• No results found

Eenheid en verdeeldheid

In document VU Research Portal (pagina 40-46)

openheid en bescheidenheid

2.4 Eenheid en verdeeldheid

De samenleving moest vernieuwd worden en daarvoor was het nodig dat er meer maatschappelijke en kerkelijke eenheid kwam. Deze opvatting kreeg pas in de ja-ren dertig een luide stem. De urgentie ontbrak simpelweg om er eerder mee be-zig te gaan; de samenleving leek ondanks of dankzij de onderlinge verdeeldheid goed te functioneren. In de jaren twintig zag een groot aantal op ideologie geënte maatschappelijke organisaties het licht. Deze ontwikkeling werd voor het grote publiek zichtbaar en hoorbaar door de snelle opkomst van groepsgebonden ra-dio-omroepverenigingen: de Nederlandse Christelijke Radio Vereniging (ncrv) in 1924, de Katholieke Radio Omroep (kro) in 1925, de Vereniging voor Arbei-ders Radio Amateurs (vara) in 1925 en de Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep (v.p.r.o.) in 1926. In deze tijd was het door dit soort publieke organen duidelijk waar je als individu bij hoorde en dientengevolge wat je idealen behoorden te zijn. Dit veranderde eind jaren twintig. De oecumenische beweging was daar een voorbeeld van. De aandacht voor eenheid en daarmee ook voor deze beweging nam een hoge vlucht naar aanleiding van de internationale oecumenische con-ferenties over Life and Work (1925) en Faith and Order (1927).41 Ook vanuit de zending en de Woodbrookers werd samenwerking gezien als de enige uitweg uit de sociaal-economische crisis die in 1929 aanving met de beurskrach in New York. De roep om eenheid en samenwerking werd toen luider. Ook de kerke-lijke situatie werd daarbij in ogenschouw genomen. In tien jaar tijd, tussen 1920 en 1930, bleek de onkerkelijkheid in de Nederlandse Hervormde Kerk gegroeid te zijn met bijna 7%.42 Daarmee was zij ongewild koploper geworden in het ont-kerkelijkingsproces. De jonge socioloog J.P. Kruijt plaatste deze ontkerkelijking in zijn proefschrift over de onkerkelijkheid in Nederland in de context van een zuiveringsproces. Hij analyseerde de oorzaken van de ontkerkelijking en wees daarbij onder meer op het functieverlies van de kerken. Functies die voorheen door de kerk werden verricht, waren door andere organisaties overgenomen. Het moderne verenigingsleven was volgens hem een concurrent van de kerk ge-worden, ‘evenals de krant, het boek, de radio; een belangrijk deel van de chari-tas werd door wereldlijke organen overgenomen’.43 Hij zag dit echter niet als een 40 Van den Berg, De Nederlandse Christen-Studenten Vereniging, 119.

41 Selderhuis (red.), Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis, 779.

42 Website cbs: volkstelling 1930: http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL& PA=71124ned&D1=a&D2=a&D3=a&D4=0-11&HD=150417-1050&HDR=T,G3&STB=G1,G2. 43 J.P. Kruijt, De onkerkelijkheid in Nederland (Groningen-Batavia: P. Noordhoff, 1933), 325.

negatief verschijnsel. Kruijt meende dat op deze manier de niet-religieuze zaken meer dan voorheen door niet-religieuze organen bestierd werden. Hierdoor won het kerklidmaatschap juist weer aan religieuze waarde. De mensen die voorheen slechts uiterlijk schenen te geloven, liepen nu de kerk uit: ‘Groot was in vroeger dagen de konventie, de traditie, die uiterlik kerklik hield, waar het innerlik geloof reeds was vervallen.’44

