• No results found

TIJDVAK VOOR

2. DE FENIKS VAN DE NEDERLANDSE ZEEHELDEN

2.2 Heldendom in kinderboeken van 1940 tot

In 1955 verscheen het boekje Naar zee! Hoe twee Hollandse

jongens een roemrijke tocht beleefden zonder vernoeming van

auteur. In de kinderboekendatabank van de bibliotheek wordt het werk toegeschreven aan L. van Dijk. Ook over deze schrijver is helaas niets bekend. Volgens de kinderboekendatabases heeft Van Dijk alleen Naar zee! geschreven. Het kinderboekje bestaat uit 18 pagina’s en is van kaft tot kaft beschreven en opgemaakt in de stijl van een tijdschrift. Het gaat over de vrienden Geert en Jan die niets liever wilden dan varen. De vader en broer van Geert waren op zee gestorven en dat was de reden voor zowel de moeder van Geert, als de ouders van Jan om hun een leven op zee te verbieden. Geert bedacht het plan om weg te lopen en zich op een schip te verstoppen en Jan ging graag mee. Op zee werden ze ontdekt door een zeeman, genaamd Joost, die de vader van Geert kende. Hij nam de beide jongens onder zijn hoede en bracht de jongens naar de kapitein. Deze herkende veel van de jongens in zichzelf. De jongens mochten blijven, maar moesten wel hard werken. Het schip werd aangevallen door zeerovers en de jongens waren te jong om bij het gevecht aanwezig te zijn. Toch gingen ze stiekem het dek op en redden Joost van een wisse dood. De Hollanders wonnen uiteindelijk de strijd. Het schip voer terug naar de Republiek. De ouders waren blij dat de jongens terug waren en beloofden de kapitein dat Geert en Jan hun droom waar mochten maken. De jongens mochten varen. Het verhaal van Geert en Jan doet denken

aan het verhaal van De Ruyter. De Ruyter wilde op jonge leeftijd varen, haalde kattenkwaad uit en mocht uiteindelijk naar zee. Ook bezaten de jongens in het boek van Van Dijk veel van dezelfde kwaliteiten die in de kinderboekjes voor de Tweede Wereldoorlog aan De Ruyter werden toegeschreven:

‘De drang naar daden, groots en heldhaftig, zit deze jongens in het bloed. Echte

zonen van een zeevarend volk zijn ze en niet weinig trots op hun roemruchte zeehelden,

mannen uit één stuk, voor niets en niemand vervaard. Kloek en fier maar ook bescheiden

en eenvoudig. Mannen, die met ijzeren vuist toeslaan, waar het gaat om de bescherming

van goed en bloed en de vrijheid op zee. Kerels van weinig woorden, doch van aanpakken,

van daden.’184

Volgens Punke moeten helden van vorige generaties worden geactualiseerd om relevant te zijn voor de generatie waarvoor de held is bedoeld.185 Toch worden in dit kinderboek veel van dezelfde

waarden en normen aan zeehelden toegeschreven zoals in kinderboeken van voor de Tweede Wereldoorlog. Een held moet dapper zijn, maar ook bescheiden en eenvoudig.

Volgens Van Dijk was het een eer om voor ‘dien bekwamen zeeheld’ De Ruyter te mogen varen. De man waarvoor ‘al het onder hem dienende scheepsvolk grote bewondering en diepe verering heeft.’ ‘welke echte rondborstige Nederlandse jongen zou niet naar zulk een leven verlangen?’ In het kinderboek wordt De Ruyter nog eenmaal genoemd:

‘…dien groten bescheiden en eenvoudigen zeeheld, Michiel Adriaansz. De Ruyter

184 L. van Dijk, Naar zee! Hoe twee Hollandse jongens een roemrijke tocht beleefden (z.u. 1955) [3].

weer is uitgetrokken voor een nieuwe onderneming, waarbij hij opnieuw zal tonen,

dat met het kleine doch fiere Holland, dat zich met den grootsten tegenstander waar

ter wereld ook in eerlijke strijd durft te meten, niet te spotten valt.’186

Ook hier komen weer dezelfde waarden naar voren: dapper en eenvoudig, groot en bescheiden.

