• No results found

De erfenis van Multatuli's ouders

In document Over Multatuli. Delen 26-27 · dbnl (pagina 144-160)

Paul van 't Veer contra Saks

Bij de samenstelling van zijn biografie over Multatuli merkte Paul van 't Veer in een daaraan voorafgaand verschenen artikel op dat er relatief weinig betrouwbare documentatie voorhanden is met betrekking tot het ouderlijk milieu van Multatuli.1

Met name weet men inderdaad tot nog toe niet hoe het gesteld was met de materiële welstand van zijn ouders, terwijl dit gegeven toch mogelijk invloed heeft uitgeoefend op de vorming van zijn karakter en sociaal-politieke opvattingen. Multatuli zelf heeft dat milieu gekenschetst als ‘van stand nog iets beneden 't middelmatige’.2

Volgens de essayist J. Saks zou Multatuli verre van trots zijn geweest op de situering van de woning uit zijn Amsterdamse jeugd (de Haarlemmerdijk no. 28)3

; 'n - in de woorden van Van 't Veer - toch alleszins fatsoenlijke ‘nette kapiteinsbuurt’, die zich

onderscheidde van de door het lagere zeevolk bewoonde zijstraten ervan.4

Evenzogoed schrijft Multatuli aan Tine in hun verlovingstijd: ‘...thans schaam ik mij nog het te zeggen, dat ik een burgerjongen ben, die op den Haarlemmerdijk woonde’, en hij geeft er in het vervolg de voorkeur aan het vooral geestelijk ‘deftige’ karakter van zijn ouderlijk huis te benadrukken.5

Saks nu, al psychologiserend, veronderstelt dat de nogal middelmatige materiële situatie van Multatuli's ouders mede bepalend is geweest voor het ontstaan van een minderwaardigheidsgevoel bij Multatuli, dat zich bij wijze van overcompensatie vervolgens uitte in eerzucht.6

Van 't Veer N.B. De hier in de navolgende noten alsmede verderop gebruikte afkorting

V.W. staat voor: Multatuli. Volledige Werken (21 dln. verschenen)

Amsterdam, 1950-1990.

1 Paul van 't Veer, ‘Moeder, wil het toch gelooven, Neen, Uw kind vergat U niet!’ in Maatstaf, 24 (1976), no. 5/6, p. 58-67 (i.h.b. p. 59).

2 Brief van Multatuli te Wiesbaden d.d. 26/27 december 1875 aan J.N. van Hall, gepubliceerd in de V.W., dl. XVIII (1987), p. 144-163 (i.h.b. p. 159).

3 J. Saks (pseud. van P. Wiedijk), Eduard Douwes Dekker, zijn jeugd en Indische jaren. Rotterdam 1937, pp. 44-46.

4 Paul van 't Veer, Het leven van Multatuli. Amsterdam 1979, p. 17.

5 Brief van Multatuli te Poerwakarta (W. Java) 5-8 november 1845 aan Tine, gepubliceerd in de V.W., dl. VIII (1954), p. 533. Alsmede nog de hier in noot 2 genoemde brief aan J.N. van Hall.

opponeert tegen deze ‘dialectische’ benadering en stelt dat vader Douwes Dekker, van professie koopvaardijkapitein, in de sociale verhoudingen van het toenmalige Amsterdam tot ‘de upper middle class, de top van de middengroepen’ behoord heeft.7

Wij zullen hier de discussie tussen Saks en Van 't Veer niet verder voeren. Wel menen wij een bouwsteen aan de arbitrage ervan te mogen aandragen door publikatie van een tweetal contemporaine documenten betreffende de afwikkeling van de nalatenschap van Multatuli's ouders. Op zijn minst werpen ze nieuw, en vooral nauwkeuriger, licht op de feitelijke financiële staat van huize Douwes Dekker in de periode 1846-1850.8