Met een voor die tijd ongekende stelligheid beweerde Kruijt verder dat de ont-kerkelijking in Nederland nog wel zou meevallen, omdat een grote mate van ui-terlijk geloof door de antithese en in de christelijke politiek verankerd was. Door de antithese en de christelijke politiek waren enerzijds mensen in de kerk geko-men die de politieke standpunten van de christelijke partijen onderschreven, maar anderzijds juist mensen de kerk uitgedreven vanwege de politiek die met haar kerk werd geassocieerd. Volgens Kruijt draaide het voor de kerk in de periode die komen ging vooral om het slaan van bruggen, ook naar het socialisme. Het princi-pe van elkaar door de antithese uitsluitende grootheden zoals socialisme en chris-tendom werkte de onzuivere ontkerkelijking in de hand. Kruijt bedoelde hiermee dat veel mensen door de antithese onterecht een principiële keuze in de maag ge-splitst kregen:

Velen van zulken hebben op het socialisme hun liefde en idealisme overgebracht. Men moest kiezen tussen kerk of socialisme. Het een sloot het ander uit. – Dit gehele proces werkt nog steeds door, maar in verzwakte mate. Bij sommige kerken is de brug reeds gelegd, bij an-dere gaapt de kloof nog bijna even breed.45

Deze beweging naar meer eenheid en meer verbinding was tegelijk kritiek op de antithese van Kuyper. Ook binnen Eltheto werd nagedacht over de inhoud van die eenheid. Deze eenheid moest volgens dit studentenblad een kerkelijke grond-slag kennen, anders had ze geen bestaansrecht. De voorbeelden van eenheids-bewegingen zonder kerkelijke grondslag waren immers al in het nationalisme en communisme duidelijk vertegenwoordigd. Johan Eijkman, voorman van de amvj,46 omschreef het in het meinummer van 1930 als volgt:

Eenheid, eenheid, om Gods wil geen verdeeldheid meer! Solidariteit der ellendigen, der benauwden, der verdrukten, groepen, partijen, volkeren, lagen. Solidariteit! Eenheid … het is een eenheid zonder God … Het is immers niet waar, dat wij hier samen een eenheid vormen, zelfs maar bij benadering. Mensen moeten beseffen dat alle eenheid, schijneen-heid is gebleken. Maar het moet op goddelijke grond, de naaste liefhebben als jezelf … Er moet en er kan in onze dagen een groote oogst worden binnengehaald, in de heele wereld, ook binnen onze duinen.47

De echte eenheid was vaak verborgen, meende Eijkman. Het was een eenheid die alleen God kon waarnemen. Dat betekende dat er wel naar eenheid gestreefd 44 Idem, 326.

45 Ibidem.

46 M. v.d. Linde, Het visioen van Eijkman. Dr. J. Eijkman, de Amsterdamse Maatschappij voor

Jonge-mannen en de vernieuwing van Nederland, 1892-1945 (Hilversum: Verloren, 2003), 111.

47 J. Eijkman, ‘Opdat zij allen een zijn’ (drie referaten, gehouden op de nationale federatiedag 1930 te Utrecht), in: Eltheto, mei 1930, 222-228.

moest worden, maar dat deze niet gedetermineerd kon worden als bijvoorbeeld volk of natie of geloof. Eenheid was in deze optiek dan ook vooral het aanvechten van menselijke gescheidenheid. Die gescheidenheid werd in de ogen van de door-brekers te vaak gerechtvaardigd met een beroep op God. Het was volgens Eijk-man uitgesloten dat God de gescheidenheid sanctioneerde. In deze opvattingen was duidelijk de invloed van de theologie van Barth zichtbaar. Deze dialectische theologie achtte immers alle menselijke pogingen tot verbinding van het aardse met het goddelijke onmogelijk. Barth zag daarmee ook de zichtbare eenheid of gescheidenheid als producten van theologische denkfouten doordat echte christe-lijke eenheid zich moest bewijzen door de genade van God. Die was in zijn theo-rie onzichtbaar.

