• No results found

Bovenberg: Het onderscheid tussen wat wel en niet de

In document Genoeg van eigen verantwoordelijkheid? (pagina 78-81)

eigen schuld is, wordt

steeds minder duidelijk.

Klink Ik ben niet tegen verkorting van de duur van de werkloosheidsuitkering. Een periode van vijf jaar is erg lang. Het openla-ten van allerlei uittreedroutes op de arbeids-markt leidt er maar al te gemakkelijk toe dat bedrijven niet meer investeren in mensen boven bijvoorbeeld 50 jaar.

Bovenberg Dat punt onderstreep ik, het openlaten van allerlei uittreeroutes is een enorme verspilling van menselijk kapitaal en talent. De hervorming van de WW past, net als de nieuwe WIA en net als het aanpak-ken van prepensioen en VUT, goed in het bevorderen van beter onderhoud van men-selijk kapitaal en het stoppen van het de-sastreuze beleid van vervroegde uittreding uit de jaren tachtig. We moeten zuiniger worden op mensen. Wat dat betreft heeft de SER het oorspronkelijke kabinetsvoorstel om de kortdurende uitkering af te schaffen, terecht bijgebogen. Een goede, kortdurende uitkering is belangrijke smeerolie voor de arbeidsmarkt, maar langdurige WW-uitke-ringen voor ouderen zijn een vluchtroute voor slecht onderhoud van menselijk kapi-taal.

De Vries Volgens mij is die duurverkor-ting vooral ingegeven door de noodzaak dat er 400 miljoen op tafel moet komen. Ik zie de relatie met het kabinetsbeleid en de mis-sie van de staatsschuldreductie en dat er hoe dan ook uit de regelingen zoveel geld moest worden geperst. Dat was ook de boodschap voor de SER toen die een half jaar de tijd kreeg om een alternatief te bedenken voor het kabinetsvoorstel om alle kortlopende uitkeringen te schrappen.

Klink Nu, bij mij gaat het daar niet om! Volgens mij wordt ook het kabinet daarmee tekortgedaan! Het is voor mij vooral een arbeidsmarktgerelateerde problematiek.

Hier ligt weer precies het verschil in optiek. De Vries interpreteert al dit soort maat-regelen te eenzijdig financieel en hij doet daarmee precies wat hij het kabinet verwijt: teveel naar de financiële plaatjes kijken. Maar de agenda van het WI, en naar mijn stellige overtuiging ook die van het kabinet, is breder. Het gaat om een goede verant-woordelijkheidsverdeling en om een goed arbeidsmarktbeleid. In zekere zin is het ka-binet inderdaad ideologisch en ik vind dat het kabinet die arbeidsmarktontwikkeling inmiddels aardig heeft verinnerlijkt.

De Vries Ik kijk niet naar financiële plaatjes; het gaat mij om een eerlijke verde-ling van de risico’s van een vrijemarkteco-nomie tussen werknemers, werkgevers en de samenleving als geheel.

De activeringsfunctie

& de inkomensfunctie van de WAO De Vries Ik vind die activeringsfunctie te extreem doorgevoerd. Zie bijvoorbeeld de aanpak van de WAO door het kabinet, en dan met name de gedeeltelijk arbeidsongeschik-ten. Wie erin slaagt om gedeeltelijk aan de slag te blijven, krijgt een mooie loonaanvul-ling, tot 70 procent van zijn laatstgenoten loon. Wie zich het vuur uit de sloffen loopt, maar niet meer aan de bak komt, wordt ook nog eens gestraft met een lage uitkering. Daarmee wordt de inkomenbeschermings-functie volledig ondergeschikt gemaakt aan de activeringsfunctie. Lukt het je wel om de restcapaciteit te gebruiken, dan krijg je een prachtige uitkering. Lukt het je niet de rest-capaciteit te gebruiken, dan klap je gelijk terug naar een uitkering die ver beneden het bijstandsniveau ligt, tenzij je geen partner hebt op wie of vermogen hebt waarop je kunt terugvallen. De enige rechtvaardiging die daarvoor wordt gegeven, is dat het feit

dat iemand werkloos is gebleven, bewijst dat hij of zij niet actief genoeg heeft gezocht naar een baan. Dat vind ik onverteerbaar.

Gaat de prikkel om werk te vinden te ver? Bij gedeeltelijk arbeidsongeschikten wordt er blijkbaar van uitgaan dat het productief kunnen maken van de restcapaciteit je eigen verantwoordelijkheid is.

Bovenberg Op zichzelf is er wat voor te zeggen als je dat onderscheid op verifi-eerbare wijze kunt maken. Dat heeft ook te maken met het uitgangspunt dat mensen ten minste niet alleen slachtoffer van de omstandigheden zijn en zelf iets aan hun situatie kunnen doen.