1846

Multatuli's moeder, Sytske Klein, was op 5 mei 1846 op ruim 60-jarige leeftijd komen te overlijden. Haar erfgenamen hebben kort daarop (d.d. 29 november 1846) het woonhuis op de Haarlemmerdijk verkocht, waarschijnlijk met het doel om zo de 59-jarige, nu weduwnaar geworden, alleenstaande koopvaardijkapitein in staat te stellen te gaan rentenieren. Dat een koopvaardijkapitein op die leeftijd zijn fysiek veeleisende maritieme carrière als beëindigd beschouwde, was gebruikelijk. Mèt hem vele van zijn collega's, en dat vaak al op iets eerdere leeftijd. Gewoonlijk hadden zij immers dan reeds hun schapen op het droge. Vader Douwes Dekker kennelijk niet. Deze moest maar liefst eerst zijn woonhuis verkopen om een liquide rentedragend kapitaal te creëren. Naast de beperkte inkomsten uit enige obligaties heeft de opbrengst van die verkoop, t.w. van f 4025,-, hem in zijn nieuwe kwaliteit van rentenier nauwelijks meer dan een uiterst minimaal en kaal bestaan kunnen garanderen. Na de overdracht van zijn woonhuis huurde hij een kamer in de Warmoesstraat (no. 11) bij de winkelier-kleermaker Johannes van Munster. Een deel van zijn overbodige bezittingen (huisraad, kleren en beddegoed) bracht hij onder bij zijn dochter Catharina (Douwes) Dekker, die gehuwd was met de koopvaardijkapitein Cornelis Abrahamsz. Deze zuster van Multatuli overleed - zeer waarschijnlijk ten ten gevolge van de toenmaals nog veelvuldig optredende kraamvrouwenkoorts; immers binnen een maand na de bevalling van een voortijdig geboren zoontje - op 7 december 1849, met achterlating van vier jonge kinderen.

7 Van 't Veer, op. cit. (noot 4), p. 55-59.

8 Zie de bijlage I en II. Deze akten komen niet voor in de serie Brieven en Documenten van de V.W.. Evenmin is dat het geval met de Memories van Successie van de nalatenschappen van Multatuli's ouders. Zij worden hierachter als bijlagen III en IV mede gepubliceerd.

(familieadvertenties uit de Amsterdamsche Courant van resp. d.d. 15 nov. 1849, no. 271, p. 3, kol. 4, en d.d. 10 dec. 1849, no. 292, p. 3, kol. 4).

In verband nu met de vastlegging van de rechten van deze vier kinderen in de nalatenschap van hun overleden moeder moest eveneens het aan haar aanbestorven erfdeel in de nalatenschap van haar vooroverleden moeder (en grootmoeder van de kinderen) Sytske Klein bepaald worden. Bij de om die reden plaatsgevonden inventarisatie op 6 maart 1850 (zie bijlage I) werd het totale, onverdeelde bezit van het echtpaar Douwes Dekker-Klein ten tijde van het overlijden in 1846 van de echtgenote getaxeerd op f 7000,- (naar huidige koopkracht omgerekend te waarderen op zo'n f 150.000,-). Voor meer dan de helft werd dit bedrag gevormd door de ingebrachte waarde van het huis op de Haarlemmerdijk (f 4025,-). Verder werden de huisraad en inboedel gewaardeerd op f 1000,-. De rest, een kleine f 2000,-, werd uitgemaakt door enkele buitenlandse obligaties, tesamen f 1600,-, alsmede door een dubieuze wegens haar minder solvabel geachte karakter op slechts 62,5% werd gesteld (f 375,-).