De theologie van Barth was vooral door voormannen als Stufkens en Haitjema onder de aandacht gekomen van de studenten in de ncsv en sloeg bij veel van hen aan.48 Het werd ook al vroeg verbonden met de ethische theologie die ze al ken-den en waar deze barthiaanse theologie in sommige opzichten op leek. Het ligt daarom voor de hand om te concluderen dat veel jonge Nederlandse studenten in Barth een concretere vorm van de theologie van J.H. Gunning Jr. en de oude ethische theologen ontdekten.49 Barths theologie bood in ieder geval een kritisch theologisch instrument om de grote hoeveelheid ontwikkelingen die ze om zich heen gadesloegen te beoordelen. Geen partij, stroming of ander menselijk streven had eeuwigheidswaarde. Die wetenschap bood ironisch genoeg houvast. Verder was het een theologie die een sterke nadruk legde op de zuivere behandeling van de Schrift. Deze zuiverheid resulteerde echter niet in tuchtuitoefening zoals in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Het gaf de motivatie voor het persoonlijke handelen. Een groep wedergeboren christenen of de particuliere genade zoals de theologie van Kuyper veronderstelde, kon met deze theologie echter niet afgeba-kend worden.

Toch bleken mensen behoefte te hebben aan tastbare regels of handvatten om zich in die tijd als christen in die tijd te manifesteren. De internationale beweging voor morele vernieuwing (ook wel de Buchman- of Oxfordbeweging genoemd) pakte die handschoen op.50 In de theorie van deze groep had de Wereldoorlog la-ten zien dat de moraal van de mensheid een verkeerde wending had genomen. Dat was een opvatting die uiteindelijk bij veel mensen ingang vond, getuige de pinkstermanifestatie te Utrecht die in 1937 ruim 100.000 mensen trok. Bovendien was ook de ncsv-voorman Maarten van Rhijn een van de vroege sympathisanten van de beweging. Hij was studiesecretaris van de ncsv van 1915 tot 1926 en bleef ook later nog veel betrokken. De beweging stelde dat vernieuwing van de moraal en morele herbewapening nodig waren om de samenleving opnieuw op te bou-wen en christelijke betekenis te geven. Hier stelden de jongeren van de ncsv ech-ter de vraag: op welke grondslag staat de vernieuwde moraal? Voor M.C. (Tinus, de oudere broer van Gerard, die theoloog was) Slotemaker de Bruïne moest, an-48 Van den Berg, De Nederlandse Christen-Studenten Vereniging, 79-80.

49 J.J. Stam, ‘Van de ethische Theologie naar Barth’, in: Ernst en Vrede. Opstellen rondom de ethische

theologie (’s Gravenhage: Boekencentrum, 1951), 31-61.

50 H.D. de Loor, Nieuw Nederland loopt van stapel. De Oxford groep in Nederland, een sociale beweging

ders dan de Oxford-beweging zei (die liet het aan de elite over om de bevolking te bekeren), de kerk de grondslag vormen van de moraal: ‘Want de kerk stelt ons samen met allerlei menschen, met wie we weinig of niets gemeen hebben, leert ons samen te staan in dezelfde massa in deze zelfde wereld, waar niet anders is dan deze eenheid dat we mensch zijn, zondaren, in een wereld waarover Gods evan-gelie klinkt.’51

Ook de eenheidsbewegingen in de politiek werden in de studentenwereld ge-volgd. Het nationalisme dat achter fastische en nationaalsocialistische bewegingen zat, werd als voorbeeld genomen. Dat was een beweging die streefde naar eenheid en verheffing. In de ncsv was de voornaamste vraag hoe de kerk hiermee moest omgaan Moest ze een tegenwicht bieden of juist meegaan? De jongeren zagen na-tionalisme en fascisme als een politiek idealistische belichaming van het verlangen naar meer eenheid. In de vroeg jaren dertig was het nog aftasten welke stromingen bestreden moesten worden en welke omarmd. Toch bood Eltheto in die periode artikelen waarin een standpunt werd gekozen. Te beginnen met het nationalisme. In 1931 schreef Visser’t Hooft in Eltheto over de gevaren van deze beweging. Na-tionalisme had volgens hem tegengestelde belangen aan het internaNa-tionalisme dat zich uitte in de zendingsbeweging en de oecumenische beweging. Het nationa-lisme werd echter een factor van belang. Er was volgens Visser ’t Hooft een grote groei van nationalistische jeugdbewegingen zichtbaar:

