• No results found

Hoedemakers eenheid: ‘heel de kerk en heel het volk’

In document VU Research Portal (pagina 67-71)

openheid en bescheidenheid

3.2 Hoedemakers eenheid: ‘heel de kerk en heel het volk’

Volgens de biograaf van Hoedemaker, G.Ph. Scheers, vond in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw een duidelijke kentering plaats in de kerkbeschou-wingen van hervormde zijde. Er werd meer aan samenwerking gedacht, minder naar de verschillen gekeken maar meer naar het verbindende tussen mensen en bevolkingsgroepen. Dit gebeurde tegelijkertijd met een opleving van de aandacht voor Hoedemaker:

20 Idem, 250-251.

21 A. Kuyper, Het Calvinisme. Zes Stone-lezingen (Amsterdam: Wormser, 18992), 3. 22 Van Weringh, Het maatschappijbeeld van Abraham Kuyper, 109.

In plaats van het individualisme dat jarenlang in de verschillende richtingen opgeld gedaan heeft, is een theologie getreden, die aan een ernstige bezinning op het karakter der Kerk een ruime plaats toekent. Dat er sinds 1929 driemaal een voorstel tot reorganisatie bij de Synode is ingediend, is slechts een symptoom ervan, hoezeer de mentaliteit na – laten we zeggen – 1918 veranderd is.23

Het is echter de vraag of deze ontwikkeling slechts aan een herleving van het ge-dachtegoed van Hoedemaker kan worden toegeschreven. Er vond in diezelfde pe-riode namelijk eveneens een opleving en actualisering van het gedachtegoed van Gunning plaats. Het belang van Hoedemaker zat er volgens Scheers vooral in dat het principiële verzet tegen christelijke politiek zoals die bedreven werd:

Niet alleen werd, van een bepaalde barthiaansche zijde, de mogelijkheid van christelijke politiek als zoodanig in twijfel getrokken, maar ook van andere kanten werd b.v. de theo-rie, die sinds lang gegolden had ten opzichte van de roeping der Overheid ten aanzien van de religie, in discussie gebracht.24

Bij de chu werd vaak met veel bewondering naar Kuyper en de antirevolutionai-ren gekeken, maar de aanhangers van deze partij verlangden toch ook naar een kerk die het hele volk richting kon geven doordat de kerk en de overheid weer in de geest van Hoedemaker haar historische vervlochtenheid konden vertonen.

Hoedemaker heeft lange tijd bezorgdheid getoond over het partijbewustzijn en de daarbij behorende partijstrategie van Kuyper. Als Kuyper over de kerk sprak, luisterde er altijd ook een politiek publiek mee. Dat was uiteindelijk één van de redenen waarom hij niet met Kuyper meeging in de Gereformeerde Kerken in Nederland.25 Tijdens de aanloop naar de Doleantie waren er niet alleen strategi-sche verschillen; Hoedemaker wilde dat eerst de presbyteriale orde van voor 1816 werd hersteld waarin de plaatselijke kerken zelfstandigheid en zeggenschap over eigen functioneren hadden. Deze orde vergrootte de macht van de lokale kerken. Hij koesterde gedachten aan een gedoopte natie en een voorbeeldfunctie van de kerk voor Nederland. Waar Kuyper de antithese als scheidend element erkende en daarmee de neutrale staat accepteerde, verwierp Hoedemaker deze notie en bleef hij hopen op een protestants-christelijk Nederland. Toen Hoedemaker definitief met Kuyper gebroken had, pleitte hij voor reorganisatie van de Nederlandse Her-vormde Kerk.26 In zijn strijd tegen de zijns inziens partijstrategische overwegin-gen van de gereformeerden gebruikte hij de leus ‘heel de kerk en heel het volk’.27 Waar Kuyper meer met zijn tijd mee ging door zijn organisatievormen, koos Hoedemaker voor een programma van kerkherstel.

Hoedemaker had in zijn opvattingen over de kerk altijd ‘hartstochtelijk ge-tuigd tegen de Synodale organisatie, omdat hij die organisatie zag als de bron van de kerkelijke ellende’.28 Het bestaan van verschillende partijen in de Nederlandse 23 G.Ph. Scheers, Philippus Jacobus Hoedemaker (Wageningen: Veenman&zonen, 1939), 271. 24 Idem, 271-272.

