• No results found

Het Surinaams-Nederlandse purisme van Edgar Cairo

J. van Donselaar

De vraag of er ook in Suriname wel eens gestreefd is of wordt naar het invoeren van nieu­ we woorden in het Nederlands die andere, vreemde of als onjuist beschouwde woorden zouden moeten vervangen, is niet eenvoudig te beantwoorden met 'ja' of 'nee'. Er moet dan eerst onderscheid gemaakt worden tussen twee vormen van het Nederlands daar, namelijk het Algemeen (Beschaafd) Nederlands of Standaardnederlands (wat dat ook zijn mag) en de variant die Surinaams-Nederlands genoemd wordt.

Het Standaardnederlands is in Suriname de enige officiële taal. Dat neemt niet weg dat zelfs in publicaties van de Surinaamse overheid onvermijdelijk Surinaams-Nederlandse woorden worden gebruikt als er geen Standaardnederlandse equivalenten voorhanden zijn, bijvoorbeeld middenstandspolder voor een polder die verkaveld en ingericht is voor mid-

denstandsboeren, maar ook daarbuiten komt het voor, bijvoorbeeld markoesa voor 'passie­

vrucht' (zie De Bies 1996). Daar staat dan het echte, karakteristieke Surinaams-Nederlands tegenover. De ontwikkeling daarvan begon in 1667, toen Suriname door Nederlanders op de Engelsen veroverd werd, en gaat nog steeds door. Na een periode waarin alleen Neder­ landse kolonisten het gebruikten en een overgangsperiode waarin ook steeds meer vrijge­ laten negers (ex-slaven), vrij geboren negers en gemengdbloedigen het zich eigen maakten, is het nu voor vrijwel alle burgers van Suriname een van de talen voor dagelijks gebruik. Tijdens deze ontwikkeling werden er vele woorden uit andere in Suriname gesproken talen in opgenomen. Dat zijn achtereenvolgens vooral: Engels (van de voorafgaande kolonisten), Indiaanse talen (van de oorspronkelijke bewoners), Sranantongo (de creooltaal van de negerslaven, toen Negerengels geheten), Chinees, Hindi en Javaans (van latere immigran­ ten). Veruit de belangrijkste leverancier was en is het Sranantongo, vanouds ook de thuistaal van de al genoemde vrije negroïde mensen, wier nazaten in Suriname nu Creo­ len genoemd worden.

Dit Surinaams-Nederlands en de ontwikkeling ervan zijn tot nu toe slechts globaal beschreven. Wel bestaat er een woordenboek van het 'contrastlexicon' waarin het Suri­ naams-Nederlands zich (althans tot in de jaren tachtig) onderscheidde van het Standaard­ nederlandse lexicon (Encyclopedie van Suriname 1977, Van Donselaar resp. 1996 en 1989).

Van purisme in taalkundige zin is ten aanzien van de Standaardnederlandse woorden­ schat in Suriname nooit sprake geweest. Opmerkelijk is echter dat er zich tussen 1975 en 1985 een spectaculaire eenmansactie heeft voorgedaan, gericht op de sanering en cultive­ ring van het Surinaams-Nederlands. De actor was Edgar Cairo, een Surinaamse neerlandi­ cus van Creoolsen huize, die zowel het Standaardnederlands als het Surinaams-Nederlands en het Sranantongo tot in de puntjes beheerst. Hij wierp zich op als hartstochtelijke pro­ pagandist voor het Surinaams-Nederlands, gemotiveerd door nationalistische, (taalhisto­ rische en taalpsychologische argumenten. Het was zijn overtuiging dat een eigen, als zodanig erkende vorm van het Nederlands als gemeenschappelijke taal een belangrijk ele­ ment zou kunnen zijn in de ontwikkeling van een alle bevolkingsgroepen omvattende eigen Surinaamse identiteit. Daartoe zou het niet voldoende zijn genoegen te nemen met het Surinaams-Nederlands zoals het toentertijd gesproken werd. Oude, vooral onder invloed van het Standaardnederlands verloren Surinaams-Nederlandse woorden zouden weer moeten worden teruggehaald en er zouden eigen Surinaams-Nederlandse nieuwvor­

mingen moeten worden gecreëerd. Het meest krasse voorstel behelsde evenwel om de zijns inziens teruggedrongen invloed van het Sranantongo in ere te herstellen door met opzet nieuwe ontleningen aan deze taal in het Surinaams-Nederlands te introduceren. De theo­ retische onderbouwing van deze ideeën legde hij ook aan een groter publiek dan dat van deskundigen voor, onder meer in de inleiding van zijn bundel Ik ga dood om jullie hoofd uit 1980.

De consequenties van Cairo's theorie zijn overduidelijk te vinden in zijn eigen literaire werk. In een welhaast onvoorstelbare scheppingsgolf bracht hij tussen 1976 (.Kollektieve

schuld) en 1984 (Lelu! Leluï) achttien in het Surinaams-Nederlands geschreven literaire pro­

ducten tot stand, waaronder acht merendeels dikke romans en verhalenbundels. Ze spelen ten dele in Suriname, ten dele in Nederland en ten dele in beide landen.

