3. Situering van de wijzigingen aan het stelsel van scheiding van goederen
3.2. Opwaardering van de bestaande regels uit het wettelijk stelsel
3.2.3. Huwelijksvoordelen
De derde opwaardering heeft betrekking op de regels rond huwelijksvoordelen. Een huwelijksvoordeel ontstaat wanneer één van de echtgenoten bevoordeeld wordt door de werking van het huwelijksstelsel.
650
Bijvoorbeeld wanneer aan één van de echtgenoten meer dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen wordt toegekend.128 Indien dit voordeel niet hoger is dan de grenzen die in het wetboek
worden vermeld (art. 1464, infra 28, nr. 687 en art. 1465, infra 29, nr. 692), wordt dat voordeel beschouwd als een verkrijging ten bezwarende titel en niet als een schenking. Het gevolg hiervan is dat er op het voordeel noch schenk- noch erfbelasting betaald moet worden en dat dat de reserve van de kinderen niet wordt aangetast waardoor ze op het voordeel geen inkorting129 kunnen vragen. Het gedeelte dat zich
boven deze grenzen bevindt, wordt wel gezien als een schenking.130 Deze regel is altijd van toepassing
ongeacht de grootte van het verkregen voordeel en ook indien er sprake is van een stiefouderrelatie.131
Door de hervorming van het huwelijksvermogensrecht zijn de huwelijksvoordelen niet enkel meer van toepassing op het wettelijk stelsel, maar op alle echtgenoten ongeacht onder welk huwelijksstelsel ze
660
gehuwd zijn.132 Sinds 1 september 2018 is deze regel ook van toepassing op het stelsel van scheiding van
goederen. Er moet dus ook geen schenk- of erfbelasting betaald worden op huwelijksvoordelen die voortkomen uit een onverdeeldheid. Eveneens kunnen de kinderen op deze voordelen uit de onverdeeldheid geen inkorting meer vragen.De wettelijke basis hiervoor vinden we terug in artikel 1469, $1, vierde lid BW. In dit artikel wordt uitdrukkelijk bepaald dat de artikelen 1429bis BW (infra 28, nr. 669), 1458 BW (infra 28, nr. 679) 1464 BW (infra 28, nr. 687) en 1465 BW (infra 29, nr. 692) ook van toepassing
128 X., “Huwelijksvoordelen: een verkrijging onder bezwarende titel”, AXIS, 2020,
http://www.axisfinance.be/nl/huwelijksvoordelen-een-verkrijging-onder-bezwarende-titel-508.htm
129 Met inkorting wordt bedoeld dat de reservataire erfgenamen een deel van de gedane schenkingen en legaten kunnen terugvragen indien ze hun minimale wettelijke reserve niet verkrijgen.
130 A. KEEREMAN, “Een consequenter en meer solidair huwelijksvermogensrecht”, Juristenkrant 2018, 8-9.; A. VAN GEEL, L. DE WULF en C. VANTHIENEN, “Hervorming van het huwelijksvermogensrecht”, Tiberghein, 2018,
https://www.tiberghien.com/nl/1324/hervorming-van-het-huwelijksvermogensrecht
;S. MOSSELMANS en A. VAN THIENEN, “Vernieuwd huwelijksvermogensrecht”, Not.Fisc.M. 2018, 346.; X., “De vierde piste: huwelijksvoordelen met betrekking tot onverdeelde goederen in scheiding van goederen”, Laga, 2019, 6.
131 H. CASMAN, “Nieuw huwelijksvermogensrecht”, NJW 2018, 775.
zijn op het stelsel van scheiding van goederen.133 Ook hier vindt er volgens mij een verhoging van de
solidariteit plaats door de regels van de huwelijksvoordelen naar de algemene regels te verplaatsen. In artikel 1429bis BW wordt de erfelijke onwaardigheid geregeld.134 Na de hervorming geldt ook in het
stelsel van scheiding van goederen dat men de huwelijksvoordelen verliest indien men onwaardig (art.