Juist omdat het nationale ideaal zooveel tastbaarder lijkt dan het vage internationale, is het letterlijk waar, dat geen internationalisme levenskrachtig kan zijn, tenzij het gegrondvest is op iets dat nog concreter is dan het begrip: natie. … Het enige wat daarboven uit komt is God, internationalisme op zich zal ons dus ook niet helpen, omdat God persoonlijk is.52 Visser ’t Hooft zag met name in het zendingswerk dat nationale bewegingen de internationale samenwerking steeds verder verstoorden. Volgens hem was de kerk een instituut dat grenzen oversteeg. Daarom moest de kerk juist op het gemeen-schappelijke (ook internationale) in plaats van op het onderscheidende (nationale) wijzen.

Het kwam aan op de daadkracht van de kerk. Een belangrijk punt van kritiek op de kerk was echter haar maatschappelijke krachteloosheid. Alle kracht was vol-gens Eltheto opgeslorpt door de maatschappelijke verenigingen, zoals ook Kruijt beweerde. Door de groeiende publieke aanwezigheid van christelijke verenigin-gen ontstond de illusie dat de kerk nog steeds sterk was, terwijl ze hoe langer hoe minder invloed op het publieke leven had. Hoe meer organisaties er kwamen, hoe kleiner de schrijvers van Eltheto de ruimte voor de kerk zagen worden.53 Het ver-wijt aan de kerk dat zij te veel in zichzelf gekeerd zou zijn, berustte bij Visser ’t Hooft maar ook bij andere oecumenici op bijbels-theologische gronden. Dit was vooral bedoeld als verweer tegen de gereformeerde verwijten, dat dit zoeken naar eenheid onbijbels was. Het was valse eenheid volgens hen. Juist de kerkelijke ver-deeldheid miste vanuit deze oecumenische optiek bijbelse gronden:

51 M.C. Slotemaker de Bruïne, ‘De kerk en wij’ (zomerconferentie, slotreferaat, 1930), in: Eltheto, januari 1931, 118.

52 W.A. Visser ’t Hooft, ‘Nationalisme als religie’, in: Eltheto, juni 1931, 308.

Aan ’t begin staat de principieele eenheid: het ééne ongedeelde Godsrijk, dat met den zuur-deesem vergeleken wordt, verborgen in het deeg, tot het geheel gezuurd is; het ééne en on-gedeelde koninkrijk der hemelen, dat niet met uiterlijke gebaren komt, maar dat verbor-gen en onzichtbaar onder de menschen is, totdat het in de parousie ineens zichtbaar wordt gelijk de bliksem, die de geheele wereld verlicht (Luc. 17:24)54

Het eenheidsstreven werd in de jaren dertig binnen hervormde studentenkringen vooral begrepen als een vorm van zending; de studenten moesten de ‘zuurdesem’ zijn dat genoemd wordt in bovenstaand citaat uit Eltheto. Een christelijke levens-wandel zou inhouden dat men contact zocht met ‘vervreemde’ groeperingen. Het verlies van kerkleden moest worden tegengegaan. De kerk moest participeren in het maatschappelijk veld en in de politiek haar belijdenis laten klinken. Er ontbrak echter gemeenschappelijke kerkelijke grond voor dat streven. Ook door de eer-dergenoemde hervormingsbewegingen Kerkherstel (1930) en Kerkopbouw (1931) werd die inhoudelijke basis in de vooroorlogse jaren niet bereikt. In Kerkherstel waren vooral confessionelen en Gereformeerde Bonders en een aantal ethischen vertegenwoordigd. Kerkopbouw hield zich in reactie op het confessionele karak-ter van Kerkherstel vooral bezig met het vernieuwen van de inhoud van de bood-schap van de kerk.55 In Kerkopbouw waren vooral ethischen maar ook rechts-mo-dernen vertegenwoordigd. Interessant aan Kerkopbouw is dat hierin maar liefst drie doorbrekers zitting hadden: Ph.A. Kohnstamm (grondlegger van de weten-schappelijke pedagogiek en didactiek in Nederland), Van der Leeuw en Scholten.56 Beide stromingen werden gemeden door de uitersten aan linkerzijde (de links-vrijzinnigen) en aan rechterzijde (veel Gereformeerde Bonders).57 Deze pogingen tot hervorming die eindigden met een mislukt gezamenlijk voorstel, werd kritisch gadegeslagen in de ncsv.

