• No results found

Het zuivere zuiden: taalzuivering in het Vlaams

Harry Cohen

Taalzuivering lijkt in Vlaanderen een zaak van hollen of stilstaan. Aan de ene kant hoor je er voortdurend Fransachtige woorden als 'ambetant', 'plezant' en 'mazoet', plus allerlei let­ terlijk vertaald idioom ('twee jaar en een half', 'de vraag stelt zich', 'dat is geen klein bier'). Aan de andere kant is er de welbekende neiging om Franse taalelementen te mijden, ook als die in Nederland heel gangbaar zijn. Een Vlaming zegt vrijwel nooit 'etage'; het is stee­ vast verdieping (of verdiep). Pressiegroepen heten in Vlaamse kranten altijd drukkingsgroepen. En die groepen willen niet weten van concessies; zij eisen toegevingen. Er is kennelijk een lexicale categorie die kan worden omschreven als 'typisch Vlaamse purismen'. Hoe komt dat? Hieronder worden enkele omstandigheden aangestipt die tot de verklaring van het verschijnsel kunnen bijdragen.

Eén belager of meer

In Nederland veranderen taalzuiveraars af en toe van actieterrein. In vroeger tijden moes­ ten vooral woorden van Franse en Latijnse herkomst het ontgelden. Zo is 'representeren' vervangen door 'vertegenwoordigen' en 'object' door 'voorwerp'. Maar in onze eeuw wor­ den woorden van Romaanse oorsprong niet meer als een bedreiging gezien. 'Daarvoor kent men hier het Frans te slecht of te goed/ merkte Charivarius indertijd snaaks op.1 Germa­ nismen werden in zijn dagen veel verraderlijker gevonden, vooral omdat ze zo moeilijk te herkennen waren. De strijd daartegen is maar gedeeltelijk geslaagd. 'Eigendommelijk' is 'eigenaardig' geworden, maar 'slagroom', 'uitgerekend', 'roofmoord' en tientallen andere zijn nu algemeen aanvaard. Intussen heeft het krijgstoneel zich alweer verplaatst. Sinds de Tweede Wereldoorlog eist de jacht op Engelse infiltranten alle aandacht op.

Vlaanderen heeft zulke frontveranderingen niet gekend. In 1830 werd Frans praktisch de enige officiële taal in heel België. Ook in het Vlaamse deel van het land bedienden de hogere kringen zich meestal van het Frans; het volk sprak dialect. Het Nederlands, dat pas in de tweede helft van de negentiende eeuw een kans kreeg, was aanvankelijk dan ook door­ spekt met Franse woorden, gallicismen en leenvertalingen. Vlaamse taalzuiveraars hebben hieraan generaties lang hun handen vol gehad en nog steeds is voor velen het Frans de eni­ ge boeman. Voor Duitse invloeden zijn zij niet zo bang. Integendeel, er zijn verscheidene vernederlandsingen in omloop gebracht die nogal Duitserig aandoen: doormeter, elektrieker (en andere -iekers), omslag ('envelop'), privaat, spijskaart, turnzaal, uurwerk ('horloge'). Wat de huidige invasie van het Engels betreft, het verzet daartegen gaat zelden verder dan in Nederland. 'Creditcard' wordt kredietkaart, 'grapefruit' wordt pompelmoes, 'cornflakes' soms

vlokken en 'showroom' vaak toonzaal, daar blijft het zo'n beetje bij. We horen in Vlaande­

ren zelfs Engelse woorden die in Nederland niet of althans veel later in de taal zijn opge­ nomen: living, parking, roofing (en nog andere -ings), scout, stockeren. De tendens is niet zozeer Engelse woorden te mijden, als wel ze - zoals straks zal blijken - op andere manie­ ren onschadelijk te maken.

De NN-norm voorbij

Lange tijd is in Vlaanderen elke vervanging van een Frans taalelement als een stap vooruit gezien. Regenscherm in plaats van 'paraplu', hoera! Kinderkribbe in plaats van 'crèche', goed

zo! Een flink deel van de voor taalonderwijs beschikbare lestijd werd aan deze zeg-niet-x- maar-y-oefeningen besteed. (De jacht gold overigens niet alleen Franse taalelementen, maar ook dialectvormen.)