Beziet men de omvang van de waarde, de aard en de samenstelling van het bezit van Multatuli's ouders, dan vereist het een zekere dosis goedaardige fantasie om over hun milieu te spreken in termen van upper middle class. ‘Bescheiden burgerij’ (notabene eveneens Van 't Veer9

) lijkt hier een beter passende karakterisering. Schril in contrast met dit during a man's lifetime opgebouwde bezit van het echtpaar staat de uitgave die hun, zich in Indische gouvernementskringen bewegende, hoogstrevende zoon Eduard zich terzelfdertijd te Batavia permitteerde: hij stak zich daar tenminste voor f 1323,- dandylike in de kleren en in de schulden.10

9 Van 't Veer, op. cit. (noot 4), p. 33.

1850

(familieadvertenties uit: Algemeen Handelsblad, no. 5821, d.d. 30 juli 1850, p. 3, kol. 2, en no. 5822, d.d. 31 juli 1850, p. 3, kol. 3).

Een half jaar na het overlijden van zijn dochter Catharina overleed, op 25 juli 1850, eveneens vader Douwes Dekker. Wederom werd ten behoeve van de

erfgenamen, en wel op 29 juli 1850, een inventaris opgemaakt van de nalatenschap. Dit keer werd ieder object uit de nagelaten boedel stuksgewijs gespecificeerd, beschreven en getaxeerd. Deze boedelbeschrijving biedt dan ook een zeer gedetailleerd beeld van 's mans bezittingen. De totale waarde van de nalatenschap laat zich, indien de daarin voorkomende obligaties worden gewaardeerd naar hun koerswaarde,11

becijferen op ruim f 9500,- (zie bijlage II). Hiervan was iets minder dan 70% (f 6625,-), meest in de vorm van obligaties en hun opbrengst, onder berusting bij de commissionair en makelaar in effecten Roelof Zondag op de Reguliersgracht. Mede gelet op het feit dat een bed van de erflater bij hem lag opgeslagen, moet deze makelaar een alleszins vertrouwde zaakwaarnemer van vader Douwes Dekker geweest zijn. Naast dit effectenbezit was er f 430,- aan contanten beschikbaar en beliep de waarde van de inboedel ruim f 600,-. Tenslotte nog maakten deel uit van de

nalatenschap vier vorderingen, tesamen groot ruim f 1750,- ten laste van bekenden en naaste familieleden wegens door de erflater verstrekte persoonlijke leningen. Een daarvan, ad f 1000,-, was gesteld ten laste van de schoonzoon Cornelis Abrahamsz, en een tweede (ad f 152,27; waarschijnlijk per resto) ten laste van de zoon Eduard.

Beschouwen we nog eenmaal het geheel, dan wekt het verwondering dat de totaalwaarde van de nalatenschap in 1850 (f 9500,-) in vergelijking met die van 1846 (f 7000,-), en derhalve in vier jaar tijds, met f 2500,- zou zijn toegenomen. Slimme beleggingen en een naar de inboedel te oordelen sobere en spaarzame levensstijl van de erflater bieden daarvoor geen bevredigende of afdoende verklaring. Wellicht dient men rekening te houden met de omstandigheid dat aangezien een

deel van de getaxeerde waarde in 1846 uitgekeerd diende te worden aan de ervende kleinkinderen Abrahamsz ter voldoening van hun moederlijke erfportie, de familie dat bedrag met opzet minimaal heeft gesteld teneinde de toenmalige weduwnaar over een zo ruim mogelijk (want toch al beperkt) kapitaal te laten beschikken en hem effectief in de gelegenheid te stellen te ‘rentenieren’.

Tot slot zij hierbij opgemerkt dat ook het bezit van f 9500,- (thans circa f 200.000,-) het gezin Douwes Dekker niet fundamenteel in een hogere sociale categorie plaatst, of concreter uitgedrukt, optilt tot upper middle class. Hooguit dat de formulering ‘bescheiden’ of kleine burgerij uitgebreid mag worden tot ‘kleine gezeten burgerij’. Welke formulering men ook wil kiezen, voor de zich keizer van Insulinde dromende Eduard gold de materiële staat van het ouderlijk huis in ieder geval niet als de meest ideaal denkbare speling van het lot zijner geboorte.12

12 Voor een fijnzinnige psychologische benadering van de ‘burger’ Multatuli en zijn keizerlijke insulaire dromen en idealen zie P. Spigt ‘Multatuli, minister in spe’ in De Nieuwe Stem, 9 (1954), p. 416-433. (Dit artikel werd eveneens opgenomen in diens bundel Keurig in de kontramine. Over Multatuli. Amsterdam 1975, p. 153-170).