Veel jongeren zagen de kerk graag weer volkskerk worden. Het gevaar van dat streven was echter dat het gemakkelijk verward kon worden met nationalisme. Er moest volgens de neerlandicus Feitse Boerwinkel gekozen worden tussen ‘Caesar of Christus’, het vergoddelijkte wereldse of het goddelijke.58 Terwijl de activiteit van Kerkherstel en Kerkopbouw in de jaren dertig een hoogtepunt kende, leek ook in de ncsv de discussie breder en intensiever te worden gevoerd getuige een sterke toename van het aantal tijdschriftartikelen met dit thema. Daarnaast bleef 54 F.M. Th. Böhl, ‘Het oekumenische vraagstuk: mogelijkheid en werkelijkheid’, in: Eltheto, april 1932, 202, zie ook A. van der Flier, ‘De oecumeniese beweging’, in: Eltheto, april 1932, 214: ‘God wil eenheid … Wanneer de Christelijke Kerk verdeeld is, dan kan van haar geen kracht uitgaan in deze wereld. De felle bewogenheid van de jaren sinds 1914 heeft dit op maar al te duidelike wijze aan het licht gebracht. Waar is het getuigenis van de Kerk gebleven tegen de wereldoorlog, tegen de onrechtvaardigheid van de schuldvraag? Hier en daar de stem van een moedige enkeling, maar het grote geluid – ondergegaan in de verdeeldheid, in de strijd van de nationale en konfessionele belangen. En weer zegt de ‘oproep tot eenheid’ het ons zo duidelijk: meer dan de helft van de wereld wacht op het Evangelie. Thuis en buiten wenden droevige menigten zich in verwarring af van de Kerk, wegens haar corporatieve zwakheid. Onze zendelingen houden voor een noodzakelijkheid, wat wij geneigd zijn als een weelde te beschouwen. Reeds verzet het zendingsveld zich ongeduldig tegen de verdeeldheden der Westerse Kerk om het er op te wagen op eigen gezag tot eenheid te komen.’ 55 H. van de Wal, Een aanvechtbare en onzekere situatie. De Nederlandse Hervormde Kerk en

Nieuw-Guinea, 1949-1962 (Hilversum: Verloren, 2006), 34-35.

56 Bartels, Tien jaren strijd om een belijdende kerk, 46.

57 E. Meijering, Het Nederlands christendom in de twintigste eeuw (Amsterdam: Balans, 2007), 206. 58 F. Boerwinkel jr., ‘Caesar of Christus’, in: Eltheto, januari 1935, 117-121.