In 1956 werd het jeugdboek Bestevaer van schrijver en journalist K. Norel over Michiel de Ruyter uitgegeven. Het jeugdboek beschreef het leven van de admiraal van zijn jeugd tot zijn dood. Ook in dit kinderboek werd de ommekeer van Michiels karakter genoemd: ‘…zodra hij voet aan boord gezet had, was hij een andere jongen: rap, net, ijverig en vol toewijding voor zijn werk.’187 Toch hield hier de vergelijking van zijn persoonlijkheid

met andere kinderboeken op. De vastberaden, strijdvaardige, beheerste en zelfverzekerde Michiel de Ruyter maakte plaats voor een held van ander kaliber. Nadat De Ruyter zich had laten overhalen door de leden van de Staten van Zeeland om de zee weer op te gaan, kreeg hij de leiding over een vloot. Zijn verkenners lieten al snel weten dat het onvermijdelijk was dat ze de vloot van de Engelse kapitein Ayscue’s tegen zouden komen. De Ruyter liet de kapiteins van zijn vloot bij elkaar komen voor overleg. ‘Tegenover de kapiteins had De Ruyter zich vol vertrouwen getoond. Nu zij naar hun schepen zijn teruggeroeid en hij alleen in zijn kajuit zit, is hij echter niet zonder zorg.’188 Niet veel later zagen

ze een vloot opdoemen met de Engelse vlag. ‘Indien de Ruyter eerst nog twijfel had gekoesterd, dan is die nu voorbij. Dit is Ayscue. Het geeft hem een lichte schok. Het wordt toch vechten. Er is geen tijd voor aarzeling of angst.’189 De vloot van de Republiek

won de strijd:

186 Van Dijk, Naar zee! [10].

187 K. Norel, Bestevaer (Zwolle 1977; vijfde druk) 7.

188 Ibidem, 16.

‘De Ruyter is niettemin verbaasd over de verloop. Hij, onervaren vlootvoogd,

heeft met zijn kleinere macht zijn koopvaarders beschermd – gene is gedeerd –

en aan de Engelsman portuur gegeven… Dat zijn eigen beleid, zijn overleg

en inzicht hiertoe belangrijk hebben bijgedragen, komt nauwelijks in hem op.

De enige verklaring, die hij kan geven van de zonderling goede afloop van de strijd,

is deze: ‘Als de almachtige God kloekmoedigheid verleent, verkrijgt men de overwinning.’’190

Michiel de Ruyter kende in dit kinderboek onder andere angsten, onzekerheden en twijfel. Deze eigenschappen vinden we niet terug in eerdere kinderboeken. De grote, sterke, dappere en onverschrokken Michiel de Ruyter kreeg hierdoor menselijke karaktertrekken. De persoonlijkheid van De Ruyter werd in dit kinderboek meerdere malen beschreven en niet altijd in positieve zin. In het kinderboek kwam veelvuldig de strijd tussen kapitein Cornelis Tromp en Michiel de Ruyter voor. Tromp wilde niet onder De Ruyter varen en De Ruyter vond Tromp eigenwijs. Op het moment dat zij een woordenwisseling hadden, gaf de kok van het schip aan een andere opvarende zijn mening: ‘Het is omdat Tromp meent dat hij de eerste plaats moet hebben op de vloot. Hij kan De Ruyter daar niet zetten…Maar onze Bestevaer is soms te driftig,’ moet hij eraan toevoegen.’191 Toch legden Tromp en De Ruyter het

geschil uiteindelijk bij en ging Tromp weer onder de leiding van De Ruyter varen, tegen de zin in van De Ruyter. Uiteindelijk ontving Tromp hem echter met saluutschoten zoals het een ontvangst van een admiraal betaamde. ‘De Ruyter is voldaan. Hij heeft geen

190 Norel, Bestevaer, 19.

moeite om het laatste korreltje wrok, dat misschien diep in zijn hart nog achter is gebleven, volledig uit te bannen.’192

In dit kinderboek werd ook de bescheidenheid van De Ruyter in twijfel getrokken. Zo omschreef Norel in Bestevaer een familieportret met alle weelde die daarop afgebeeld stond en waarbij hij zich afvroeg: ‘Zijn de eenvoud en nederigheid geweken? De Ruyter weet dat hij vlootvoogd van de eerste rang geworden is en verbergt dat niet.’193

Afbeelding 2. Juriaen Jacobsz, Michiel de Ruyter en zijn familie, 1662. Doek 269 cm x 406 cm. Amsterdam, Rijksmuseum.

Later werd hieraan toegevoegd: ‘Doch zij blijven wonen in de voor de rang en het vermogen van de admiraal thans zeer bescheiden woning…en in hun huis blijft het eenvoudig, al wordt de pronkzaal meer en meer gevuld met geschenken van de Staten, van Spaanse en Noordse vorsten en van de groten van de Afrikaanse kust.’194 In

de eerdere kinderboeken werd beschreven dat De Ruyter eenvoudig bleef en als het nodig was zelfs het werk van een matroos deed. Norel ging hier een stuk verder en omschreef een 192 Ibidem, 161.