De nu volgende voorbeelden van alleen door Cairo in zijn Surinaams-Nederlands ge­ bruikte woorden komen alle uit de ook territoriaal Surinaamse sfeer. Het naast elkaar stel­ len van enerzijds woorden die wel (1) of niet (2) aan het Sranantongo ontleend zijn, en anderzijds woorden die wel (3) of niet (4) een Standaardnederlands equivalent hebben, levert hier vier groepjes op:

1 + 3

kodjo 'knots' bongro 'rommel'

toriën 'vertellen', van Sranantongo tori 'verhaal'

visbot 'graat', vertaling van fsbonyo, van fisi 'vis' en bonyo 'bot'

werkbuik 'diarree', vertaling van wrokobere, van wroko 'werk(en)' en bere 'buik'

1 + 4

sosofoetoeman 'iemand die op blote voeten loopt', van soso 'bloot', futu 'voet' en man 'man,

mens'

nengrefisi 'schubloze vis', van nengre 'neger', vroeger ook 'slaaf, en fisi 'vis'; zulke vis was in

de slaventijd alleen voor de slaven bestemd

mengwater 'persoon van gemengd ras', vertaling van moksiwatra, van moksi 'gemengd' en watra 'water'

buiksluiter 'laatste kind van een vrouw', vertaling van tapbere, van tapu 'gesloten' en bere

'buik' 2 + 3 schopgraver 'grondwerker' meidachtig 'verwijfd' kromneus 'haakneus' vrouwedrijver 'rokkenjager' 2 + 4

woordwerkman 'iemand die nieuwe woorden maakt' (Cairo zelf!) kinsen 'kinds worden'

schaamplaats 'plek waar iemand die zich schaamt of verlegen is zich terug kan trekken' roephand 'hand waarmee gezwaaid wordt om de aandacht te trekken, bijvoorbeeld naar een

naderende buschauffeur'

Cairo's werk heeft onder Surinamers weinig weerklank gevonden. Er zijn wel fijnproevers die zijn creativiteit en originaliteit op zich bewonderen, maar in het bijzonder de Creolen

laten hun ambivalente houding tegenover de formele aanvaarding van het Surinaams- Nederlands in het algemeen niet varen. Dat hoeft niet te verbazen, want deze groep heeft ambivalente gevoelens tegenover vrijwel alles wat te maken heeft of lijkt te hebben of pre­ tendeert te hebben met hun eigen identiteit. Daarbij komt dat Cairo kennelijk te ver is gegaan. Men ervaart zijn Surinaams-Nederlands als gekunsteld en tegennatuurlijk en noemt het smalend 'Cairoiaans'. Wellicht wringt het ook dat de romanpersonages van Cai­ ro veelal ook Surinaams-Nederlands spreken als het gaat over huiselijke en vertrouwelijke onderwerpen, die meer tot het domein van het Sranantongo of van een andere thuistaal (Surinaams Hindi, Javaans) horen. En de Surinaamse overheid is nog lang niet toe aan een ander standpunt dan strikte handhaving van het Standaardnederlands als norm.

In Nederland ligt dat anders. Het echte, in Suriname gesproken Surinaams-Nederlands is daar vrijwel niet bekend, zodat men onbekommerd genieten kan van dat weliswaar merk­ waardige, maar sterk tot de verbeelding sprekende Cairoiaans, mits voorzien van de nodi­ ge (en dan ook altijd voorhanden) toelichting in voetnoten of in een glossarium. Veel belangstelling en waardering kregen ook zijn stukjes in de Volkskrant (1979-1980), later gebundeld in het al genoemde Ik ga dood om jullie hoofd en Als je hoofd geboord is (1981). Toch is het juist daar helemaal misgegaan. Om maar vooral duidelijk te tonen wat hij met zijn theorie bedoelde, heeft Cairo er in die krantenstukjes nog een schepje bovenop gedaan. Dat geeft hij toe: 'Dus: Krom Nederlands! Ija baja! Is zo! Okee! Ik overdrijf en vernieuw op mijn manier!' Dat moet voor Surinamers de deur hebben dichtgedaan. (Het hoeft dan ook geen betoog dat de Cairoiaanse purismen waarvan deze stukjes wemelen, niet vertegen­ woordigd zijn onder de hiervoor gegeven, niet geforceerde voorbeelden.)

Sedert 1985 is Edgar Cairo uit het zicht van de taalkundige en letterkundige wereld ver­ dwenen. Hij was in de war, woont nu in Amsterdam en schildert. Een uitvoerige beschou­ wing van Cairo's persoon, strevingen en werk tot 1984 wordt gegeven door February (1984).

Literatuur

Bies, Renata de (1996), Woordenlijst van het Surinaams-Nederlands. Vijftien jaar administratietaal

van de Republiek Suriname, Paramaribo: Universiteit van Suriname.

Cairo, Edgar (1980), Ik ga dood om jullie hoofd, Haarlem: In de Knipscheer.

Donselaar, J. van (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, tweede druk, Muiderberg: Coutinho.

Donselaar, J. van (1996), 'De woordenschat van het Nederlands in Suriname', in: Nicoline van der Sijs, Leenwoordenboek, 's-Gravenhage: Sdu Uitgevers; Antwerpen: Standaard, pp. 440-442.

Encyclopedie van Suriname (19 77), 'Surinaams-Nederlands', Amsterdam /Brussel: Elsevier, pp.

580-581.

February, Vernie A. (1984), 'Boesi sa tek' mi baka - Let the bush receive me once again. Edgar Cairo - Surinamese writer', in: Oso 3 (1), pp. 39-62.

Variëteiten van het Nederlands