Klink Deze situatie geldt ook bij het WW-regime. Ook als je enorm je best doet om een baan te vinden in een periode van laagconjunctuur, dan kun je onverhoopt toch in de bijstand terechtkomen. Dat is natuurlijk buitengewoon triest. Maar ik kan me voorstellen dat het kabinet dat nog geen reden vindt om met gedeeltelijk ar-beidsongeschikten, die voor een deel nog kunnen werken, anders om te gaan dan met werklozen. Daarbij komt nog dat het kabi-net zegt: die restcapaciteit hoef je maar voor 50 procent aan te spreken. Ik zie ook wel het punt dat de WAO een verzekering is en dat gedeeltelijk arbeidsongeschikten het moei-lijk zullen hebben, maar dat rechtvaardigt in geen enkel opzicht de termen die De Vries op het kabinetsbeleid plakt, zoals afbraak-beleid, een bewuste ontmanteling van de verzorgingsstaat.

De Vries Dan is dus de vraag wat we afbraakbeleid noemen. Ik versta daaronder dat de duur en/of de hoogte van uitkerin-gen fors wordt verlaagd. Onder de aange-scherpte arbeidsongeschiktheidsregeling

vallen 200.000 mensen. Ook al is men 70 tot 75 procent arbeidsongeschikt en er is dus maar een heel beperkte restcapaciteit, dan vinden we toch dat het (ingekorte) werkloos-heidsregime en dus uiteindelijk de bijstand voldoende is. Dat noem ik afbraak. Het be-tekent immers een forse verlaging van de uitkering van die mensen. Hetzelfde geldt voor de forse inkorting voor de duur van de werkloosheidsuitkering en de afschaffing van de vervolguitkering van twee jaar. Het is overigens wel waar wat Klink zegt dat gedeeltelijk arbeidsongeschikten slechts 50 procent hoeven in te zetten van de restver-diencapaciteit, maar dat is wel het gevolg van het Museumplein. De inzet van het ka-binet was 100 procent.

Klink Dat is zo. Gegeven de risico’s en de kansen om aan een baan te komen, vind ik dat je met de inzet van 100 procent van de restverdiencapaciteit inderdaad aan het overvragen bent. Vijftig procent is een stuk redelijker en eerlijk. Overigens is mijn grootste bezwaar dat aan het verzekerings-karakter van de WAO wordt getornd, maar, nogmaals, dat rechtvaardigt niet de termen als afbraakbeleid.

Sterker nog: de gedeeltelijk arbeidsonge-schikten die wel werk gaan vinden, krijgen een fors hogere uitkering dan momenteel het geval is. Ik vind het dus veel te ver gaan om daar het etiket afbraakbeleid aan te kop-pelen, vooral ook als ik dan zie dat ten tijde van Lubbers III waar jezelf als minister van Sociale Zaken met verdergaande voorstellen rond de WAO kwam. Dan past toch wel enige terughoudendheid.

De Vries Het feit dat er in het verleden een versobering heeft plaatsgevonden, mag geen reden zijn om daar dan nog een schepje bovenop te doen. Je zou je dan juist twee keer moeten bedenken om in te

grij-pen. Bovendien noem je nog een belangrijk punt dat aan het verzekeringskarakter van de WAO wordt getornd Wat het kabinet nu

doet, komt erop neer dat op het moment dat het verzekerde risico zich manifesteert, nog een extra criterium wordt toegevoegd, na-melijk: ‘Je krijgt alleen een goede uitkering als je er in slaagt nog weer een baan voor de helft van je restcapaciteit te vinden’. En dan wordt er gemakshalve vanuit gegaan dat het aan de verzekerde zelf heeft gelegen als dat niet lukt. Dat heeft onvermijdelijk tot ge-volg dat de mensen met de meest kwetsbare positie op de arbeidsmarkt het meest in de kou worden gezet.

Bovenberg Maar dat is dus precies het spanningsveld waarbinnen we verkeren. Aan de ene kant willen we mensen die niet

kunnen participeren, beschermen als dat nodig is en daarmee de solidariteit hand-haven. Aan de andere kant willen we werk-gevers en werknemers niet aanmoedigen om mensen voortijdig af te schrijven op de arbeidsmarkt door het toestaan van allerlei voortijdige uittreeroutes. Sommige institu-tionele vormen van solidariteit leiden juist tot precies het omgekeerde van solidariteit, te weten het aan de kant zetten van mensen of het verzwakken van de prikkel om aan het werk te gaan.

Participatie is minstens zo belangrijk voor handhaving van solidariteit en sociale samenhang in de samenleving. Het is ook de koninklijke weg naar robuuste overheids-financiën. Een geringe overheidsschuld is dan ook eerder een uitkomst van beter onderhoud van talenten van mensen, dan een doel in zichzelf. Ook het kabinet is dat steeds meer gaan inzien. De hervormingen van dit kabinet zijn er vooral op gericht om nieuwe en passende arrangementen te cre-eren, zodat er minder mensen aan de kant staan.

De Vries: Het feit dat

In document Genoeg van eigen verantwoordelijkheid? (pagina 78-81)