• No results found

Gunnings pleidooi voor openheid en bescheidenheid: de ontvangst van het Gunning-gedachtegoed door de volgende generatie

In document VU Research Portal (pagina 74-78)

openheid en bescheidenheid

3.4 Gunnings pleidooi voor openheid en bescheidenheid: de ontvangst van het Gunning-gedachtegoed door de volgende generatie

Als beginpunt voor de herleving van het Gunning-gedachtegoed wees Mietus (2012) en eerder ook De Lange (1995) op de heruitgave in 1919 van Gunnings

Spi-noza en de idee der persoonlijkheid door Isaäc van Dijk, de Groningse hoogleraar

godsdienstgeschiedenis en leerling van de ethische theoloog D. Chantepie De La Saussaye. Volgens Van Dijk was dit één van Gunnings hoofdwerken en kwam hier duidelijk tot uiting hoe Gunning dacht over de idee van de persoonlijkheid van God. Het boek was actueel omdat de spanning tussen de ‘persoonlijkheid van God en de persoonlijkheid des menschen’59 een vraagstuk was waar veel jonge theologen nog steeds mee worstelden.

In de jaren twintig lieten Eltheto-auteurs weten dat zij een herwaardering van Gunning wensten. Gunning had volgens hen veel theologische rijkdom te bieden die na het conflict met Kuyper niet verder meer was bekeken door een groot deel van de protestantse bevolking.60 Vooral de vereenzelviging van het werk van Gun-ning met zijn persoon leek de studenten aan te spreken. Geen enkel christen kon zijn geloof los zien van zijn persoonlijke context. Dat gold volgens Gunning zelfs voor de bijbelschrijvers.

Gunning, en met hem de hele ethische theologie, stond door zijn conflict met 56 Idem, 55-56.

57 Idem, 14. 58 Ibidem.

59 I. van Dijk, Gunning, Spinoza en de idee der persoonlijkheid, tweede druk (Baarn: Hollandia, 1919), iii. 60 Bijvoorbeeld Buskes, ‘Het werk van Prof. Gunning’, in: Eltheto, juni 1923, 263-269.

Abraham Kuyper in een groot deel van de orthodox-protestantse wereld nega-tief bekend. Een jongere generatie in de ncsv vond dat het tijd was om Gunning recht te doen. Gunning had echter nooit aan een afgerond theologisch systeem gewerkt. Hij stond voor het ethisch principe in de theologie. Dat principe werkte vooral bescheidenheid en zelfonderzoek voor de theologie in de hand. Gunning trachtte dit zijn leven lang in praktijk te brengen. De kerk zelf was geen doel. De kerk moest volgens hem geen groep gelijkgezinden zijn. Zij moest getuigen van het heil dat Christus over de wereld had gebracht en van de ware eenheid van vol-keren en mensen. Door Gods genade kon men Christus als beginsel van de we-reld herkennen. Het koninkrijk van Christus is daar waar de ware eenheid tussen mens en kosmos wordt hersteld door de wederkomst van Christus. Miskotte zag deze eschatologie als Gunnings eigenlijke antwoord op de Doleantie van 1886.61

Het theologisch principe van Gunning leek opnieuw bruikbaar in de jaren twin-tig. In deze periode was het Kuyperiaanse, georganiseerde protestantisme, domi-nant. Het verstand speelde in deze periode een belangrijke rol bij het vaststellen wat wel en niet christelijk werd gevonden. Gunning wees erop dat het verstand niet doorslaggevend diende te zijn in geloofszaken. Juist het geestelijke was van belang bij het benaderen van geloofswaarheden. Uit deze wijze van theologie be-drijven sprak een grotere bescheidenheid ten opzichte van geloofsstellingen en -principes, die immers gebaseerd waren op het menselijk verstand. Gunnings plei-dooi werd in de jaren twintig bij een groep ‘jongeren’62 opnieuw ontvangen en ge-koppeld aan de in die tijd oplevende interesse voor de geestelijke achtergrond van het evangelie en de verbondenheid van kerk en cultuur.63

Gunnings zoon J.H. Gunning JHzn. had naar aanleiding van deze behoefte aan Gunningiaanse diepgang al in 1907 meegewerkt aan een uitgave van een bloemle-zing uit het werk van zijn vader64 en maakte in de jaren twintig een bibliografisch werk samen met een groep door zijn vader geïnspireerde theologen: Prof.Dr. J.H.

Gunning. Leven en werken (1925). De zoon verzorgde in 1926 ook nog een

her-uitgave van Op Nebo’s top.65 Een andere heruitgave, die van Lijden en

Heerlijk-heid zag het licht buiten medeweten van Gunning J.Hzn.66 Zowel door de vereni-ging Kerkopbouw als de verenivereni-ging Kerkherstel werd Gunning als inspiratiebron gebruikt. Vooral in Miskottes boek over Gunning uit 1929 getuigt van de beteke-nis van Gunning voor de barthianen en latere doorbrekers.