25 A.J. Rasker, De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795 (Kampen: Kok,1986), 255 e.v.

26 Ph.J. Hoedemaker, De Vrijmaking der Hervormde Kerk een Nationaal belang. Advies inzake de

reorganisatie van het kerkbestuur (Amsterdam: J.H. van Dam,1903).

27 Ph.J. Hoedemaker, Heel de kerk en heel het volk! Een protest tegen het optreden der Gereformeerden

als partij, en een woord van afscheid aan de Confessioneele Vereeniging (Sneek: J. Campen, 1897).

Hervormde Kerk zag hij als ‘zonde’, maar een situatie waar mee gewerkt diende te worden. Als tijdelijke noodoplossing verkoos hij nog altijd ‘partijschap’ bo-ven ‘partijloosheid’.29 Met andere woorden: liever verschillende kerkopvattingen in de kerk dan een inhoudsloze kerkelijke eenheid.30 Hiermee bekende hij eigen-lijk geen adequate oplossing te hebben gevonden voor de kerkeeigen-lijke verdeeld-heid. Maar hij bleef ‘zijn heele leven met groote overtuiging’31 tegen een juridische tuchtoefening protesteren, want dat zag hij als het einde van het bestaan van de volkskerk. Dan zou het proces van zoeken naar eenheid prematuur geremd wor-den doordat in de tuchtoefening de ‘verkeerde elementen’ uit de kerkgemeen-schap werden verwijderd. Hoedemaker wist beter wat hij niet dan wat hij wel wilde voor de kerk. Hij zag een kerk

… door partijschap verscheurd, in groepen en coterieën verdeeld, eene Kerk, waarin de ontkenning en de belijdenis in de praktijk dezelfde rechten hebben omdat zij zich zelve van de macht heeft beroofd, om als Kerk over waarheid en leugen te oordeelen, eene Kerk, die in tal van gemeenten de belijders der waarheid, ofschoon zij het volste recht hebben het Evangelie van hunne kansels te hooren verkondigen, buiten hare gebouwen bant en dwingt hunne stichting in Evangelisaties te zoeken, eene Kerk, die op andere plaatsen, waar de recht-zinnigen in de meerderheid zijn, de minderheid van het Kerkelijk leven laat vervreemden, eene Kerk, die de gemeente aan de willekeur van gezangen- en van nietgezangenzingers, formulierlezers en niet-lezers overlevert, eene Kerk, die duizenden en tienduizenden van zich heeft vervreemd, eene Kerk, die feitelijk buiten de maatschappij staat en geen vat meer heeft op de massa’s, eene Kerk, die niet aan de rechtmatige eischen van hare steeds toene-mende bevolking in de groote steden kan voldoen, eene Kerk, die de groote hinderpaal is op den weg naar een Christelijken Staat, omdat zij hare profetische roeping ten aanzien van ’s lands Overheid niet kan vervullen …32

In zijn strijd tegen Kuyper typeerde hij de antirevolutionairen als revolutionair. Zij waren volgens hem onvoldoende bewust van de taak van de kerk voor het ge-hele volk en waren daarom hun eigen revolutie begonnen tegen de volkskerk. Ook noemde hij het streven van Kuyper het streven naar een minimale kerk. Hij bleef binnen zijn volkskerk strijden voor hervorming. Als belangrijkste verte-genwoordiger van de confessionele richting in de Nederlandse Hervormde Kerk werd Hoedemaker in 1893 gekozen tot voorzitter van de Confessionele Vereni-ging maar hij trad daar reeds in 1897 uit. Naar het inzicht van Hoedemaker kon ook deze vereniging niet aan partijvorming ontkomen en juist dat was zijn belang-rijkste strijdpunt. Iedereen moest ontkomen aan de ‘verdeelzucht’ om eensgezind te bouwen aan een nieuwe kerk met de oude confessie. Het uittreden van Hoede-maker uit de Confessionele Vereniging bood een opening voor een geïntensiveerd contact tussen Gunning en Hoedemaker. De interesse van Gunning voor Hoede-maker was al eerder groeiende.33 Maar nu presenteerde Hoedemaker zich evenals Gunning nadrukkelijk als man die boven de partijen stond. ‘Nu vonden Gunning en Hoedemaker elkaar’.34 In 1901 zonden zij samen met onder meer de confessi-29 Hoedemaker, De Vrijmaking der Hervormde Kerk, 7.