In de tweede helft van de twintigste eeuw groeide echter het besef dat men zo een belangrijk doel - een eenheidstaal voor twintig miljoen Europeanen - voorbijschoot. Het richtsnoer werd allengs: aansluiting zoeken bij Nederland, ook als daar een Frans leen­ woord de voorkeur heeft. Zo maakte eenzelvigheidskaart ('identiteitsbewijs') plaats voor 'identiteitskaart' en regenscherm werd weer 'paraplu'. Het Hof van Cassatie, dat een tijdlang

Verbrekingshof was genoemd, kreeg zijn oude naam terug. Het prestige van de NN-norm (NN

= Noord-Nederlands) groeide zo sterk dat je nu uitdrukkingen hoort als 'het gaat om de cen­ ten' of 'een dubbeltje op zijn kant', een beeldspraak die onmogelijk aan de ervaringswereld van de gemiddelde Belg kan zijn ontleend.

In de jaren tachtig is opnieuw een kentering waar te nemen. Het Vlaamse zelfbewust­ zijn is gegroeid en velen menen nu: als Groningers en Zeeuwen hun taaleigenaardigheden kunnen koesteren zonder het lidmaatschap van de taalgemeenschap te verliezen, waarom wij dan niet? Waarom zouden wij een garagehouder niet 'garagist' blijven noemen, of onze glastuinders niet met 'serrist' mogen aanduiden? Is ons ondubbelzinnige '20 uur 35' niet veel handiger dan het noordelijke 'vijf over half negen', dat op twee verschillende tijd­ stippen kan slaan? En wat is er eigenlijk mis met Azurenkust, kassierster en onrechtstreeks? De verdedigers van deze gedachte willen geen terugkeer naar de dialecten en voelen evenmin voor een zogenoemde tussentaal ('verkavelingsvlaams'). Hun ideaal is veeleer een welom­ schreven variant van het Algemeen Nederlands.2 In 1998 heeft de v r t (Vlaamse Radio- en Televisieomroep), een belangrijke spraakmaker, dit principe vastgelegd in een richtlijn voor het taalgebruik ('taalcharter'). De praktische uitwerking gebeurt in een interne taalbank, die doorlopend wordt bijgehouden. Bij Van Dale wordt aan een project van gelijke strek­ king gewerkt. Voorwerp van dat onderzoek is het taalgebruik in Vlaanderen bij kwaliteits­ kranten en openbare omroep. Regionale woorden en uitdrukkingen die acceptabel worden geacht, zullen met het label 'Belg.N.' in de volgende editie van het woordenboek worden opgenomen.

Terzijde: Dit is natuurlijk een erg schematische weergave van wat er in de afgelopen decennia is gebeurd. In werkelijkheid lopen de diverse tendenties door elkaar en worden zij maar door een klein deel van de bevolking bewust beleefd. Bovendien gaat het niet alleen om losse woordjes; er zijn ook allerlei andere taalaspecten in het geding. De vereen­ voudigde voorstelling van zaken is alleen bedoeld om de buitenstaander enig zicht te geven op het kader waarbinnen de 'typisch Vlaamse purismen' zijn ontstaan.

Taalzuivering via assimilatie

Als een vreemdeling ongewenst is, kan het gastland hem verbannen. Een minder rigou­ reuze - maar soms effectievere - manier om hem onschadelijk te maken is integratie, als opmaat tot volledige inburgering. Wanneer die vreemdeling een woord is, kan dat langs drie wegen gebeuren: via de uitspraak, via de spelling en via buigingsvormen. Voor alle drie geldt dat Vlamingen sneller tot deze aanpak overgaan dan Nederlanders.