670
727 BW) wordt verklaard om te erven. Men wordt bijvoorbeeld erfelijk onwaardig verklaard indien men schuldig is aan moord op z’n partner. De regel is van toepassing op alle huwelijksvoordelen. In het stelsel van scheiding van goederen kunnen de huwelijksvoordelen echter niet vervallen indien deze niet meer bedragen dan de helft van de aanwinsten.135 Bovendien worden de woorden “de aanwinsten” vervangen
door “hetgeen is overgespaard van de wederzijdse inkomsten der echtgenoten”. Deze vervanging had tot doel om verwarring te vermijden aangezien er door de hervorming ook een wettelijk kader is ontstaan voor het stelsel van scheiding van goederen met verrekening van aanwinsten.136 Dit wordt verder in dit
werkstuk nog uitgebreid besproken.
Artikel 1458 BW specifieert bovendien dat de vooruitmaking gezien wordt als een huwelijksvoordeel en niet als een schenking. Bij vooruitmaking komen de echtgenoten overeen dat de langstlevende
680
echtgenoot het recht heeft om voor de verdeling een geldsom, bepaalde goederen of een percentage van een categorie goederen voor de ontbinding uit het gemeenschappelijk vermogen te halen. Dit is sinds de hervorming ook mogelijk voor goederen die zich in een onverdeeldheid bevinden.De vooruitmaking kan enkel als een schenking gekwalificeerd worden indien deze vooruitmaking meer bedraagt dan de som van de huwelijkse aanwinsten en de helft van de niet-aanwinsten (= het eigen vermogen) van de overleden echtgenoot.137
Artikel 1464 BW krijgt uitwerking indien er gemeenschappelijke kinderen zijn. In dit artikel wordt bepaald dat het beding van ongelijke verdeling en het verblijvingsbeding138 gezien worden als huwelijksvoordelen
en dus niet als schenkingen. Dit wordt enkel maar als schenking gezien indien de langstlevende echtgenoot meer zou krijgen dan alle huwelijkse aanwinsten en de helft van de niet-aanwinsten van de
690
overleden echtgenoot.139
133 Art. 1469, $1, 4de lid BW; S. MOSSELMANS en A. VAN THIENEN, “Vernieuwd huwelijksvermogensrecht”,
Not.Fisc.M. 2018, 346.
134 Art. 1429bis BW.
135 S. MOSSELMANS en A. VAN THIENEN, “Vernieuwd huwelijksvermogensrecht”, Not.Fisc.M. 2018, 346-347. 136 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, 64.
137 Art. 1457 BW, Art. 1458 BW; X., “De vierde piste: huwelijksvoordelen met betrekking tot onverdeelde goederen in scheiding van goederen”, Laga, 2019, 2.
138 Bij het verblijvingsbeding worden alle goederen uitsluitend en volledig aan de langstlevende echtgenoot toegekend.
139 H.Casman, “Hoofdstuk 3: Model huwelijkscontract scheiding van goederen met wettelijk verrekenbeding” in H. Casman & M. Van Loock, “Huwelijksvermogensrecht”, Mechelen, Wolters Kluwer, 2019, Mod3.-17.; X., “De vierde piste: huwelijksvoordelen met betrekking tot onverdeelde goederen in scheiding van goederen”, Laga, 2019, 2.
Indien er geen gemeenschappelijke kinderen aanwezig zijn, dient gekeken te worden naar artikel 1465 BW. In tegenstelling tot gemeenschappelijke kinderen is er bij de niet gemeenschappelijke kinderen geen sprake van een uitgesteld erfrecht, aangezien deze niet erven van de langstlevende echtgenoot/ stiefouder. Voor hen verkleint het erfrecht alleen maar indien er sprake is van huwelijksvoordelen. Daarom wordt in dit artikel bepaald dat er geen sprake is van een huwelijksvoordeel indien één van de echtgenoten via een beding meer krijgt dan het beschikbare gedeelte.140