• No results found

Ave, lingua latina purissima, of De zuiverheid van het kerklatijn

Nelly Stienstra

Latijn is de taal van de rooms-katholieke Kerk. Dat is sinds de vierde eeuw het geval en dat is nog zo, al zou je het niet altijd meer denken. De massale invoering van de volkstaal in de rooms-katholieke liturgie in de jaren zestig van deze eeuw zou mensen bijna doen geloven dat ook een van de laatste bolwerken van het Latijn de handdoek in de ring heeft gegooid. Toch is dat niet het geval. Latijn is de taal van de Kerk, zowel in de liturgie als in officiële documenten. Met name in Rome, maar ook op andere plaatsen, maakt het Latijn een - vooralsnog - bescheiden comeback in de liturgie, en nog altijd geldt dat van documenten uitgegeven door de Heilige Stoel alleen de Latijnse versie de officiële is, waar­ op men zich kan beroepen, ook al is die onveranderlijk een vertaling. Geen paus of pre­ laat schrijft zijn stukken nog rechtstreeks in het Latijn. Alleen canonisten publiceren nog wel eens een Latijns artikel; dat wordt echter ook minder. Maar al wordt inderdaad zelfs op de congregaties van de Romeinse Curie geen Latijn meer gesproken, toch leeft het Latijn in de Kerk voort, en niet alleen in vrome taal, zoals we straks zullen zien.1

Ontstaan en ontwikkeling van het kerklatijn

Het kerklatijn ontstond omdat het christendom concepten kende die bij de oude Romei­ nen niet bekend waren. In de dagen dat de behoefte aan een eigen terminologie in het Latijn bij de christenen voelbaar werd, was het klassieke Latijn, met als hoogtepunten de werken van schrijvers als Caesar en Cicero, allang op zijn retour. Mede ten gevolge daar­ van is het kerklatijn, qua grammatica en morfologie, niet zozeer gebaseerd op de sermo

urbanus, het hellenistisch beïnvloede Latijn van de literaire schrijvers en de hogere krin­

gen, maar eerder op de sermo vulgaris, de taal van het gewone volk, en op de sermo cotidia-

nus, de tussenvorm, die als een soort lingua franca tussen de verschillende standen

fungeerde.2 Bij de keuze van de grammaticale en morfologische traditie speelde, naast het feit dat het literair Latijn al veel terrein had prijsgegeven, het voornaamste doel van het christendom natuurlijk ook een rol: de Blijde Boodschap moest aan alle mensen worden verkondigd in een taal die zij verstonden, en dat was voor veel mensen de sermo vulgaris. Behalve op lexicologisch en semantisch terrein wijkt het kerklatijn niet veel af van de stan­ daardtaal die de Kerk overnam.3

Het kerklatijn ontstond niet in eerste instantie in Rome, waar de christelijke gemeen­ schap tot ongeveer de eerste helft van de derde eeuw voornamelijk Griekstalig was, maar in Afrika. De eerste pogingen tot 'kerklatijn' zijn ongetwijfeld de vele vertalingen van de boeken van het Nieuwe Testament geweest voor een gemeenschap die wel Latijn maar geen Grieks kende. Van deze vertalingen weten we dat ze er geweest moeten zijn, maar er is slechts weinig van overgeleverd. Tertullianus (160-240), die werd geboren en leefde te Car- thago, in Noord-Afrika, was de eerste bekende kerkelijke schrijver die zich voor zijn voor­ naamste werken van het Latijn bediende, al waren zijn eerste geschriften nog in het Grieks. Tertullianus' bijdrage aan het kerklatijn is groot, hoewel we natuurlijk altijd moeten beden­ ken dat het feit dat een woord voor het eerst in zijn geschriften is overgeleverd niet nood­ zakelijk betekent dat hij het bedacht heeft; er kan ook sprake zijn van de eerste (bewaarde)

boekstaving van een woord dat al langer in gebruik was. Sint Cyprianus (ca. 200-258), die evenals Tertullianus uit Carthago stamde, heeft ook een aantal kerklatijnse neologismen op zijn naam gekregen. Hetzelfde geldt voor de zeer bekende Sint Augustinus (354-440), die ook al uit Afrika afkomstig was. De laatste en grootste naam op dit gebied is die van Sint-Hieronymus (342-420), de man van de beroemde Vulgaatvertaling van de bijbel, die uiteraard een oplossing moest vinden voor alle door het Latijn nog niet 'gedekte' bijbelse concepten. Toen was het arsenaal van christelijke concepten dat van woorden moest wor­ den voorzien min of meer compleet, en de ontstaansperiode van het kerklatijn werd als afgesloten beschouwd, althans tot voor kort.

