• No results found

Conclusie: Eerst de kerk, dan de samenleving

In document VU Research Portal (pagina 155-158)

openheid en bescheidenheid

5.5 Conclusie: Eerst de kerk, dan de samenleving

De Doorbraak was een zoektocht naar eenheid. Waar die eenheid gevonden werd en stolde in organisatorisch verband, moest er eigenlijk direct kritisch naar wor-den gekeken. De eenheid moest op het evangelie gebaseerd zijn, of zij was geen ware eenheid. Sommige doorbrekers bleven hierin tot het uiterste consequent. Anderen kozen voor een vorm van organisatie, met het gevaar inconsequent ge-vonden te worden. De praktische noodzaak van organisatorische duidelijkheid won het bij deze groep van het principe van partijloosheid. Het deed recht aan hun gevoel dat er een volksbeweging nodig was om de Doorbraak vorm te geven. De overeenkomst tussen de twee groepen was dat de Doorbraak eerst op kerke-lijke hervorming gericht was. Voor velen van hen bleef de kerk de spreekbuis van God naar de wereld toe. In die zin was de volkskerk een kerk die richting moest geven aan het volk en niet andersom.

De Doorbraak was sterk theologisch gefundeerd, want de overtuiging was dat wanneer de kerk leiding zou geven aan de maatschappelijke hervormingen die noodzakelijk waren, deze meer kans zouden maken om overeen te stemmen met de boodschap van het Evangelie. Het was daarom van groot belang om de Neder-landse Hervormde Kerk weer relevant te maken, om haar na het ledenverlies in de jaren twintig en dertig weer het morele kompas van de samenleving te doen zijn. Elke eenheid die door mensen werd bewerkstelligd en die niet de bescheidenheid van het uiteindelijke goddelijke oordeel in zich droeg, moest wel ‘schijneenheid’ heten.

Het ging in de toenadering tussen christendom en socialisme niet om een ver-eenzelviging van die twee. De doorbrekers meenden dat de kerk tot dan toe voor-al voor-als een concurrent van het socivoor-alisme had geopereerd. Hieruit volgde dat de kerk zichzelf tot dezelfde categorie maatschappelijke stromingen rekende als het socialisme. Dat moest veranderen, want de kerk zou daarmee te veel van de we-reld worden en bovendien geen recht doen aan het socialisme. De kerk moest dus vooral lering trekken uit de bestaansgronden van het socialisme.

Gaandeweg benadrukten de doorbrekers steeds meer dat het socialisme een ge-bied bestreek dat de kerk in de tijd voor de Eerste Wereldoorlog had verwaar-223 Ibidem.

224 Ibidem. 225 Ibidem.

loosd, namelijk de christelijke naastenliefde en de aandacht voor de positie van de arbeider in het industrialiserende Nederland. Dit was voor de één (zoals Banning) aanleiding om al vroeg lid te worden van de sdap terwijl het voor de ander (zoals Buskes) belangrijk was ook de ontwikkelingen in deze voorheen anti-godsdien-stige partij af te wachten om dan wellicht later toe te treden.

Een belemmerende factor bij het contact tussen de kerk en het socialisme was het denkbeeld van de antithese. Deze door Abraham Kuyper ontwikkelde ge-dachte, had ook gewerkt als emancipatoir instrument van de gereformeerden. Mede daardoor werd de antithese zoveel autoriteit toegekend die weliswaar op politiek terrein niet zo absoluut werd gehanteerd als op andere maatschappelijke gebieden. Kuypers theorieën over de souvereiniteit in eigen kring en de gemene gratie zorgden voor de mogelijkheid van contact en samenwerking buiten de eigen kerkelijke kring. Gelovigen en ongelovigen konden naast elkaar bestaan, al kon-den ze niet workon-den verenigd onder éénzelfde noemer.

Twee gebeurtenissen leidden tot veel kritiek op de antithese. Allereerst de eco-nomische crisis waardoor samenwerking weer een bruikbaar begrip en eenheid een vanzelfsprekend streven werd. Daarnaast was er de ontkerkelijking in de Ne-derlandse Hervormde Kerk; de gescheidenheid in deze kerk werd meer en meer als verlammend ervaren. De kerk kon te weinig uit één mond spreken tot de Ne-derlandse samenleving.226 Met name de dialectische theologie veroordeelde iedere vorm van ideologie die menselijke gescheidenheid in de hand werkte. Het was in deze theologie alleen God die zorgde voor genade. Geen menselijk product kon goddelijke pretenties hebben. Zelfs de kerk moest die bescheidenheid incorpore-ren, zoals we bij Van der Leeuw zagen. Het instituut moest erkennen dat het men-selijk was en daarom zo dicht mogelijk bij de bijbelse boodschap blijven.