Miskotte zei over Gunning dat deze zich bewust was van een tweedeling van de mens in het fysische en het ethische, oftewel een verschil tussen het geestelijke en het stoffelijke. Alles wat nu tot eenheid in het fysische werd gesmeed moest later mogelijk weer verworpen worden vanwege het ethische, het bewustzijn van God. 61 L. Mietus, gvw 2, 339.

62 Een beweging die volgens Aalders niet los valt te denken van de opwekkingsbeweging van begin twintigste eeuw en die vooral in de ncsv vorm en invloed had gekregen in het Nederlandse protestantse landschap: Aalders, Een handjevol verkenners, 20.

63 Denk bijvoorbeeld aan de oprichting van de weekbladen Algemeen Weekblad voor Christendom en

Cultuur (1924) en Woord en Geest (1925).

64 J.H. Gunning, Blijft op de hoogte. Fragmenten en aphorismen uit de geschriften van Prof.Dr. J.H.

Gunning (Utrecht: Ruys, 1907) i.s.m. F.J. van der Tak.

65 J.H. Gunning Jr., Op Nebo’s Top (Rotterdam: Bredeé’s, 1926). 66 J.H. Gunning Jr., Lijden en Heerlijkheid (Nijmegen: Ten Hoet, 1928).

Gunning had geen behoefte om zich later te moeten verdedigen tegen vastomlijn-de menselijke formuleringen van geloof. Op Augustiniaanse wijze riep Gunning op tot respect voor de beperkte kenbaarheid van God. Slechts God verstrekt ware godskennis. Dat zijn theologie door Miskotte als mystiek werd getypeerd, moet ook op die wijze begrepen worden. Gunning had vooral een vast vertrouwen in de wereld van geloofseenheid in Christus, die nog niet zichtbaar was. In de taal van Miskotte had ‘dit centrale vasthouden, deze heilige halsstarrigheid, deze on-uitputtelijke vitaliteit in getuigen en zelfbestrijden en gemeenschapzoeken, … alle trekken van de mystische zekerheid. Gunning is – laat ons dit woord wagen – de ethische mystiker.’

Miskotte herkende zich in Gunnings ‘noode en toch krachtige’ verweer tegen het neocalvinisme. Vooral omdat deze daar de ‘ethische bewogenheid’67 ontbrak in de herijking van de gereformeerde waarden. Gunning zag ‘zoo klaar hoe zwak het systeem eener theologie van den ‘wedergeboren mensch’ is en vooral hoe de drang tot systeem-op-zichzelf een poging kan zijn aan de eschatologische ver-ontrusting te ontkomen’.68 Het was mensen eigen om op zoek te gaan naar ant-woorden, meende Gunning. De theologie van Gunning had niet de pretentie die antwoorden systematisch te geven. Ze verwees naar de toekomst, het eschaton, waarbij God zelf de ware en onware zaken kon aanwijzen. Het benadrukte vooral de tijdelijkheid van de menselijke antwoorden op levensvragen, bescheidenheid werd daarmee een grote deugd bij Gunning.

Gunning werd ook aantrekkelijk gevonden om een andere reden. Het was voor de doorbrekers alsof ze zich in een zelfde soort strijdveld bevonden als Gunning. Miskotte ontwaarde een strijd van Gunning op rechts tegen een ‘verminking van de openbaring tot het meedeelen van een leerwaarheid’69 en ‘… links (met ontken-ning van de naam) door het stellen van een breed-eindelooze daemonische natuur-macht’.70 In 1937 schreef Noordmans dat het belang van deze strijd van Gunning pas in de jaren dertig bij meerdere mensen leek te zijn doorgedrongen. Hij zei dat toen pas de angst om in de volkskerk geen genade te vinden en ‘het verlangen naar een herderlijke kerk’71 zich breder begon uit te spreiden. In dat verlangen herken-den mensen zich in Gunning. Mensen verlangherken-den volgens Noordmans richting voor hun geloof en de volkskerk. De Nederlandse Hervormde Kerk kon hen dat niet bieden en Gunning bood een mogelijkheid om het persoonlijke geloof te ui-ten.

Vaak word de theologie van Gunning door schrijvers van Barth-studies gezien als een voorstadium voor de inbedding van de barthiaanse theologie. De mensen die dit verband legden, zagen Barth als een verstevigd en eigentijds vervolg op Gunning. Inderdaad werd onder invloed van de ‘nieuw-ethischen’ binnen de ncsv en Nederlandse Hervormde Kerk ook Karl Barth in de jaren twintig geïntrodu-ceerd in Nederland.72 De dialectische theologie van Barth gaf een nieuwe inkle-67 Miskotte, Gunning, 79.