Om met de uitspraak te beginnen, in Vlaanderen komt het vaker voor dan in Neder­ land dat een woord van vreemde herkomst wordt uitgesproken 'zoals het er staat'. Zo rijmt 'dossier' er op 'papier', van 'comfort' en 'expert' zijn ook de laatste letters te horen, 'reci­ tal' klinkt als [reesietal] en 'regime' menigmaal als [reegiémuh], met een bijna Hollandse g. Woorden als 'tram', 'tank', 'flat', 'caravan', 'handicap', 'gangster' worden vrijwel altijd uitgesproken met de a van 'hand'; je hoort dus geen verschil tussen 'gepland' en 'geplant'. Tot de uitspraak rekenen we hier ook de klemtoon. Verschuiving van het woordaccent

kan helpen om een woord minder uitheems te doen klinken: 'frigó' wordt 'frigo' ('koel­ kast').

De tweede manier van aanpassing mikt op het spellingbeeld. Deze methode was voor 1996 heel populair in Vlaanderen. Daar gold toen, net als nu, dezelfde spellingregeling als in Nederland, maar bij de schrijfwijze van de zogenoemde bastaardwoorden - waarvoor vaak verschillende varianten waren toegestaan - liepen de voorkeuren uiteen. In Nederland hielden de toonaangevende sectoren van de samenleving zich namelijk aan één bepaalde set varianten, de 'voorkeurspelling', terwijl in Vlaanderen de 'progressieve spelling' opgeld deed. De progressiviteit bestond in het vervangen - voorzover dat binnen het kader van de regeling was toegestaan - van de letters en lettergroepen c, x, qu, th, enz. door s, k, ks, kw, t, enz. Bij elk bastaardwoord werden de eventuele varianten vergeleken om uit te maken welke vorm de meest progressieve was. Men schreef bijvoorbeeld 'kwadraat' (voorkeur­ spelling) naast 'kwasi' (toegelaten spelling), 'sekse' (voorkeurspelling) naast 'sekstant' (toe­ gelaten spelling), 'akkoord' (voorkeurspelling) naast 'akkordeon' (toegelaten spelling), en 'sukses' (toegelaten spelling) naast 'successie' (enige officiële spelling). Met de invoering van de nieuwe spellingregeling van eind 1995 is aan deze grafische taalzuiveringstechniek een eind gekomen. In beginsel is er voortaan geen keuze meer bij de spelling van bas­ taardwoorden; alleen in enkele losse gevallen zijn nog twee (gelijkwaardige) schrijfwijzen toegestaan. De ruimte voor progressief spellen is nu dus heel beperkt: bloes, cataloog, cen­

tiem, cliënteel, envelop, kinema, Oeganda, princiep, rekwisitoor, sardien, sinecuur, Soedan, sjotten

e.d. Ook wanneer onze spellingautoriteit het niet met zichzelf eens is (Congolees volgens de ene regeling, Kongolees volgens de andere), kiest Vlaanderen natuurlijk voor de K.3

Ten slotte de buigingsvormen. De nieuwe spellingregeling uit 1995 geeft voor zelfstan­ dige naamwoorden van vreemde herkomst soms twee meervoudsvormen. In die gevallen blijkt men in Vlaanderen veelal de meest Nederlands aandoende variant te kiezen. Dus lie­ ver matchen, sergeanten, vedetten dan 'matches', 'sergeants', 'vedettes'. We zien ook vaak (en horen nog vaker) crashen, disken, experten, hostessen, tanken en testen, hoewel die meer­ voudsvormen officieel niet bestaan. Het vermoeden ligt voor de hand dat zulke vervan­ gingen van het s-meervoud - dat aan de Franse of Engelse herkomst van het woord herinnert - door het specifiek Nederlandse en-meervoud worden ervaren als een middel om de inburgering te versnellen. Overigens gaat ook de hierboven gesignaleerde voor­ keur voor progressieve spellingvarianten (zie het voorbeeldenrijtje bloes, cataloog, centiem enz.) menigmaal gepaard met een verdringing van een s-meervoud door een en-meervoud

(bloezen, centiemen, princiepen enz.). Daarnaast is er nog een heel andere strategie: de ver­

kleintruc. Vervangt men in een tekst 'ticket' door ticketje of 'stand' ('plaats op een ten­ toonstelling of jaarmarkt') door standje, dan wordt het gebruik van het s-meervoud als het ware gelegitimeerd. Bovendien versterkt deze schrijfwijze de neiging om dergelijke woor­ den niet meer op z'n Engels uit te spreken: [tiekétje]. Verder kan de Vlaamse voorkeur voor vormen als recycleren (boven 'recyclen'), gesofistikeerd (boven 'sophisticated') en het adjec­ tief plastieken (boven 'plastic') als een uiting van het streven naar vernederlandsing worden gezien. Misschien wijzen zelfs gekloneerd (in plaats van 'gekloond') en gestresseerd (in plaats van 'gestrest') in dezelfde richting.