30 Scheers, Philippus Jacobus Hoedemaker, 187. 31 Ibidem.

32 Hoedemaker, De Vrijmaking der Hervormde Kerk, 49. 33 Mietus, gvw 2, 12.

onele Chr. Hunninger en P.J. Kromsigt een verzoek naar de synode om kerkelij-ke hervormingen te agenderen. Het verzoek werd een jaar later verworpen.35 Het was daarmee duidelijk dat het zowel Hoedemaker als Gunning te doen was om een reorganisatie van de Nederlandse Hervormde Kerk.

Hoedemaker moest door zijn tegenstelling met Kuyper voortdurend wisselen tussen meewerken aan de ontwikkeling van de kerk en volstrekte onthouding van enig ambt in de kerk.36 Deze kerk had volgens Hoedemaker dringend behoefte aan een reorganisatie die weer eenheid en daadkracht zou brengen. De banden tussen kerk en volk waren in de grote steden veel losser geworden, meende Hoe-demaker. De grootstedelijke bevolking kende andere behoeften, waar de kerk in zijn beleving te weinig aan tegemoet kwam. De taken van de kerk werden volgens hem te veel uitbesteed aan groepen van leden en verenigingen buiten de kerk. Dit alles had er in de loop der jaren voor gezorgd dat deze kerk, in de woorden van Hoedemaker,

door Rome en door de Afscheiding op allerlei wijze overvleugeld wordt, en in de politiek gedwongen hulpdiensten verricht bij hen, die zij van zich heeft vervreemd. En waarom?

Omdat men in 1816 en opnieuw in 1852 heeft goedgevonden en verstaan haar in de boeien

van eene organisatie te slaan, waarin zij zich alleen in de individuen, tot op zekere hoogte ook plaatselijk, maar niet als nationale Kerk in een internationaal verband kan openbaren …37 Toch was de organisatie van de kerk sinds het door Koning Willem i aan de Ne-derlandse Hervormde Kerk opgelegde Algemeen Reglement van 1816 volgens Hoedemaker zeker niet de enige oorzaak van het probleem, maar die organisatie conform dit reglement was wel de belangrijkste en allesverbindende belemmering om het gehele volk bij de kerk te betrekken.38 Verandering in de kerk zou ideali-ter echideali-ter niet plaatsvinden door een eenvoudige machtsovername, door de juiste mensen op de juiste bestuurlijke plekken te manoeuvreren waardoor het regle-ment veranderd kon worden. Het vergde een volledige regle-mentaliteitsverandering.39 Hoedemaker wilde de hele kerk behouden en tegelijkertijd niet afwijken van de Schrift. Daarom wenste hij een herstel van de oude classis alsmede een presbyte-riaal-synodale organisatie. Want door het gemeenschappelijke (niet de autonomie van de kerken zoals Kuyper voorstond) en zuiverende (centrale gemeenschappe-lijke identiteit waaraan de leden konden worden getoetst) karakter van de classi-cale vergaderingen zou er een betere gemeenschappelijke kerkbesturing mogelijk zijn. Hoedemaker gaf noch de inhoudelijke richting noch de bestuurlijke stappen weer die nodig waren voor kerkhervorming. Zijn pleidooi voor eenheid vond wel een publiek, maar bood te weinig handvatten om daadwerkelijk vorm te kunnen geven aan kerkhervorming.40

Miskotte, ‘Gunning en de strijd voor kerkherstel’, in: Geloof en Kennis: Theologische voordrachten (Haarlem: Holland, 1966), 230-253.

35 Handelingen van de Buitengewone Vergaderingen en van de 87ste Gewone Vergadering van de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, 1902, 454-458.

36 Balke, Gunning en Hoedemaker Samen op Weg, 194. 37 Hoedemaker, De Vrijmaking der Hervormde Kerk, 49. 38 Idem, 10.

39 Scheers, Philippus Jacobus Hoedemaker, 192. 40 Idem, 219.

In document VU Research Portal (pagina 67-71)