• No results found

Met die hervormingsagenda zit het CDA politiek gezien op

In document Genoeg van eigen verantwoordelijkheid? (pagina 51-55)

beschouwd toch niet. Ik heb daarbij gerefereerd aan wat een prominente christen-democraat als A.M. Donner naar aanleiding van de kabinetsfor-matie van 1981 daarover eens opmerkte: ‘Op voorhand valt niet te zeggen wat christen-democratische politiek inhoudt. Als de buitenwacht het CDA voor opportunistisch of onberekenbaar houdt, ziet men dat niet verkeerd’, aldus Donner.16 Hoe indicatief die hervormingsagenda als politiek-strate-gische visie sinds de verkiezingen van 2002 ook is, in de christen-democra-tische beleidsontwikkeling in het algemeen valt niettemin een sterk prag-matisch of, zo men wil, opportunistisch manoeuvreren moeilijk te ontken-nen. In het huidige regeerakkoord vindt men daarvan ook weer sporen. Bepaalde politiek-bestuurlijke hervormingen daarin zijn geen uitvloeisel van een christen-democratische hervormingsagenda. Het CDA was daar tot voor kort steeds tegen, maar is daarmee akkoord gegaan om de mede-werking van D66 aan het kabinet te verwerven. Dat pragmatisme valt ook op in de wijze waarop de christen-democratie zich na aanvankelijk verzet, telkens weer heeft aangepast aan emancipatorische ontwikkelingen als de invoering van het kiesrecht, de dekolonisatie van het koninkrijk, de eman-cipatie van de vrouw, de legalisatie van homoseksualiteit en homohuwe-lijken en de liberalisering van abortus en euthanasie. Dat zij zich zolang als centrale machtsfactor heeft kunnen handhaven, is juist te danken aan bekwaam pragmatisch manoeuvreren en dus op tijd overstag gaan als bepaalde standpunten niet langer politiek houdbaar bleken te zijn. In dat opzicht verschilt de christen-democratie juist sterk van de klein gebleven christelijke partijen aan de confessionele rechterzijde.

Dat A.M. Donner met zijn kijk op het CDA als onberekenbaar er niet zo naast zit, vindt een bevestiging in recente ontwikkelingen. Sinds 1998 ont-wikkelde het CDA een hervormingsagenda die, zoals gezegd, ten grondslag ligt aan het huidige sociaal-economische kabinetsbeleid. Het CDA-idee van de verantwoordelijke samenleving dat aanvankelijk een sterk corporatisti-sche inslag had, wordt daarin in meer liberale richting omgebogen, nu dit meer in de lijn ligt van de maatschappelijke ontwikkeling. Sindsdien heb-ben CDA-leiders als J. de Hoop Scheffer17 en J.P. Balkenende18 als zijn opvol-ger, echter ook een lans gebroken voor een koers die het CDA zou maken tot het belangrijkste alternatief van de heersende neoliberale markteconomie. Balkenende zag bij zijn aantreden als CDA-leider twee hoofdstromingen in het verschiet: een liberaalindividualistische rond VVD, D66 en delen van de PvdA; en een op gemeenschapszin gebaseerde politieke richting rond het CDA, delen van de PvdA en GroenLinks. Op het CDA-congres van 30 novem-ber 2002 herhaalde hij als lijsttrekker die toekomstvisie.19 Desalniettemin koos het CDA na de verkiezingen van 15 mei 2002 en 22 januari 2003 voor een coalitie met de VVD die toch mag gelden als belangrijkste exponent

van een neoliberale markteconomie. Een pragmatische, niet zelden naar opportunisme neigende koers is overigens een algemeen kenmerk gewor-den van de Nederlandse partijpolitiek, nu de oude ideologische pijlers in verval zijn geraakt en hand in hand hiermee het electoraat in groten getale zwevende is geworden.

nieuwe wegen cda

Bij zijn bestrijding van het verwijt van opportunisme refereert Jansen ook aan een interessante nieuwe ontwikkeling in de christen-democratie, waarvan de betekenis nog onvoldoende is onderkend. Met zijn afwijzing van de multiculturele samenleving tijdens de verkiezingsstrijd in 2002 en zijn pleidooi voor de erkenning en eerbiediging van gemeenschappelijke Nederlandse kernwaarden, heeft Balkenende zijn partij op een nieuw spoor gezet, het spoor van wat Jansen het nieuwe patriottisme noemt. Dat bete-kent namelijk een forse breuk met het in de vorige eeuw in de christen-de-mocratie zo lang en zo sterk gekoesterde verzuilingsmodel als toenmalige expressie van een multiculturele samenleving. Dat model heeft het CDA aanvankelijk ook weer van stal gehaald met het oog op de integratieproble-matiek van allochtonen. Maar daarvan is Balkenende nu teruggekomen. Uitvloeisel van dat verzuilingsmodel is een reductie van onze nationale identiteit tot niet meer dan agree to disagree, of in de klassieke formulering van de leider van de ARP J. Bruins Slot: ‘Wat ons als Nederlanders bindt, is zuiver negatief van aard, de erkenning van elkaar ieder in zijn bijzondere eigen aard en het scheppen van alle ruimte voor het beleven daarvan, dus het afwijzen van iedere poging wat ons bindt onder een gemeenschappe-lijke nationale noemer te brengen.’20 Dat nu doet Balkenende nadrukkelijk wel. En in aansluiting daarop maakt hij zich ook sterk voor overkoepelende Europese waarden als bindmiddel van Europese burgers in een Europese waardengemeenschap. In lijn met dat nieuwe patriottisme dat VVD-fractie-voorzitter J. van Aartsen nu eveneens propageert, bespeur ik ook een ken-tering in de opmerking van Jansen dat zijn partij het belang van openbaar onderwijs lijkt te gaan ontdekken. Dat is voorwaar een nieuw geluid.