Enigszins los van de ontwikkeling van het kerklatijn staat de ontwikkeling van het Latijn als zodanig. Uit het Latijn ontstaan enerzijds de Romaanse talen, anderzijds blijft het Latijn zelf ook bestaan en ontwikkelt zich tot wat wij middeleeuws Latijn noemen - de periode van ca. 500 tot ca. 1500. Latijn van na 1500 wordt meestal aangeduid als Neola­ tijn. Het kerklatijn heeft zich laten meenemen door deze ontwikkelingen; tussen 500 en 1500 is de taal van de Kerk het middeleeuws Latijn. Daarna keert, op de golven van de Renaissance, ook het kerklatijn terug tot een meer klassieke vorm. Opvallend is dat neola- tinisten hun bronnen meestal vinden bij de humanisten en de protestanten, hoewel er in de periode na 1500 uiteraard nog een enorme stroom Latijnse documenten is geproduceerd door de rooms-katholieke Kerk, een stroom die nog altijd niet is opgedroogd.

Nieuw concept, nieuw woord, maar hoe?

Zoals reeds gezegd, het feit dat het christendom een flink aantal concepten hanteert die in de antieke wereld onbekend waren, is de oorzaak van het ontstaan van het kerklatijn. Er waren grosso modo drie manieren om nieuwe concepten van woorden te voorzien:

1. Het overnemen dan wel oppervlakkig latiniseren van een Grieks woord: - baptisma 'doop'

- charism a 'genadegave' - idolatria 'afgodendienst' - prophetia 'profetie'

- martyr 'martelaar, bloedgetuige' - allegorizare 'allegoriseren'

- Paracletus, variant Paraclitus 'Paracleet, de Heilige Geest'. De laatste twee woorden zijn van een Latijnse uitgang voorzien.

2. Het gebruiken van bestaande Latijnse woorden in een nieuwe, christelijke betekenis: - ablutio, Standaardlatijn 'afwassing', kerklatijn 'doop'

- absolutio, Standaardlatijn 'vrijspraak', kerklatijn 'absolutie, kwijtschelding van zonden door de priester, namens God, bij het Boetesacrament'

- gratia, Standaardlatijn 'gunst, gunstbewijs', kerklatijn 'genade, onverdiende gave van God'

- persecutio, Standaardlatijn '(gerechtelijke) vervolging', kerklatijn 'christenvervolging' - redemptor, Standaardlatijn 'opkoper; leverancier', later ook 'loskoper', kerklatijn 'Verlos­ ser'

- sacramentum, Standaardlatijn 'waarborgsom', kerklatijn 'sacrament, als onderpand van eeuwig leven'

3. Het maken van nieuwe woorden volgens de regelmatige afleidingsprocedures van het Latijn:

- annunciatio 'verkondiging, leer', later vooral gebruikt voor de boodschap van de engel Gabriël aan de Maagd Maria; gevormd van het bestaande werkwoord annuntio 'melden, verkondigen', afgeleid zoals liberatio 'bevrijding' van libero 'bevrijden' is afgeleid

- concupiscentia '(zondige) begeerte, verlangen'; gevormd van het bestaande werkwoord

concupisco 'wensen, begeren', via een regelmatige afleiding, vergelijk intellego 'waarnemen,

begrijpen' en intelligentia 'het begrijpen, inzicht'

- coaetemus 'mede van eeuwigheid, gezegd over God de Zoon, die van eeuwigheid bestaat naast God de Vader', gevormd door het zeer productieve voorvoegsel co- 'met', te verbin­ den met het bijvoeglijk naamwoord aetemus 'eeuwig'

- compatior 'medelijden, medelijden hebben met', gevormd door het productieve voor­ voegsel co- te verbinden met het werkwoord patior 'lijden', waarbij vanwege de uitspraak de gebruikelijke invoeging van m plaatsvindt

- praedestinatio 'voorbeschikking', gevormd door het productieve voorvoegsel prae- 'voor' te verbinden met het zelfstandig naamwoord destinatio 'bepaling, vaststelling'

- Trinitas 'Drie-eenheid', gevormd van trinus 'drievoudig', met behulp van het uiterst pro­ ductieve achtervoegsel -itas, vergelijk bonus - bonitas, felix - felicitas enz.

- vivifico 'levend maken', gevormd van van het bijvoeglijk naamwoord vivus 'levend' en een afleiding van het werkwoord facio 'maken', vergelijk magnifico 'hoogachten, verheffen', met als eerste lid magnus 'groot, verheven'.

