• No results found

Het aanvangsvermogen (art 1469/2 BW, art 1469/3 BW en art 1469/13 BW)

3. Situering van de wijzigingen aan het stelsel van scheiding van goederen

3.3. Bedingen toevoegen om de gevolgen van de zuivere scheiding van goederen te milderen

3.3.1. Het stelsel van scheiding van goederen met een beding van verrekening van aanwinsten

3.3.1.2. Het aanvangsvermogen (art 1469/2 BW, art 1469/3 BW en art 1469/13 BW)

Het aanvangsvermogen is een belangrijke component bij het bepalen van de aanwinsten. Het nieuwe stelsel wil de voordelen van het wettelijk stelsel toevoegen aan deze van het stelsel van scheiding van goederen. Het doel is hier dus om de aanwinsten in overeenstemming te brengen met het

850

gemeenschappelijk vermogen van het wettelijk stelsel. Deze overeenstemming gebeurt door de goederen die volgens het wettelijk stelsel eigen zijn, op te nemen in het aanvangsvermogen. Op deze manier vinden we de eigen goederen niet terug in de aanwinsten, aangezien deze berekend worden door het aanvangsvermogen af te trekken van het eindvermogen. Indien er daarentegen sprake is van een vergoeding aan het gemeenschappelijk vermogen, worden deze goederen niet opgenomen in het aanvangsvermogen. Als gevolg bevinden deze zich wel in de aanwinsten en dus ook in de verrekenvordering. Er kan daarnaast ook sprake zijn van een negatief aanvangsvermogen. Dit is het geval indien de schulden groter zijn dan het actief.173

171 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, 78.; S. MOSSELMANS en A. VAN THIENEN, “Vernieuwd huwelijksvermogensrecht”, Not.Fisc.M. 2018, 348.

172 Art. 1469/1 BW; Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, 78.

173 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, 79-80.; C. CASTELEIN, “Scheiding van goederen”,

Bij de waardering van dit aanvangsvermogen kunnen er volgens de Frans-Duitse overeenkomst twee risico’s ontstaan. Het eerste risico is dat de actiefbestanddelen die zijn opgenomen in het

860

aanvangsvermogen een waardevermindering ondergaan. Om dit risico te voorkomen, vindt in het Franse recht de waardering van het aanvangsvermogen plaats bij de vereffening van het huwelijksvermogensstelsel. Een tweede risico dat kan ontstaan is dat één van de echtgenoten ook recht heeft op een deel van een eventuele waardevermeerdering, ondanks dat hij of zij daartoe niet heeft bijgedragen. In het Duitse recht wordt dit risico omzeild doordat de waardering van het aanvangsvermogen al plaatsvindt bij de inwerkingtreding van het huwelijksstelsel.174 We kunnen dit

laatste risico toelichten aan de hand van de casestudie. Elke en Kristof zijn getrouwd onder het stelsel van scheiding van goederen met verrekening van aanwinsten. Tijdens het huwelijk erft Kristof een schilderij. Doorheen de tijd wordt het schilderij meer waard aangezien de kunstenaar hiervan steeds beroemder wordt. Als Elke en Kristof na tien jaar beslissen om het huwelijksstelsel te ontbinden, heeft Elke recht op

870

een deel van deze aanwinsten terwijl ze daartoe niet heeft bijgedragen. Het Duitse recht wil dit voorkomen.175

Artikel 1469/3 BW regelt de waardering van het aanvangsvermogen. Dit is zowel gebaseerd op het Franse als op het Duitse recht, zodat beide risico’s vermeden kunnen worden. Om beide risico’s zoveel mogelijk te vermijden wordt het aanvangsvermogen opgedeeld in drie groepen. Elke groep wordt anders gewaardeerd.176

