• No results found

dingen voorbij

In document Genoeg van eigen verantwoordelijkheid? (pagina 167-170)

b

o

e

k

e

n

zeer. De schrijfsters kunnen deze conclu-sie misschien nog eens overdenken. Veel vrouwen stromen niet door, maar zijn de handen aan het bed, de juffrouwen voor de klas, de consultants in een bedrijf. Hogerop betekent meer cijfers, meer nadenken over logistiek, minder direct met het vak bezig. ’t Is maar net waar je hart ligt.

• • •

Het laatste probleem van dit boek zit hem in een merkwaardige innerlijke tegenstel-ling. De hoofdstukken worden afgewisseld met negen interviews met topvrouwen uit bedrijfsleven, onderwijsorganisaties, zorgstellingen of maatschappelijke orga-nisaties. De rolmodellen, zullen we maar zeggen. Zij spreken uit eigen ervaring en geven een evenwichtig beeld van kansen en hindernissen waar vrouwen mee te dealen hebben.

Over het algemeen zijn deze vrouwen ‘als vanzelf’ naar die positie toegegroeid. Ze hebben er niet bewust op ingezet, maar waren enthousiast met hun vak bezig, toon-den inzet en betrokkenheid. Vaak waren er omstanders, stimulerende — vaak man-nelijke! - leidinggevenden in het bedrijf die hen overhaalden de stap te wagen. Veel van deze interviews laten juist het tegendeel zien van wat de schrijfsters beweren: name-lijk dat er wel degename-lijk mogename-lijkheden voor vrouwen zijn en dat zich regelmatig kansen voordoen.

Het grote verschil tussen de benadering van de schrijfsters en de geïnterviewde vrouwen zit in de dwangmatigheid waarmee de schrijfsters met het onderwerp bezig zijn. Draulans en Smet zijn druk met het bestrijden van onrecht. Om dit voor elkaar te krijgen, moeten vrouwen van alles gaan ondernemen. De geïnterviewde vrouwen zetten zich vaak ook in voor de carrièrekan-sen van vrouwen, zonder dat ze vinden dat iedere vrouw daar beslist naar moet streven.

Draulans en Smet willen hun punt maken. De topvrouwen hebben de rust genomen om eerst eens te kijken of een bepaalde promo-tie wel bij hen past. Een aantal van hen heeft ook een prachtige positie of promotiekans gelaten voor wat het was. Zo kijken ze ook naar de vrouwen om hen heen. Past het wel bij je, wil je het wel echt? Dat zijn de eerste vragen. Vervolgens gaan ze eens kijken wat er moet worden bijgespijkerd aan vaardig-heden of houding.

• • •

Al deze bezwaren daargelaten, hebben Draulans en Smet één gelijk. De vrouw-vriendelijkheid van organisaties laat soms te wensen over. Een werving- en selectiebe-leid waarin goed wordt gelet op een even-wichtige samenstelling van mannelijke en vrouwelijke kandidaten, mogelijkheden om flexibel te werken en gezinsvriendelijke vergadertijden, kan veel doen. Daarnaast mag nog wel wat meer beweging komen in het cultuurpatroon van de voltijdwerkende man en de verdeling van huiselijke taken en verantwoording voor het gezin. Goede kinderopvang is van groot belang. En wie de files in Nederland weet op te lossen, zal onnoemelijk veel ouders (en niet alleen hen) van een enorme stressbron bevrijden. Met deze en tal van andere suggesties en praktijkvoorbeelden valt er waarschijnlijk in organisaties en samenleving heel wat te verbeteren in het bieden van gelijke kansen aan mannen, vrouwen om in de organisatie hogerop te komen. Wellicht zal dat het ver-schil maken.

Toch blijft gelden dat het leven meer waardevols biedt dan die enkele topposi-tie. Lang niet iedere baan is even zinvol en bevredigend. Welke man benijdt niet soms heimelijk de vrouwen die om een respecta-bele reden — kinderen — hun baan aan de wilgen hangen of halveren. We kunnen ons zeer afvragen of een parttime baan, ergens

b

o

e

k

e

n

in de middenmoot van de hiërarchie van een

organisatie werkelijk een schande is en een groot maatschappelijk onrecht. Met deze boodschap bewijzen de schrijfsters degenen wier zaak ze menen te moeten behartigen, waarschijnlijk een slechte dienst.

Bovendien roept het uitspinnen van alle vooroordelen waarmee vrouwen te maken zouden hebben, een vorm van slachtoffer-schap op die nergens toe leidt. Wanneer duidelijk wordt dat de torenhoge verwach-tingen van wat ‘ik als vrouw’ allemaal voor prachtigs ga bereiken niet zullen uitkomen, biedt de niet passende bedrijfscultuur een prachtig excuus. Er zullen hier en daar vast wel prinsesjes rondlopen in de kleren van

een eenvoudige schoenlappersdochter, maar of het er zo vreselijk veel zijn? Welke man die tegen de verwachting van zichzelf en zijn omgeving in ergens in zijn loopbaan blijft steken, zou niet graag wijzen op de valse beelden waarmee iedereen hem bena-dert en zijn talent miskent. Maar ja, hij heeft niets te klagen. Daar zijn we het met zijn allen over eens.

• • •

Topposities zijn er niet zoveel. Wie ze wil bereiken, zal er veel voor moeten opgeven en hard voor moeten werken. Dat vraagt om een heldere keus. Daartegen helpt geen moedertje lief.

b

o

e

k

e

n

Maatschappelijk ondernemen staat de laatste tijd volop in de belangstelling. Het gaat om niet-commercieel ondernemen in de semi-publieke sfeer, nadrukkelijk te on-derscheiden van het minstens zo populaire maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarbij gaat het om ethisch gedrag, meer in het bijzonder om de ‘drie p’s’: een goed evenwicht tussen het maken van winst (profit), sociale belangen (people) en milieu (planet). Van maatschappelijke onderne-mers zal in het algemeen nog meer dan van gewone ondernemers worden verwacht dat ze rekening houden met people en planet (op de derde p komen we verderop terug), maar de discussie over het maatschappelijk verantwoord ondernemen betreft vooral de commerciële for-profitsector en blijft hier verder buiten beschouwing.

Voor we bij de te bespreken publicatie ko-men is nog een tweede begripsverheldering gewenst. In discussies over maatschappelijk

In document Genoeg van eigen verantwoordelijkheid? (pagina 167-170)