Naast de drie bovengenoemde methoden om christelijke concepten van woorden te voor­ zien, hanteerde met name de Vulgaatvertaler Sint Hieronymus nog een vierde methode: de ontlenende vertaling, en wel met name op basis van het Hebreeuws. Hierbij wordt een spe­ cifieke Hebreeuwse uitdrukking, in feite een idioom, letterlijk vertaald en gebruikt in de betekenis die deze uitdrukking in het Hebreeuws heeft. De meest bekende is de zoge­ noemde superlativus pluralis of Hebreeuwse genitief, die wordt gebruikt om aan te geven dat iets het absolute hoogtepunt in zijn categorie is. Voorbeelden zijn sanctum sanctorum 'heilige der heiligen', vanitas vanitatum 'ijdelheid der ijdelheden', rex regum 'koning der koningen', canticum canticorum 'lied der liederen', de originele benaming van het Hoog­ lied.4 Daarnaast produceerde Sint Hieronymus frases als vir desideriorum 'man van begeer­ ten', in de betekenis van 'uitverkorene, beminde' (o.a. Daniël 10:11) en hortus (of paradisus)

voluptatis 'tuin van genot', in de betekenis van 'aards paradijs, lusthof' (Genesis 2:8). Ook

dit zijn letterlijke vertalingen van het Hebreeuwse origineel.

Opvallend is de zorg die de scheppers van het kerklatijn dragen voor de zuiverheid van de taal: er wordt een bestaand woord van een nieuwe, maar wel verwante betekenis voor­ zien; er wordt een volstrekt regelmatige afleiding gemaakt; er wordt een woord aan het Grieks ontleend. Dat laatste vinden wij wellicht geen voorbeeld van purisme - het tegen­ deel lijkt waar -, maar daarbij moeten we bedenken dat het Latijn nooit afwijzend heeft gestaan tegenover ontlening aan het Grieks. De lingua urbanus stond juist bol van de Griek­ se woorden en zinswendingen: Grieks was de cultuurtaal, Grieks was chic, een beetje ver­ gelijkbaar met de manier waarop mensen tot tegen het einde van de vorige eeuw in Nederland in de betere kringen hun taal doorspekten met Franse woorden en uitdrukkin­ gen, juist om te laten zien dat men erbij hoorde. Bezien vanuit het Romeinse standpunt van die dagen gelden de Griekse leenwoorden zeker niet als gebrek aan eerbied voor de zui­ verheid van het Latijn. Bovendien was tot aan ongeveer 250 het Grieks de officiële taal van de christenen in Rome, het centrum van de Kerk.

gebruik betrof. Weliswaar beweerde Sint Augustinus dat hij zich niets aantrok van wat de grammatici voorschreven, maar uit zijn preken en overige geschriften blijkt het tegendeel: zijn taalgebruik is uiterst verzorgd. Ook stelde hij zich teweer tegen verkeerd woordgebruik, zoals dolus 'list, bedrog' in plaats van dolor leed, smart', en ossum 'os' in plaats van os 'mond'. Onderzoek naar het taalgebruik van Sint Hieronymus heeft uitgewezen dat van de ongeveer 350 nieuwe woorden die hij aan het kerklatijn toevoegde, er hoogstens negen of tien niet gevormd waren volgens de officiële regels van het Latijn en daarom als barbaris­ men bestempeld mogen worden.5 Zuiverheid van de taal is dus, naast verkondiging, een eerbiedwaardig streven.

Meer nieuwe concepten en een woordenboek

Nooit eerder zijn er in zo'n korte tijd zoveel nieuwe begrippen geïntroduceerd als sinds de tweede helft van de vorige eeuw. Dat leidde tot een enorme productie van nieuwe woor­ den in alle levende talen, waarbij - zeker in de medische wereld - vaak een beroep werd gedaan op het Grieks en Latijn om nieuwe concepten van een woord te voorzien. Maar ook werden woorden gemaakt op basis van de eigen of een andere moderne taal en tegen­ woordig worden heel veel woorden rechtstreeks, zonder enige poging tot aanpassing, aan het Engels ontleend.