De eerste groep binnen het aanvangsvermogen omvat de goederen en de schulden die reeds bestonden voor het huwelijk.Deze voorhuwelijkse goederen en schulden worden gewaardeerd op de datum van inwerkingtreding van het huwelijksstelsel.177 Als er een waardevermeerdering van deze goederen

plaatsvindt tijdens het huwelijk, wordt deze vermeerdering opgenomen in de aanwinsten. Hier bestaat

880

de kans dat de echtgenoot die niet heeft bijgedragen aan de waardestijging toch een deel van deze waardevermeerdering verkrijgt. Men is er echter niet geslaagd om dit risico binnen deze groep van goederen uit te schakelen. Hierdoor wordt de doelstelling om meer overeenstemming te bekomen tussen het wettelijk stelsel en het stelsel van scheiding van goederen met verrekening van aanwinsten niet behaald. In tegendeel: door deze regel is er meer solidariteit in het stelsel van scheiding van goederen

174 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, 81.

175 C. CASTELEIN, “Scheiding van goederen”, Vormingsdag erfrecht en huwelijksvermogensrecht 4 mei 2018, randnr.27.

176 Art 1469/3 BW; Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, 81.; C. DECLERCK, “De hervorming van het huwelijksvermogensrecht. Commentaar bij de wet van 22 juli 2018” T.Fam. 2018, 246.

177 Art. 1469/2, $1, Art. 1469/3, $1, 1° en $3 BW; S. MOSSELMANS en A. VAN THIENEN, “Vernieuwd huwelijksvermogensrecht”, Not.Fisc.M. 2018, 349.

met verrekening van aanwinsten dan in het wettelijk stelsel, aangezien de meerwaarden van de eigen goederen in het wettelijk stelsel tot het eigen vermogen behoren.178

Vervolgens bestaat de tweede groep binnen het aanvangsvermogen uit goederen en schulden die na de inwerkingtreding van het huwelijksstelsel werden verkregen. Dit zijn de goederen die kosteloos werden verkregen door schenking, erfenis of testament (art. 1469/2, $2 BW), de kledij en voorwerpen voor

890

persoonlijk gebruik (art. 1401, $1, 1° BW),179 evenals de schadevergoedingen voor herstel van persoonlijke

fysieke en psychische ongeschiktheid (art. 1401, $2,1.BW). Daarnaast is het ook zo dat indien één van de echtgenoten tijdens het huwelijk een verzekering afsloot om de andere echtgenoot te begunstigen, deze verzekerde prestaties tot het aanvangsvermogen van de begunstigde behoren (art. 1401, $2,2. BW).180

De goederen uit de tweede groep worden gewaardeerd op de datum dat deze verkregen worden.181 Er is

een gelijkaardige regeling voor schulden die eigen zijn door hun oorsprong en de schulden die eigen zijn door hun aard: deze worden gewaardeerd op de datum dat de schulden werden aangegaan.182 Onder

schulden die eigen zijn door oorsprong wordt schulden verstaan die al bestonden voor het huwelijk en schulden die werden verkregen door middel van erfenissen of giften (art. 1406 BW). Schulden eigen door aard zijn schulden die worden aangegaan in het belang van het eigen vermogen, schulden die

900

samenhangen met verboden beroepen of handelingen en tenslotte ook nog schulden die zijn ontstaan uit een strafrechtelijke veroordeling of uit een onrechtmatige daad (art. 1407 BW).183

Bij de eerste en de tweede groep vindt de waardering van de goederen of de schulden dus plaats voor de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel.184 De waarde kan echter door de jaren heen toenemen of

afnemen als gevolg van de inflatie. Daarom wordt de waardering gecorrigeerd voor inflatie door te indexeren volgens de consumptieprijzenindex. Waardevermeerderingen door inflatie behoren op die manier niet tot de aanwinsten.185

178 C. DECLERCK, “De hervorming van het huwelijksvermogensrecht. Commentaar bij de wet van 22 juli 2018”

T.Fam. 2018, 246.