de aandacht voor maatschappelijke eenheid bestaan, mede aangewakkerd door de oprichting in 1935 van de buitenparlementaire beweging Eenheid door Democra-tie. Deze beweging, waar onder meer G.H. Slotemaker de Bruïne, de vrijzinnige predikant H. Faber, de historicus P. Geyl en de Delftse hoogleraar W. Schermer-horn toe behoorden, had als credo ‘Mussert noch Moskou’ en was dus gekant te-gen iedere vorm van dictatuur. Een tete-genhanger werd het ‘Comité van waakzaam-heid’, opgericht in juni 1936, dat zich alleen tegen het nationaalsocialisme te weer stelde (en als groep intellectuelen wilde dienen als volksvoorlichters).59 Beide ini-tiatieven waren vooral bedoeld als waarschuwing van de intellectuele elite tegen de valse eenheid. Ze vormden een reactie op onder meer de opkomst van de Na-tionaal-Socialistische Beweging, die vanaf haar oprichting in 1931 kritiek had op de parlementaire democratie in Nederland. Rovers analyseerde in zijn studie naar de Eenheid door Democratie-beweging dat deze opvallende gelijkenissen met de nsb vertoonde in haar kritiek op overheid en maatschappij, dat ze dus een concur-rerende eenheidsbeweging was tegenover de nsb.60

De ncsv bood ruimte voor maatschappijkritiek, maar de kerk bleef hierin ach-ter. Dat frustreerde veel ncsv-ers en de vraag drong zich steeds meer op wat de verhouding zou moeten zijn tussen de ncsv en de Nederlandse Hervormde Kerk. Had de ncsv geen verantwoordelijkheid naar deze kerk toe, moest zij zich niet juist intomen en wachten totdat de kerk zelf in beweging kwam? Kortom, moes-ten de ncsv en de Nederlandse Hervormde Kerk altijd overeenstemmen of moch-ten er verschillen bestaan? Op 7 april 1935 schreef G.J. Scholmoch-ten voor Eltheto het artikel ‘De enquête over de verhouding van de nh-Kerk en de ncsv’. Geënquê-59 Comité van waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische intellectuelen (Amsterdam: Comité van

waakzaamheid, 1936):

Aldus luidde onze beginsel verklaring van Juni j.l.:

De Nederlandsche intellectuelen, wier namen hieronder volgen, zich verenigend, ongeacht hun

politieke overtuiging, van oordeel, dat het nationaalsocialisme en alle andere groeperingen van dezelfde aard een ernstig gevaar betekenen voor de vrijheid van onderzoek en meningsuiting en daarmede voor de ontwikkeling van maatschappij, cultuur en wetenschap, besluiten een Comité van Waakzaamheid te stichten als centrum van alle intellectuelen, die zich het gevaar van het nationaalsocialisme bewust zijn en het willen bestrijden, en bevestigen hun besluit om gezamenlijk op te komen voor de verdediging der geestelijke vrijheid en tegen het nationaalsocialisme, dat dit essentiële cultuurgoed belaagt. Het

Comité stelt zich zijn werkzaamheid in de volgende vormen voor: publicaties in de pers, het uitgeven van brochures en zo mogelijk een periodiek; het vormen van leesclubs, vak- en studiegroepen; het houden van vergaderingen; samenwerking met groeperingen, die hetzelfde of een verwant doel nastreven.

De eerste brochure, getiteld ‘Het Nationaalsocialisme als Geestelijk Gevaar’, geschreven door Prof. Dr. Ph. Kohnstamm, verschijnt in de tweede helft van November in samenwerking met de uitgever van Gorcum & Co. te Assen; daarna volgt, met tussen ruimten van enkele weken, een serie publicaties n.l.:

Dr. W. Banning Hollands Jongeren, Stavast! Prof.Mr. W.A. Bonger Democratie en Selectie.

Dr. Menno ter Braak Het Nationaalsocialisme als rancune-leer Ds. J.J. Buskes Het Nationaalsocialisme en de Kerk.

Prof.Dr. F.J.J. Buijtendijk Het Rassenvraagstuk en het Nationaalsocialisme Dr. G. Horreus de Haas ‘De Mythe van de XXe Eeuw’.

Dr. D. Loenen Cultuur en Vrijheid.

60 G.M.J. Rovers, ‘‘Naar wijder horizon’. De Nederlandsche beweging voor Eenheid door Democratie, de crisis van de Westerse cultuur en het verlangen naar een Nieuwe Gemeenschap, 1935-1940’ in: E.

In document VU Research Portal (pagina 40-46)