De rooms-katholieke Kerk had in de achter ons liggende eeuwen, ten gevolge van zich ontvouwende geloofspunten, en tevens in het kader van theologische discussies, nog wel een paar woorden aangepast of ingevoerd, maar dat waren er niet veel. In het kielzog van de zich ontwikkelende leer aangaande de Heilige Maagd Maria kreeg assumptio, dat oor­ spronkelijk 'aanneming, aanvaarding' betekende, de betekenis 'tenhemelopneming' toe­ bedeeld, terwijl immaculatus/ immaculata 'onbevlekt', in het bijzonder 'onbevlekt door de erfzonde' ging betekenen en in die betekenis voornamelijk werd toegepast op Maria. Ook

transsubstantiatio, een filosofisch begrip ter verklaring van de Realis Praesentia (de waar­

achtige tegenwoordigheid van Christus onder de gedaanten van brood en wijn na de Con­ secratie in de H. Mis) is een later gevormd woord. Overigens produceerde de theologie, en met name ook de scholastiek, in de late Middeleeuwen een grote hoeveelheid woorden die niet volgens de regels van het Latijn waren afgeleid en die met name een purist als Eras- mus tot wanhoop (en zeer cynisch commentaar) dreven. Deze misgeboorten was echter geen lang leven beschoren; ze verdwenen snel uit het zich zuiverende kerklatijn.

In de zich snel ontwikkelende wereld van de laatste 150 jaar kreeg de Kerk echter ook in groeiende mate behoefte aan woorden om de nieuwe concepten te kunnen benoemen. Kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders hebben ook iets te melden over zaken die wellicht niet als strikt kerkelijk worden beschouwd, maar wel een nauwe band hebben met het leven van de gelovigen, of dat leven zelfs ingrijpend beïnvloeden. Reeds in de vorige eeuw, in 1891, verscheen de eerste van de grote sociale encyclieken, Rerum Novarum, van paus Leo xm , die een antwoord trachtte te geven op de totale verandering van de menselijke arbeid en arbeidsverhoudingen ten gevolge van de Industriële Revolutie. Sindsdien hebben pau­ sen en andere hoogwaardigheidsbekleders van de rooms-katholieke Kerk niet alleen geschreven over sociale rechtvaardigheid, maar ook over oorlog en vrede, over familie­ recht, over de rol van de medische wetenschap enz. Het ontbreken van woorden in het Latijn voor allerlei moderne concepten was een veel gevoeld gemis. Natuurlijk werden begrippen omschreven en werden er ook wel ad hoe woorden gemaakt, maar er was geen systematische aanvulling van de Latijnse woordenschat. In levende talen ontstaan nieuwe woorden voor nieuwe concepten als het ware spontaan: iemand gebruikt een bepaald woord, het wordt overgenomen door anderen en voor je het weet is het ingeburgerd. Bij een dode taal is dat niet het geval.6

Dat de Kerk zich bewust was van het probleem, blijkt uit het feit dat in 1953 het eerste nummer verscheen van Latinitas, commentarii linguae latinae excolendae provehendae quarto

quoque mense ex Urbe vaticana prodeuntes, een blad waarin aandacht wordt besteed aan het

Latijn in de moderne wereld. In 1976 richtte paus Paulus vi de stichting Laünitas op, die tot doel heeft de Latijnse taal en letterkunde, zowel de klassieke als de christelijke - en tevens het middeleeuws Latijn - door middel van passende initiatieven te bevorderen, evenals het gebruik van deze taal, in het bijzonder in de culturele kerkelijke wereld.7 De stichting nam het kwartaalblad Latinitas onder haar hoede, en verder werd er gewerkt aan het opus magnum, een woordenboek van modern Latijn.

In 1992 was het zover; toen verscheen het eerste gedeelte (A-L) van het Lexicon Recentis

Latinitatis; editum cura operis fundati cui nomen 'Latinitas' (hierna aangeduid als l r l), in 1997 gevolgd door het tweede (M-Z), onder het moderatorschap van de augustijner abt Carolus Egger, de voorzitter (inmiddels emeritus) van de stichting Latinitas en een befaamd classi­ cus. Volgens het voorwoord, van de hand van Carolus Egger, hebben de samenstellers zich, evenals hun illustere voorgangers, laten leiden door de eigenheid van het Latijn bij het maken van nieuwe woorden bij nieuwe concepten. Ook het gebruik van het Grieks is daar­ bij niet geschuwd. In de volgende paragraaf zullen we zien wat er van dit goede voorne­ men terecht is gekomen, l r l gaat uit van het Italiaans als brontaal, maar er zijn versies op

basis van andere talen in voorbereiding of reeds verschenen.

De zuiverheid van het 'recente Latijn'

Vooropgesteld, de samenstellers van dit woordenboek zagen zich gesteld voor een schier onmogelijke taak. In een levende taal is het ontstaan van nieuwe woorden een geleidelijk, natuurlijk proces. Nu moest er ineens een groot aantal concepten van een woord worden voorzien, waarbij rekening gehouden moest worden met het feit dat er toch al wel op ad hoc-basis vormen waren gecreëerd. Voorzover deze vormen voorkomen in officiële docu­ menten heeft l r l die kennelijk overgenomen, hoewel dat in de inleiding niet expliciet

wordt gezegd. Verwijzingen in lemma's naar de a a s (.Acta Apostolicae Sedis, de officiële

documenten van de Apostolische Stoel) duiden hier echter op.