179 Art. 1469/2, $2 BW.

180 C. DECLERCK, “De hervorming van het huwelijksvermogensrecht. Commentaar bij de wet van 22 juli 2018”

T.Fam. 2018, 245.

181 Art. 1469/3, $1, 2° BW.

182 Art. 1469/3, $4 BW; S. MOSSELMANS en A. VAN THIENEN, “Vernieuwd huwelijksvermogensrecht”, Not.Fisc.M. 2018, 349.

183 C. DECLERCK, “De hervorming van het huwelijksvermogensrecht. Commentaar bij de wet van 22 juli 2018”

T.Fam. 2018, 245.

184 Art. 1469/3, $4 BW.

Ten slotte bestaat de laatste groep binnen het aanvangsvermogen uit onroerende goederen en onroerende zakelijke rechten186. Hier vindt de waardering plaats op datum van de ontbinding van het

huwelijksstelsel,187 of in een aantal bijzondere gevallen op datum van de uitwerking (art 1469/7 BW, infra

910

43, nr. 1046).188 Indien er sprake is van een overdracht of verkrijging van deze goederen/rechten tijdens

het huwelijk, worden deze reeds gewaardeerd op de datum waarop deze handeling plaatsvindt. Door deze maatregel wordt de waardevermeerdering die verwezenlijkt wordt door de bijdrage van één echtgenoot uitsluitend toegekend aan de echtgenoot-eigenaar en behoort het dus niet tot de aanwinsten.189 Indien beide echtgenoten hebben bijgedragen aan de waardevermeerdering, behoort

deze niet tot het aanvangsvermogen en wel tot de aanwinsten.190 Het vruchtgebruik en het recht op

gebruik van woning vallen buiten het toepassingsgebied van deze waarderingsregel omdat dit de waarde voor beide echtgenoten verlaagt. 191

Laten we dit even toepassen op de casestudie. Elke en Kristof zijn gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen met verrekening van aanwinsten, Kristof heeft in zijn eigen vermogen nog een tweede

920

verblijf dat verhuurd wordt. Dit gebouw is gelegen in de buurt van een luchthaven die voor veel lawaaihinder zorgt. Na vijf jaar gaat deze luchthaven failliet, waardoor de waarde van het tweede verblijf van Kristof stijgt. Drie jaar na dit faillissement vindt er een echtscheiding plaats tussen Elke en Kristof. Aangezien de waardering van het aanvangsvermogen van het tweede verblijf pas gebeurt bij de ontbinding van het huwelijk, behoort deze waardevermeerdering tot het aanvangsvermogen van Kristof en dus niet tot de aanwinsten. Hierdoor hoeft Kristof de waardevermeerdering niet te delen met Elke.192

Er zijn een aantal goederen die niet kunnen worden opgenomen in het aanvangsvermogen.193 Het gaat

meerbepaald om de vruchten van de goederen die tot het aanvangsvermogen behoren, alsook de goederen van het aanvangsvermogen die door de echtgenoten worden weggeschonken aan één van de bloedverwanten in rechte lijn194. Opvallend is dat de goederen die worden weggeschonken aan

930

186 Erfpacht, opstal en hypotheek zijn voorbeelden van onroerende zakelijke rechten. 187 Art. 1469/3, $2 BW.

188 C. CASTELEIN, “Scheiding van goederen”, Vormingsdag erfrecht en huwelijksvermogensrecht 4 mei 2018, randnr.27.

189C. DECLERCK, “De hervorming van het huwelijksvermogensrecht. Commentaar bij de wet van 22 juli 2018”

T.Fam. 2018, 246.; S. MOSSELMANS en A. VAN THIENEN, “Vernieuwd huwelijksvermogensrecht”, Not.Fisc.M. 2018, 349.

190 C. CASTELEIN, “Scheiding van goederen”, Vormingsdag erfrecht en huwelijksvermogensrecht 4 mei 2018, randnr.27.

191 Art. 1469/3, $2 BW; C. DECLERCK, “De hervorming van het huwelijksvermogensrecht. Commentaar bij de wet van 22 juli 2018” T.Fam. 2018, 246.