De prijsdeflator (een factor 20) over de periode 1845-1991 is berekend naar J.H. van Stuijvenberg en J.E.J. de Vrijer ‘Prices, Population and National Income in the Netherlands 1620-1978’ in Journal of European Economic History 11 (1982), p. 699-711. Voor een kritische beschouwing over de daarin versterkte gegevens: Richard T. Griffith en Jan de Meere ‘The growth of the Dutch economy in the nineteenth century: back to basics?’ in Tijdschrift voor Geschiedenis 96 (1983), p. 563-572.

Toelichting tot de bijlagen

Bij de weergave van de tekst van de hiernavolgende notariële akten is de zgn. ‘gemengde’ methode gehanteerd als vastgelegd in de Richtlijnen voor het uitgeven

van historische bescheiden, 6e herz. dr. ('s-Gravenhage 1988), opgesteld in opdracht

van het Nederlands Historisch Genootschap en de Rijkscommissie voor vaderlandse geschiedenis. Een en ander impliceert o.a.: letterlijke transliteratie, aanpassing naar hedendaags gebruik van hoofdletters en kleine letters, alsmede van interpunctie voorzover de leesbaarheid dit wenselijk maakt, en aanpassing van de indeling van de alinea's voorzover de overzichtelijkheid dit vereist. Doorgehaalde tekstgedeelten worden niet weergegeven (vanzelfsprekend wèl de daarvoor in de plaats getreden gecorrigeerde eindversies). Aangebrachte emendaties van de tekst worden

weergegeven met rechte haken [...]. Marginalia die niet in betrekking staan tot de inhoud van de tekst, worden onderaan de tekst in een notabene in samengevatte vorm vermeld.

De in de noten verstrekte biografische gegevens betreffende leden van de families Douwes Dekker en (Swart) Abrahamsz zijn (tenzij anders aangegeven) ontleend aan de door Ed. Unger samengestelde genealogie ‘Douwes Dekker’ gepubliceerd in

Nederlands's Patriciaat 71 (1987), p. 133-168, alsmede aan het medegedeelde in de V.W., dl. VIII (1954), p. 21-36, en in de biografische aantekeningen die opgenomen

zijn achterin de dln. VIII, IX en X (1954, 1956 en 1960) van de V.W.

De gebruikte afkortingen G.A. en N.A. staan voor resp.: Gemeentearchief en Notarieel archief.

Bijlage I

Uiteenzetting van de resp. rechten van de erfgenamen in de nalatenschap van wijlen Korte inhoud:

Sytske Eeltjes Klein, d.d. 6 maart 1850, alsmede procuratie door Eduard Douwes Dekker, te Poerworedjo, d.d. 9 december 1846, op zijn vader Engel Douwes Dekker, en bij substitutie zijn zwager Cornelis Abrahamsz of zijn broeder Pieter Douwes Dekker, tot vertegenwoordiging van zijn persoon bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder Sytske Eeltjes Klein.

G.A. Amsterdam N.A., inv. no. 20.586, akte no. 53, not. Bruno Tideman, d.d. 6 maart 1850.