Begripsomschrijving

Er bestaat geen algemeen aanvaarde definitie van het begrip 'typisch Vlaams purisme'. Wel is er een intuïtieve benadering: als in Vlaanderen een inheems woord gebruikt wordt voor iets dat in Nederland met een vreemd woord wordt aangeduid, dan is er sprake van een 'typisch Vlaams purisme'.4 In gevallen als grapefruit /pompelmoes, contributie /lidgeld of receptie / onthaal voldoet deze aanpak ook wel, maar meestal is het verschil in woordge­

bruik tussen de twee delen van het Nederlandse taalgebied niet zo absoluut. Vaak zijn zowel in Noord als in Zuid beide varianten in omloop, bijvoorbeeld inbegrepen/inclusief, inschrij-

ven / registreren, omwenteling/revolutie, rechtstreeks / direct, verontschuldigen / excuseren, voorwaarde / conditie. Het gaat dan alleen om het verschil in de frequentie waarmee het

purisme wordt gebruikt.

Wie vaststelt dat Nederlanders de omverwerping van een maatschappelijk bestel meest­ al met 'revolutie' aanduiden en Vlamingen in zo'n geval liever van omwenteling spreken, zal ertoe neigen, omwenteling (in deze betekenis) tot de 'typisch Vlaams purismen' te reke­ nen. Is de gebruiksfrequentie van omwenteling in het Zuiden bijvoorbeeld 80 procent en in het Noorden 10 procent, dan is hier ook veel voor te zeggen. De verhouding van de fre­ quenties is in dat geval immers 80:10 ofwel 8. Maar de opvattingen kunnen uiteenlopen als die frequentieverhouding lager ligt. Is zo'n purisme ook nog 'typisch Vlaams' als de ver­ houding slechts 4 bedraagt? Is 2 ook nog genoeg? Er is geen objectief (en ook geen con­ ventioneel) criterium dat de grens tussen 'typisch Vlaams' en 'niet typisch Vlaams' bepaalt. Bij gebrek aan beter behelpen wij ons hier met de intuïtieve benadering. In het kader van deze bijdrage definiëren we 'typisch Vlaams purisme' simpelweg als een woord van inheemse oorsprong waaraan in Vlaanderen de voorkeur wordt gegeven boven het syno­ niem van uitheemse oorsprong dat in Nederland gangbaarder is. Deze definitie staat op twee kreupele poten. In de eerste plaats: termen als 'voorkeur' en 'gangbaarder' verwijzen naar gebruiksfrequenties, en het is niet zonder meer duidelijk of en hoe die te meten zijn. De digitale media-archieven die tegenwoordig allerwegen worden aangelegd, geven in principe wel gelegenheid tot een dergelijke kwantificatie, maar langs deze weg wordt maar één bepaald register van het taalgebruik (de mediataal) in kaart gebracht. Het tweede bezwaar kwam in de vorige alinea al aan de orde: er is geen criterium waaraan de verhou­ ding van de frequenties in beide landen getoetst kan worden.

Begripsafbakening

Ook al hadden we de middelen om gebruiksfrequenties te meten, dan nog zouden er eerst diverse definitorische problemen moeten worden opgelost.

1. Variatie in de tijd

Een meting is niet meer dan een momentopname. Het resultaat blijft niet lang geldig, want voorkeuren voor inheems of vreemd kunnen snel verschuiven. Vooral in Vlaanderen is dat het geval; dat volgt al uit hetgeen hierboven is gezegd over het invoeren van de NN-norm en het latere relativeren daarvan. Bepaalde Vlaamse purismen zijn zelfs volkomen obsoleet geworden, bijvoorbeeld statieoverste voor 'stationschef' of brieftas voor 'portefeuille'. Ande­ re zijn op de terugtocht, zoals bestemmeling voor 'geadresseerde' of begoocheling voor 'illu­ sie'. Weer andere zijn eendagsvliegen, grapjes of vakjargon (afhankelijkheden voor 'bijgebouwen' is notaristaai, ontgeurdervoor 'deodorant' is een probeersel van één fabrikant,

elektronische geldbeugel voor 'chipknip' doet een jolig beroep op het archaïsche geldbeugel

('portemonnee')).