68 Miskotte, Gunning, 80. 69 Idem, 83.

70 Idem, 84.

71 Noordmans, ‘Johannes Hermanus Gunning’, 7-8. 72 Hennecke, Karl Barth in den Niederlanden i, 49.

ding aan de principiële bezwaren van de ethische theologie tegen de zelfbewuste orthodoxie. De ‘ethische’ theologie zelf was niet duurzaam gebleken want niet doorontwikkeld tot een praktisch-functionele theologie. Barth bood een maat-schappij- en kerkkritische theologie. Barth leek een combinatie te bieden van de radicale theologie van H.F. Kohlbrugge en de ethische theologie van Gunning en deze beide een actuele lading te geven. Aan Kohlbrugge ontleende hij het radicale onderscheid tussen de volstrekte onheiligheid van de gelovige enerzijds en het ge-heiligd zijn van de gelovige in Christus.

Maar de invloed van Gunning, zeker als het gaat om de reorganisatie van de Nederlandse Hervormde Kerk en de positionering van het Hersteld Verband ten opzichte van de Gereformeerde Kerken in Nederland, strekte verder dan die van Kohlbrugge (die het grootste deel van zijn leven in Duitsland woonde en werk-te). Buskes schreef over de invloed van Gunning in Hoera voor het leven (1959):

Gunning heeft grote invloed op mij gehad. De kerk- en de schriftbeschouwing van de gere-formeerden verloor onder zijn invloed haar vanzelfsprekendheid voor mij. Het was vooral Gunning’s kritiek op Kuyper als partijleider, die indruk op mij maakte. En dan vond ik bij Gunning iets wat ik bij Kuyper en de Vrije Universiteit miste zonder het mijzelf bewust te zijn geworden: de eschatologie! De kerk stond bij ons in het middelpunt, niet het Godsrijk.73 Gunning had in zijn eigen tijd weinig invloed omdat hij zo puur wilde blijven in zijn zelfverloochening en hantering van het ethisch principe. Volgens Miskotte remde bij Gunning de drang tot zuiverheid zijn invloed op het volk terwijl Kuy-per diens invloed juist ten koste ging van de zuiverheid.74 Miskotte herkende het spreken van sommige mensen over een ‘vroege’ en ‘late’ Gunning als een uiting van onbegrip voor de verschillende uitwerkingen van het basisprincipe van Gunning. De jongere Gunning zeide: het radicale Evangelie en het humanisme zijn één, dus, overal waar de adel der menschelijke natuur blinkt, daar is de Christus on-bewust, of daar is hij bezig geboren te worden, en ik ben vol verwachting; – de oudere Gunning zeide: omdat deze beide idealiter één zijn, moeten wij ook vrij-moedigheid hebben overal, waar pretentie van zielenadel is, de belijdenis van den Christus te eischen, en waar de menschenkinderen dit laatste niet willen, dáár heeft de tucht in en buiten de kerk haar werk te verrichten.75

Miskotte zag het niet als een probleem om met de erfenis van ‘beide Gunnings’ om te moeten omgaan; Gunning was een verpersoonlijking van de ondoorgron-delijkheid van Gods. Dat maakte voor Miskotte duidelijk dat ‘de theologie weer gaat worden bezinning aangaande het geloof in dien God, die ons ook in zijn

openbaring een eeuwig geheimenis blijft.’76 De opdracht die Miskotte in het leven van Gunning las, was vooral om weg te blijven van partijvorming of verdeeldheid. Gunning gaf uiting aan een groot verlangen naar de eenheid in Christus. De jon-geren in de tijd van Miskotte konden een rust ervaren in de theologie van Gun-ning, omdat deze wees op de mogelijkheid, ‘de heilige idylle … dat een mensch, ondanks al zijn eigen spanningen iets gaat zien van dat Oorspronkelijke, dat met 73 Buskes, Hoera voor het leven, 52.

74 Miskotte, Gunning, 111-112. 75 Idem, 112.

zachte almacht en almachtige zachtheid komt tot het zijne, tot zijn rechts- en rijksgebied’:77

… vele jongeren in dezen druk eener ontzielde wereld, in deze ebbetijd der verwachtingen, verstaan reeds, hoewel ze nog jong zijn, dat deze wijsheid minstens óók recht heeft, neen méér: dat de vrede en de vreugde, het geluk en de zekerheid van hun christenleven verbor-gen zijn, alle verstand te boven gaan en alleen ‘in den Heiliverbor-gen Geest’ ervaren worden.78

In document VU Research Portal (pagina 74-78)