Bron:

Bruno Tideman,1

notaris te Amsterdam, in het bijzijn van de natenoemene en mede ondergeteekende getuigen:

De Heer Engel Douwes Dekker,2

oud-koopvaardijkapitein, wonende alhier in de Warmoesstraat;

De Weleerwaarde Heer Pieter Douwes Dekker,3

predikant bij de Doopsgezinde Gemeente aan den Helder, wonende aldaar;

De Heer Jan Douwes Dekker,4

koopvaardijkapitein, wonende thans hier ter stede doch domicilie kiezende bij den Heer Pieter Douwes Dekker voorn.;

De genoemde Heer Engel Douwes Dekker, als ten deze gemagtigde van den Heer Eduard Douwes Dekker, ambtenaar in Nederlandsch Oost-Indiën, ingevolge volmagt den negenden december des jaars achttienhonderdzesenveertig voor den secretaris der residentie Bagelen en als zoodanig fungerend als notaris te Poerworidjo verleden en aan deze minute gehecht om met dezelve geregistreerd te worden;

De Heer Cornelis Abrahamsz,5

koopvaardijkapitein, wonende in de

Buitenbantammerstraat, vooreerst als in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met en sedert den zevenden december des vorigen jaars weduwenaar van vrouwe Catharina Dekker6

en nog als vader en wettige voogd over de minderjarige kinderen door hem in huwelijk met genoemde zijne echtgenoote verwekt, genaamd Catharina - Anna - Sietske en Theodorus Abrahamsz,7

1 Bruno Tideman (180-1881), notaris te Amsterdam (1829-1880); telg uit een vooraanstaande doopsgezinde Amsterdamse familie; broeder van Prof. dr. Joannes Tideman (1807-1891), remonstrants predikant te Rotterdam (-1856), hoogleraar aan het Remonstrants Seminarie te Amsterdam (1856-1872) en historiograaf van de remonstrantse kerk in Nederland; aanbehuwd neef van de staatsman mr. Jan Heemskerk (1818-1897). De familie Douwes Dekker, zelf doopsgezind, liet derhalve, conform de usançe van de tijd, haar notariële akten verlijden op het kantoor van een notaris uit haar eigen kerkgenootschap.

Cf. de genealogieën ‘Tideman’ en ‘(Bijsterus) Heemskerk’ in resp. Nederland's Patriciaat, 14 (1924), p. 341-348, en 47 (1961), p. 135-147.

2 Engel Douwes Dekker (1787-1850), koopvaardijkapitein; vader van Multatuli.

3 Ds. Pieter Douwes Dekker (1812-1861), sinds 1844 doopsgezind predikant te Den Helder; broeder van Multatuli. Hij was in 1841 in het huwelijk getreden met Maria Abrahamsz (1809-1871), een zuster van zijn zwager Cornelis Abrahamsz.

4 Jan Douwes Dekker (1816-1864), aanvankelijk koopvaardijkapitein, vervolgens beheerder van een tabaksplantage op Java; broeder van Multatuli.

5 Cornelis Abrahamsz junior (1802-1879), koopvaardijkapitein. Hij was sinds 1832 gehuwd met Catharina (Douwes) Dekker (zie hierna), een zuster van Multatuli.

6 Catharina (Douwes) Dekker (1809-1849) (zie verder hierboven).

7 Zie over deze vier kinderen, geboren resp. in 1835, 1837, 1842 en 1848, Van 't Veer, op. cit. (noot 4 van de inleiding), p. 27-28 en 442, alsook de V.W.. Sietske Abrahamsz (1842-1912) betreft het nichtje met wie Multatuli later speciale betrekkingen onderhield. Dr. Theodor (Swart) Abrahamsz (1848-1911), arts, is de auteur van het geruchtmakende geschrift over zijn oom, getiteld Eduard Douwes Dekker. Eene ziektegeschiedenis (Amsterdam 1888).

terwijl hij voor het beschikbare en zijne gemelde kinderen voor het onbeschikbare deel de eenige erfgenamen van genoemde hunne echtgenoot[e] en moeder zijn gebleven ingevolge haar testament den achtsten julij des jaars

achttienhonderddrieëndertig voor den notaris Jan Hendrik Clant verleden en nu geregistreerd;8