Terzijde: de opmerkingen over temporele variabiliteit gelden niet voor purismen die wettelijke termen zijn, zoals aanhoudingsmandaat ('arrestatiebevel'), bediende ('employé'),

eerste aanleg ('eerste instantie'), onderzoeksrechter ('rechter van instructie'), opsteller ('redac­

teur'), rijkswacht ('marechaussee'), wedde ('salaris'). De groep waartoe deze woorden beho­ ren - soms aangeduid als 'institutionele vlamismen' - is juist betrekkelijk stabiel.

2. Andere variaties

en zelfs van individu tot individu. Taalgewoontes hangen namelijk af van iemands leeftijd, opvoeding, opleiding en milieu, en in het onderhavige geval bovendien van zijn taalpoli­ tieke opvattingen of zijn taalattitude. Maar ook binnen het taalgebruik van eenzelfde indi­ vidu zijn in dit opzicht nog wisselingen waar te nemen. Zo blijkt de keuze tussen een vreemd woord en een purisme menigmaal een kwestie van register te zijn (Tk zég dat woord wel, maar ik zou het nooit schrijven'). Al deze factoren staan een objectieve inventarisatie van de 'typisch Vlaamse purismen' in de weg.

3. Duo's en trio's

In het bovenstaande is er eenvoudigheidshalve van uitgegaan dat een 'typisch Vlaams purisme' lid is van een synoniemenpaar. (Het andere lid is dan een woord van uitheemse oorsprong.) In de praktijk komen we echter ook groepen van drie synoniemen tegen, bij­ voorbeeld rondpunt/rotonde /verkeersplein. Natuurlijk mogen we rondpunt tot de 'typisch Vlaamse purismen' rekenen wanneer we het tegenover het vreemde woord 'rotonde' stel­ len. Vergelijken we rondpunt echter met 'verkeersplein', dan ligt de zaak anders. Rondpunt is dan wel typisch Vlaams, maar geen purisme, want het woord is niet inheemser dan 'verkeersplein'. Andere trio's: bureel/ bureau/kantoor, derde leeftijd/senioren/ouderen, een­

parig/ unaniem / eenstemmig, faling/ faillissement / bankroet, inkom / entree/hal, koffer/ safe

/ kluis, mengeling/ mix / mengsel, middens / milieu / kringen, omzendbrief/ circulaire / rond­ schrijven, vermindering/reductie /korting, vest/colbert /jasje, voetpad /trottoir /stoep, zelf­

klever/ sticker/plakkertje. Ook families van meer dan drie synoniemen komen voor.

4. Ongelijke betekenisvelden

Wanneer we wedde een 'typisch Vlaams purisme' voor 'salaris' noemen, gaan we ervan uit dat deze twee woorden eikaars synoniem zijn. Zijn ze dat inderdaad? Echte synoniemen zijn zeldzaam; meestal is er wel een verschil in gevoelswaarde of gebruikssfeer aan te wij­ zen. Dat neemt niet weg dat woorden die eikaars synoniem zijn, hetzelfde begrip moeten dekken. Dat is bij bovenstaand voorbeeld, strikt genomen, niet het geval. Wedde betekent in België 'salaris', terwijl in Nederland 'wedde' volgens Van Dale naast het salaris ook nog toelagen en emolumenten omvat. Het verschil bedraagt misschien maar enkele tientallen euro's per maand, maar daar gaat het niet om. De vraag is veeleer of we ondanks deze finan­ ciële nuance mogen stellen dat wedde en 'salaris' dezelfde zaak aanduiden. We kunnen wed­

de immers alleen tot de 'typisch Vlaamse purismen' rekenen als dit inderdaad het geval is.