Noten

1 H.W. von der Dunk Het land van het

ano-nieme conservatisme, Ons erfdeel, 2, 1981

2 W. Witteveen, De vanzelfsprekendheid

aan de macht, Socialisme en

Democra-tie, 7/8, 1992 p. 355

3 R. Koole & H.N. Ten Napel, De

conserva-tieve verleiding: christendemocratische machtsvorming op Europees niveau, in: Het CDA en de Nederlandse politiek,

Civis Mundi, 1, 1993

4 Zie C.J. Klop in NRC/Handelsblad, 15 oktober 1998.

5 Zie mijn De strijd tussen progressiviteit

6 Zie Hervormd Nederland, 11 februari 1979

7 Zie Hervormd Nederland, 16 december 1978.

8 R. Lubbers Samen op weg, 1991 pp. 144-146

9 Zie bijvoorbeeld P. Lucardie, Nederland

Stromenland, 1992, p, 90

10 C.A.J.M. Kortmann, in: Congres

Plan-ning en Staatsrecht, 1978, p. 20

11 S.W. Couwenberg, ‘Progressiviteit en conservatisme anno 1979’, Civis Mundi mei 1979, pp. 90-95

12 D. Wolfson, ‘Na de dreun: het vervolg’,

Socialisme en Democratie, 9, 2002, p. 41

13 J.K. de Vree, Political integration: the

for-mation of theory and its problems, 1972;

S.W. Couwenberg, Gezag en vrijheid,

1991, p. 18 ev; en K. Koch, Over staat en

statenvorming, 1993, pp. 9-20

14 F. Becker e.a., Hedendaags kapitalisme, 1999

15 H. Righart, ‘De Lijst-Lubbers. Politiek leiderschap binnen het CDA’. Civis

Mun-di 1, 1993.

16 A.M. Donner, ‘Over de kabinetsforma-tie’, CDV, 10, 1981

17 J. de Hoop Scheffer, ‘Het millennium-vraagstuk’, CDV, 6, 1998

18 Zie ‘Balkenende gaat fractie CDA leiden’,

Staatscourant, 1o ktober 2001

19 Zie ‘CDA in de hoek van de nieuwe politiek’,

Rotterdams Dagblad 2 december 2002.

20 J. Bruins Slot, ‘Emancipatie en integra-tie’, Anti Revolutionaire Staatkunde, oktober 1964

De eerste stelling van Couwenberg is dat het CDA typisch reformis-tisch conservatief is. Door aan te passen, door te hervormen probeert het datgene wat waardevol is te behouden. Deze doelstelling is geheel in de geest van de vader van het conservatisme, Burke. Couwenberg: ‘De hervor-mingsagenda van het CDA zie ik als een nieuw voorbeeld van reformistisch conservatisme: het doorvoeren van een aantal aanpassingen van de ge-vestigde orde, i.c. de sociale rechts- of verzorgingsstaat, om zodoende de essentie ervan — waarborging van de in onze grondwet verankerde sociale grondrechten — te handhaven. Met die hervormingsagenda zit het CDA politiek gezien op het juiste spoor’.

Dit is een typerend citaat. Het reformistische conservatisme is niet tegen elke verandering, maar vooral tegen het omvergooien van de be-staande verhoudingen in de maatschappij (antirevolutionair in de letter-lijke zin des woords). Couwenberg maakt — in navolging van Burke — een onderscheid tussen ‘een essentie’ die gehandhaafd moet blijven, en aan de andere kant aanpassingen van ‘bijzaken’ die dat wezen niet aantasten. Het is uitgerekend om dat wezen in stand te kunnen houden dat ‘die bijzaken’ moeten worden aangepast. Bij Burke was dit ‘voorzichtig, dan breekt het lijntje niet’ gericht tegen de Franse Revolutie, waar de gehele samenleving werd omvergegooid.

‘Reformistisch conservatief’ is een mooie typering. Maar we schieten er niet veel mee op. Het probleem is nu juist wat tot het wezen moet worden gerekend en wat tot de ‘bijzaken’. Daarover gaat het politieke debat. Wat is bijvoorbeeld het hart van de verzorgingsstaat, en wat zijn de bijzaken? Misschien zijn de sociale grondrechten het hart (zoals Couwenberg zegt),

In document Genoeg van eigen verantwoordelijkheid? (pagina 51-55)