En genoemde Heer Pieter Douwes Dekker in betrekking van toezienden voogd over gemelde minderjarigen, daartoe benoemd door den Heer kantonregter in het eerste kanton dezer stad op de achtentwintigsten februarij dezes jaars,

Te kennen gevende:

Dat de Heer eerste komparant in gemeenschap van goederen is gehuwd geweest met vrouwe Sietske Eeltjes Klein,9

welke op den vijfden mei des jaars achtienhonderdzesenveertig te Amsterdam is overleden;

Dat zij bij haar testament den vierentwintigsten julij des jaars

achttienhonderdachttien voor den notaris Reinier Meiijes verleden en geregistreerd10

haren man voor het beschikbare en hare kinderen, zijnde de Heeren komparanten Pieter en Jan Douwes Dekker, de gerepresenteerde Heer Eduard Douwes Dekker en de overledene vrouwe Catharina Dekker, voor het onbeschikbare deel tot erfgenamen naliet;

Dat bij haar overlijden al hare kinderen, meerderjarig zijnde, hebben goedgevonden den Heer eersten komparant in het volle bezit des gemeenschappelijken boedels te laten en met hem op den negenden november van het jaar achttienhonderdzesenveertig zijn overgegaan tot den openbaren verkoop van het tot den gemeenschappelijken boedel behorende huis en erve op den Haarlemmerdijk wijk 52, nommer 1509, sectie D, nommer 802, hetwelk verkocht is voor vierduizend vijfentwintig gulden volgens door mij notaris opgemaakt en geregistreerd proces-verbaal;11

8 De testamenten van Cornelis Abrahamsz en van zijn echtgenote Catharina Dekker bevinden zich in het G.A. Amsterdam N.A., inv. no. 19.573, akten nos. 199 en 200, not. Jan Hendrik Clant, d.d. 8 juli 1833.

9 Sytske Eeltjes Klein (ca. 1782-1846), sinds 1808 gehuwd met Engel Douwes Dekker (zie noot 1); moeder van Pieter, Jan en Catharina Douwes Dekker (zie noten 3, 4 en 6) alsmede ook van Multatuli.

10 De testamenten van Engel Douwes Dekker en van zijn echtgenote Sytske Eeltjes Klein zijn, zonder vermelding van archiefsignatuur, opgenomen in de V.W., dln. VIII (1954), p. 677-678 en IX (1956), p. 99-100. De archiefsignatuur is: G.A. Amsterdam N.A., inv. no. 19.532, akten nos. 201 en 202, not. Reinier Meijjes, d.d. 24 juli 1818.

11 Een afschrift van deze akte van verkoop, ontleend aan de registers van het Amsterdamse Kantoor van Kadaster en Hypotheekbewaring, is gepubliceerd in de V.W., dl. IX (1956), p. 24-27. De minuut van de akte bevindt zich in: G.A. Amsterdam N.A., inv. no. 20.579, akte no. 278, not. Bruno Tideman, d.d. 9 november 1846.

Engel Douwes Dekker had dit huis, dat hij voordien als huurder bewoonde, op 20 april 1827 gekocht van de houtzaagmolenaar Hendrik Bakker voor het bedrag van f 3250,- (G.A. Amsterdam N.A., inv. no. 19.568, akte no. 56 not. Jan Hendrik Clant, d.d. 20 april 1827).