192 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, 83.

193 Art. 1469/2, $3 BW; Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, 80.

194 Bloedverwanten in rechte lijn wil zeggen dat de ene bloedverwant een afstammeling is van de andere bv vader – dochter.

bloedverwanten in de rechte lijn ook buiten het eindvermogen vallen. Dit zorgt voor een neutraliteit van deze schenkingen voor de berekening van de verrekenvordering.195

Het is aangeraden om een beschrijving op te maken van het aanvangsvermogen om op die manier toekomstige geschillen te voorkomen.196 Volgens artikel 1469/13 kan dit zowel gebeuren via een

onderhandse akte als via een notariële akte. Deze laatste kan worden opgemaakt op basis van verklaringen indien beide echtgenoten het hiermee eens zijn.197 De beschrijving vindt plaats op het

ogenblik dat het huwelijkscontract wordt opgesteld en wordt geacht juist te zijn als deze door beide echtgenoten is ondertekend. Hier is sprake van een weerlegbaar vermoeden: er kan dus tegenbewijs worden geleverd.198 Indien ook de waarde van de goederen wordt vermeld in de beschrijving, is het

vermoeden van juistheid ook van toepassing op deze waarde; wordt de waarde niet opgenomen, volgt

940

men de regels van de waardering van het aanvangsvermogen (art. 1469/3 BW, supra 36, nr. 873). In het geval er geen beschrijving werd opgesteld, wordt het aanvangsvermogen geacht nul te zijn. Ook hier is er sprake van een weerlegbaar vermoeden.199

We kunnen dus samenvatten dat het aanvangsvermogen bestaat uit de goederen die volgens het wettelijk stelsel gekwalificeerd worden als eigen goederen. Deze goederen behoren niet tot de aanwinsten. Voor de waardering worden de goederen in het aanvangsvermogen opgedeeld in drie groepen. De eerste groep zijn de voorhuwelijkse goederen en schulden. Deze worden gewaardeerd op de datum van de inwerkingtreding van het huwelijksstelsel. De tweede groep zijn de goederen en schulden die na de inwerkingtreding van het huwelijksstelsel worden verkregen. Deze worden gewaardeerd op datum dat ze worden verkregen. De twee voorgaande groepen worden geïndexeerd als correctie voor de inflatie. De

950

laatste groep zijn de onroerende goederen en de onroerende zakelijke rechten met uitzondering van het vruchtgebruik en het recht op gebruik van de woning. Deze laatste groep wordt gewaardeerd op datum van de ontbinding of in bijzondere gevallen op datum van de uitwerking (art. 1496/7 BW, infra 43, nr. 1046). Indien er sprake is van verkrijging of overdracht vindt de waardering plaats op de datum van de handeling. De vruchten van de goederen binnen het aanvangsvermogen en de schenkingen aan bloedverwanten in rechte lijn behoren niet tot het aanvangsvermogen.200

195 C. CASTELEIN, “Scheiding van goederen”, Vormingsdag erfrecht en huwelijksvermogensrecht 4 mei 2018, randnr.26.

196 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, 81. 197 Art. 1469/13 BW.

198 Art. 1469/2, $4 BW; C. CASTELEIN, “Scheiding van goederen”, Vormingsdag erfrecht en

huwelijksvermogensrecht 4 mei 2018, randnr.25.

199 Art. 1469/2, $5 BW; Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, 81.; C. CASTELEIN, “Scheiding van goederen”, Vormingsdag erfrecht en huwelijksvermogensrecht 4 mei 2018, randnr.25.

200 Art. 1469/2 BW; Art. 1469/3 BW; Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, 79-80.; C. CASTELEIN, “Scheiding van goederen”, Vormingsdag erfrecht en huwelijksvermogensrecht 4 mei 2018, randnr.25.