De vraag is nu: welke methoden hebben de samenstellers gebruikt om nieuwe concep­ ten van een Latijns jasje te voorzien?

Op de eerste plaats hebben ze, zoals ze zelf al aankondigen, en zoals hun voorgangers ook hadden gedaan, een aantal woorden aan het Grieks ontleend. Veelal zijn dat woorden die reeds door moderne talen (en met name door het Italiaans, waarvan ze uitgaan) uit het Grieks zijn overgenomen en nu worden gelatiniseerd. Voorbeelden zijn:

- metallurgia 'metallurgie', letterlijk naar het Grieks 'metaalwerk' - odontologia 'odontologie', letterlijk naar het Grieks 'leer van de tanden' - omithologia 'ornithologie', letterlijk naar het Grieks 'leer van de vogels' - thermicus 'thermisch', naar het Griekse woord voor 'warm'.

Ook combinaties van een oorspronkelijk Grieks woord en een Latijns woord komen voor, bijvoorbeeld chiliastica doctrina 'leer van het duizendjarig rijk', waarbij het eerste deel is afgeleid van het Griekse woord voor 'duizend'. Daarnaast zijn er ook woorden die geheel op basis van het Grieks zijn gemaakt, zonder dat er een reeds bestaande ontlening door een moderne taal aan ten grondslag ligt, bijvoorbeeld hamaxostichus 'trein', letterlijk naar het Grieks 'serie wagens'. Wat dit betreft treden de samenstellers van l r l in het voetspoor van

illustere voorgangers.

Ook van de tweede wijze waarop het kerklatijn aan zijn woorden kwam - een bestaand woord van een nieuwe betekenis voorzien - is een aantal voorbeelden voorhanden, zoals:

- comprobo 'objectiveren', oorspronkelijke betekenis 'billijken, goedkeuren, bevestigen' - cymbola 'gondel', oorspronkelijke betekenis 'bootje in het algemeen'

- idolatres, idolatra 'fetisjist(e)', oorspronkelijke betekenis 'afgodendienaar, afgodendiena­ res'

- opus 'product', oorspronkelijke betekenis 'werk, arbeid'.

Het gebruik van de mogelijkheden tot samenstelling en afleiding op basis van bestaande regels is veel minder toegepast, en er zijn ook afleidingen bij die niet echt volgens de regels zijn. Een leuk voorbeeld van een samenstelling is pedïludium 'voetbal', letterlijk 'voetspel', evenals manubaïlista 'revolver', letterlijk 'projectiel voor in de hand'. Een woord als uni-

consiliaris 'bestaande uit één kamer, in de zin van huis van afgevaardigden' is een goede

Latijnse afleiding, waarbij het voorvoegsel uni- is gebruikt voor de afleiding van een nieuw woord. Een birota 'fiets', wordt inderdaad gekenmerkt door tweemaal (bi) een wiel (rota). Het woord unias 'geünieerd' (gezegd van een orthodoxe Kerk die het primaatschap van Rome erkent), hangt samen met unio 'verenigen', maar is er niet op regelmatige wijze van afgeleid.

Verreweg de grootste categorie wordt echter gevormd door omschrijvingen, en meestal zijn dat heel lange en omslachtige. Wat te denken van:

- pasteuriano more purgo 'zuiveren op de wijze van Pasteur', met als synoniemen lac bacillis

morbiferis immune reddo 'melk vrijmaken van ziekmakende bacillen' en lac a malis germini- bus libero 'melk vrijmaken van slechte kiemen', als vertalingen van 'pasteuriseren'

- coacta operis vacatio 'gedwongen vrijstelling van werk', coacta cessatio ab opere 'gedwon­ gen onderbreking van werk', en coacta vacuitas laboris 'gedwongen vrij zijn van arbeid', als drie mogelijkheden om 'werkloosheid' aan te duiden

- nimia bonorum confectio 'het maken van te veel goederen', voor 'overproductie'

- nimia medicamenti stupefactivi sumptio 'te grote portie verdovende medicijnen' voor 'over­ dosis', waarbij moet worden aangetekend dat ook van andere medicijnen een overdosis mogelijk is

- ampla sedes rerum venalium 'grote ruimte voor koopwaar', voor 'supermarkt' - brevissimae bracae femineae 'zeer korte vrouwelijke broek', voor 'hotpants'

- instrumentum imprimendis tabulis electronice digestis 'instrument om elektronisch bereke­