Dat geen inventaris is opgemaakt, maar de overledene vrouwe Catharina Dekker bij het vertrek van den Heer eersten komparant naar de Oost-Indiën weinige tijd na het overlijden aanteekening van het een en ander heeft gemaakt, welke gevoegd bij de wetenschap en herinnering van de Heeren komparanten hen in staat stelt bij nadering den gemeenschappelijken boedel voormeld, en dus ook het deel dat de gemelde minderjarigen daarin toekomt, te berekenen;

Dat partijen alzoo verklaren, ieder voor zoo verre zijne wetenschap en herinnering ter goeder trouw betreft, [te] meenen dat de gemeenschappelijke boedel van den Heer Engel Douwes Dekker en wijle vrouwe Sietske Klein op haar overlijden heeft bestaan uit:

artikel

f 1000,-De meubelen, het huisraad

en den inboedel, de 1.

kleederen en het linnen, gedeeltelijk verkocht, gedeeltelijk nog voorhanden, niet meer heeft beloopen dan eene waarde van duizend gulden

4025,-Het huis en erve op de

Haarlemmerdijk, hier 2.

boven gemeld, alhier gebragt voor den koopprijs van vierduizend

vijfentwintig gulden

1600,-Eene obligatie ten lasten

[van] het Russisch 3.

keizerrijk en eene Oostenrijksche obligatie volgens opgave van den Heer eersten komparant waardig te stellen zestienhonderd gulden

-Eenige munten en kontante gelden, welke eerste zijn 4.

ingewisseld en met de kontante penningen hebben gestrekt tot het betalen der huiselijke schulden en bereddingkosten

375,-Eene vordering ten laste

van de Doopsgezinde 5.

onzekerheid of en wanneer de restitutie zal kunnen plaatshebben, gesteld op driehonderdvijfenzeventig gulden

f 7000,-Weshalve de gemeenschap is te stellen op zevenduizend

gulden

f 3500.-Hiervan is de helft de

nalatenschap van wijle vrouwe Sietske Eeltjes Klein ad drie duizend vijfhonderd gulden

f 300,-Van dezelve moet worden

afgetrokken de begraafniskosten ad driehonderd gulden

f 3200,-Blijft als zuivere erfenis

drieduizend tweehonderd gulden

f 800,-Hiervan komt de Heer eerste komparant

als erfenis een vierde [toe], is achthonderd gulden

f 2400,-Blijft als onbeschikbaar deel tweeduizend

vierhonderd gulden

f 600,-Waarin ieder der komparanten, kinderen,

toekomt een vierde, is zeshonderd gulden.

f 600,-Vrouwe Catharina Dekker, echtgenoot[e]

van de Heer Cornelis Abrahamsz, bragt dus in de gemeenschap van goederen tusschen haren man en haar bestaan hebbende aan de som van zeshonderd gulden

f 300,-en liet bij haar overlijd300,-en hiervan na de

helft, is driehonderd gulden

f 225,-waarvan het beschikbare deel ten behoeve

van hare vier kinderen beloopt tweehonderdvijfentwintig gulden

Na deze uiteenzetting van de regten van partijen in deze verklaart de Heer eerste komparant ter goeder trouw niet te geloven dat door deze opgave de belangen der geïnteresseerde minderjarigen worden benadeeld, en, zoo dit vereischt werd, bereid te zijn deze zijne verklaring met ware woorden te bevestigen.

De Heeren Pieter Douwes Dekker en Jan Douwes Dekker en de Heer Cornelis Abrahamsz verklaren, voor zoo verre het hun in privé aangaat, te blijven bij de bedoeling dat hun vader en schoonvader gedurende zijn leven in het beheer en het genot van de ouderlijke nalatenschap blijve, ofwel later daaromtrent met hem schikkingen te zullen maken, doch alleen wenschen allen dat de belangen der geïnteresseerde minderjarigen worden geregeld.

De Heer eerste komparant verklaart zich bereid eene somma van

tweehonderdvijfentwintig gulden in voldoening van het erfdeel zijner kleinkinderen uit het provenu van het verkochte perceel in kontante penningen aan den vader en voogd uit te keeren, gelijk geschied op het passeren dezer.

En strekt deze akte alzoo voor en in plaats eener bepaalde boedelbeschrijving, tot

In document Over Multatuli. Delen 26-27 · dbnl (pagina 144-160)