Er zijn meer twijfelgevallen van dit type. Ontvoogding bijvoorbeeld is in Vlaanderen een heel courant purisme voor 'emancipatie', maar je hoort het nooit als het om de gelijkstel­ ling van vrouwen gaat. In die speciale betekenis wordt uitsluitend de term 'emancipatie' gebruikt. Anderzijds wordt 'serieus' heel consequent vervangen door ernstig, ook in geval­ len waarin dat in Nederland vreemd zou staan: ernstige belangstelling, ernstige kandidaten. Of neem uitwijken, in Vlaanderen een courant purisme voor 'emigreren'. Ook in Nederland kent men het woord 'uitwijken', maar de betekenisvelden overlappen elkaar maar een klein eindje. Weer anders ligt het bij het doublet eerbiedigen/respecteren. In beide delen van het Nederlandse taalgebied kun je niet alleen een mens eerbiedigen, maar ook zijn gezag, zijn opvattingen of zijn verdriet. Of de wet. Dat men in Vlaanderen nog verder gaat, blijkt wan­ neer je in een park een bordje ziet met 'Eerbiedig het gras' of op de verpakking van een bat­ terij leest: 'Eerbiedig de polariteit'. Eerbiedigen blijkt niet parallel te lopen met 'respecteren', maar veeleer met het Franse 'respecter'. Een grensgeval is spitsvondig/'ingenieus'. Eerstge­ noemd woord is ongetwijfeld een purisme, maar het heeft duidelijk een andere connota­ tie dan in Nederland. Wanneer je in Nederland spitsvondig wordt genoemd, is dat bepaald geen compliment. Men vindt je wel slim, maar toch vooral een sluwe haarklover. In Vlaan­

deren heeft het woord daarentegen zijn oorspronkelijke betekenis behouden en drukt het een positieve waardering uit. Zegt iemand daar dat je spitsvondig bent, dan vindt hij je scherpzinnig, vindingrijk, kortom ingenieus.

Voorbeelden

Hieronder volgt een lijst met ruim tweehonderd voorbeelden van 'typisch Vlaamse puris­ men', met tussen haakjes het uitheemse synoniem waarvan aangenomen wordt dat het in Nederland een grotere gebruiksfrequentie heeft (zie Lijst 1). Deze verzameling is niet het resultaat van enig wetenschappelijk onderzoek; zij bevat slechts een aantal gevallen die de samensteller is tegengekomen in Vlaamse media, in de vakliteratuur en in de gesprekken van alledag. Verder zijn alleen losse woorden opgenomen. Natuurlijk zijn er onder de idio­ matische woordverbindingen ook talrijke 'typisch Vlaamse purismen' te vinden, zoals ter

plaatse trappelen voor 'stagneren'. Dit is kennelijk afgeleid van het Franse 'piétiner sur place'

('pas op de plaats maken'). Bij dit soort uitdrukkingen schemert het Franse patroon bijna altijd door. Een mooi onderwerp voor een afzonderlijk onderzoek.

De lijst is aan diverse Vlamingen ter beoordeling voorgelegd, maar een eensluidende evaluatie bleek onmogelijk. Het oordeel over de gangbaarheid van een bepaald purisme en van zijn uitheemse alternatief bleek telkens weer af te hangen van de hierboven genoem­ de factoren. Stortbad (voor 'douche') bijvoorbeeld wordt door de ene informant als volko­ men achterhaald beschouwd, terwijl de andere er nog dagelijks een neemt. In de komende editie van Van Dale met zijn nieuwe label Belg.N. zullen dergelijke knopen hopelijk wor­ den doorgehakt.

In afwachting hiervan werd tijdens het schrijven van deze bijdrage een kleine privé- enquête gehouden. Ongeveer negentig leerlingen van drie middelbare scholen in Vlaan­ deren, leeftijdsgroep 14-16, kregen ieder een lijst met veertig synoniemparen voorgelegd (zie Lijst 2). De opdracht was bij elk paar aan te geven welke variant de deelnemer het vaakst gebruikt. De antwoorden geven de indruk dat de voorkeur voor purismen bij deze jonge­