘Correspondentie van Eduard en Pieter Douwes Dekker’ in Tirade 19 (1975), herdrukt als Geschriften van het Multatuli-Genootschap 14 (1975).

‘Multatuli en Engel Douwes Dekker in Nieder-Ingelheim’ in Maatstaf 24 (1976). ‘Multatuli en Ferdinand Schook’ in Over Multatuli 1 (1978).

‘Multatuliaanse streken: scheppend vertalen’ [samen met J.J. Oversteegen] in

Over Multatuli 5 (1980).

‘Fruin's oordeel over de Max Havelaar’ in Over Multatuli 6 (1980).

Sacher Masoch, Maria Theresia en de vrijmetselaars. Vertaald door Multatuli en Marie Anderson. Inleiding en annotaties door J. Kortenhorst en J.J.

Oversteegen. Vianen 1981.

Marie Anderson, Uit Multatuli's leven. Fotomechanische herdruk met inleiding en aantekeningen (1981).

‘Multatuli met eene gemeene slet in Haarlem’ in Over Multatuli 11 (1983). ‘Djati Roenggo’ in Over Multatuli 12 (1984).

‘De Volledige Werken’ in Over Multatuli 18 (1987).

‘Over conservatoren’ in het Roelfsema-Tenge-nummer van Uitgelezen Boeken 4 (3 maart 1990). [Met brief van Sietske uit 1888].

‘Een brief van Multatuli's zoon van 25 augustus 1887’ in Sic 5 (1990). ‘Arme Oost, arme West, arm Nederland!’ in Over Multatuli 25 (1990). ‘Had Multatuli een public relations functie bij Hotz?’ in Over Multatuli 25 (1990).

[Nummer 27]

In document Over Multatuli. Delen 26-27 · dbnl (pagina 73-76)