In de samenleving van de jaren dertig, geteisterd door werkloosheid en andere economische malaise, bleek het eenheidsideaal van de doorbrekers pas echt lading te krijgen. In het werkveld van Eijkman (jeugdbeweging), Kraemer (zending), Van der Leeuw (onderwijs en cultuur) en Kohnstamm (pedagogiek) bleek hoe onvruchtbaar het was om scheidingen aan te brengen of in stand te houden. De nood van de samenleving wees hield voor hen juist een waardevolle les in: dat in de kern eenheid een natuurlijk gegeven was. Daarmee werden alle partijvormingen en schotjes tussen mensen kunstmatig verklaard. Die moesten weg.

Tot slot bleek dat enige vorm van organisatie onontkoombaar was. Zo werd er al voor 1940 enige geestverwantschap zichtbaar. Zelfs de metafoor van een Door-braak leek al enige opgang te maken. De doorbrekers hadden de blokkades ge-voeld in de kerk, in het neocalvinisme en in het socialisme. Op elk van deze drie terreinen moest dus een Doorbraak geforceerd worden om kerk en samenleving in beweging te krijgen. De doorbrekers zaten in de jaren dertig in redacties met el-kaar, schreven gezamenlijke opstellenbundels en verwezen met instemming naar 226 H.C. Touw, De burgerlijkheid der kerk (Amsterdam: Uitgeversmaatschappij Holland, 1936), 7: ‘Daarover behoeft immers niet de minste twijfel te bestaan, dat de vervreemding van Kerk en volksleven onherroepelijk voortgaat. Ondanks een enkel tegengesteld symptoom, gaat de groote gang van ons volksleven onherroepelijk naar steeds grooter onkerkelijkheid. De musschen schreeuwen het, om zoo te zeggen, van de daken, dat de Kerk niet in ’t midden, maar in een hoek gedrongen staat; dat arbeiderswereld, intellectueelen en jeugd, massaal genomen, onbewogen aan haar voorbij leven.’

elkaars bundels. In het proces dat naar eenheid leidde was het onvermijdelijk dat er ook gezamenlijke profilering zou plaatsvinden, al was het maar om zich in de polemiek van die jaren te kunnen verweren onder een gezamenlijke noemer. Daar werden ze immers ook op aangesproken. Die noemer was Barth. Hoe consequent of inconsequent de dialectische theologie ook werd toegepast op de Nederland-se situatie, het bleek de rijkste of meest voor de hand liggende theologische bron waaruit de doorbrekers in die tijd konden putten.

Scholten, Rozemond en Van Walsum achtten het geen probleem om de chris-telijke politiek in stand te houden door hun lidmaatschap van de chu. Zij zagen het juist als hun taak om vanuit die positie de christelijke politiek te verbeteren. Er was voor de oorlog nog veel verschil tussen de doorbrekers over de vraag hoe consequent de dialectische theologie moest worden gebruikt voor de Doorbraak. Naar het einde van het interbellum toe werd eenheid meer en meer geïnterpre-teerd als een statement tegen andere ‘valse’ eenheidsbewegingen zoals het com-munisme en nationaal-socialisme. De oorlog luidde een periode van overleven in, waarna een normale bezinning op de Doorbraak pas weer na de Tweede We-reldoorlog kon plaatsvinden. Kort daarop, in 1946, werd de Partij van de Arbeid opgericht. Wellicht te vroeg? Bezinning op de Doorbraak was immers verre van afgerond. De Tweede Wereldoorlog leek echter de schroom om de Doorbraak te institutionaliseren van de doorbrekers te hebben afgeschud.

In de inleiding stelde ik de vraag wat de Nederlandse Hervormde Kerk en haar leden met de Doorbraak te maken hadden. Er was in letterlijke zin ‘sprake’ van Doorbraak in het interbellum, de conclusies hieronder vatten samen wat deze Doorbraak inhield. De thema’s waaronder ik de gewonnen inzichten rubriceer weerspiegelen de belangrijkste resultaten van mijn onderzoek, maar tegelijk met het gebied dat zij bestrijken laten ze ook zien welke aspecten van de ontstaansge-schiedenis van de Doorbraak nog onderzocht moeten worden. Na de stellingen volgen dus ook aanbevelingen tot verder onderzoek naar de Doorbraak.

In document VU Research Portal (pagina 155-158)