193 Ibidem, 61.

situatie waarbij de vorst van Monaco en de heer Guiche aan boord kwamen om De Ruyter te feliciteren voor de overwinning van de vierdaagse zeeslag tegen Engeland:

‘De Fransen openen de deur, doch blijven verbluft op de drempel staan. Is dit de

admiraal? Zij kennen hem. Hij is het, De Ruyter, de grote vlootvoogd, de overwinnaar

van de Britten. Hij staat daar…bezig de vloer te vegen… Was dit de grote Hollandse

admiraal, die heel de Franse marine als de ideale vlootvoogd voor ogen staat, met

wie geen admiraal ter wereld zich kan meten? Hij veegde zijn vloer en stofte zijn

meubels en voerde zijn kippen als een huiselijk schippertje en hij deed of hij de

overwinning per ongeluk – nu ja, door God – en niet door zijn krijgskunst en moed

had behaald.195

Naast de menselijke karaktertrekken die Norel aan De Ruyter toeschreef liet hij hem hier ook huishoudelijke taken uitvoeren. De voorheen onaantastbaar held, werd in dit kinderboek beschreven als een ‘huiselijk schippertje’. Volgens Ter Braak bestond de held niet. Door Norel kreeg De Ruyter als held in kinderboeken meer menselijke karaktertrekken dan voorheen.

Ook was De Ruyter in het boek van Norel een stuk kwetsbaarder dan in eerdere jeugdboeken. Zo beschreef Norel dat de bemanning op de vloot last kreeg van bloeddiaree. De Ruyter werd ook ziek. Ondanks de pijn en de hoge koorts bleef hij zijn journaal bijhouden. ‘Slechts zijn humeur is hij niet meer de baas. Anders steeds vriendelijk en rustig is hij thans kortaf, bits en onredelijk tegen het scheepsvolk, tegen de kapiteins en zelfs tegen Engel, van wie hij toch zielsveel houdt.’196 Ondanks al deze

195 Ibidem, 107-108.

menselijke trekken, huishoudelijke klussen en ziektes was ook in dit boek ruimte voor het toekennen aan bovenmenselijke krachten van een held. De Ruyter ‘knippert niet met de ogen bij het inslaan van de kogels rondom hem.’197 ‘Hij is de leider en de ziel van het

gevecht, die in tumult alles ziet, zowel op het vijandelijk schip als op zijn eigen bodem en bij zijn secondes.’198 ‘De Ruyter vuurt zijn

mensen aan, behalve met de mond ook met het voorbeeld.’199 Nadat

De Ruyter tijdens zijn laatste strijd was getroffen denkt hij terug aan wat de mensen over hem zeiden:

‘Bestevaer is onkwetsbaar, zei het scheepsvolk. Als hij dat iemand hoorde zeggen, heeft

hij hem bestraft. Niemand is onkwetsbaar. Wanneer hij nooit getroffen is, dan was zijn

tijd nog niet. Hij weet echter dat hij iedere dag geroepen kan worden om te verschijnen

voor Gods troon.’200

In dit kinderboek werd De Ruyter nog steeds als held beschreven. Geen ongenaakbare held, die zijn baldadige jeugd nodig had om enigszins benaderbaar te zijn voor het jonge lezerspubliek. Maar een held met relativeringsvermogen, onprettige karaktertrekken en iemand die ook ziek kon worden van heersende bloeddiarree.

De Vlaamse onderwijzer en jeugdboekenschrijver H. Jespers schreef Michiel de Ruyter. Onze zeeheld in 1974. Onder leiding van Jespers kwam ook de Vlaamse Jeugdboekengids uit, waarin alle verschenen jeugdboeken kort werden beschreven.201 Het 143

pagina’s tellende kinderboek over De Ruyter begon met een 197 Ibidem, 198.

198 Ibidem, 134.

199 Ibidem, 137.

200 Ibidem, 199.

201 E. Willekens, ‘Wat in de kinderjaren van harte boeit en tooit’, Bekkering e.a. (red), De hele

Bibelebontse berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de

middeleeuwen tot heden (Amsterdam 1990; tweede druk) 468-514, aldaar 508; R. de Keyser en R.

Lenaerts ed., Historisch-bibliografische wegwijzer. Boek 1 Geschiedenis in onderzoek, onderwijs,

Voorwoord van de schrijver. Hierin stelde hij de vraag of Michiel de Ruyter zowel voor de Nederlandse als de Vlaamse jeugd als ‘onze zeeheld’ beschouwd mocht worden. Na een kort betoog kwam hij tot de conclusie dat dit voor beide landen kon:

‘We noemen hem onze zeeheld, omdat hij van onze Nederlandse stam was, maar

nog meer omdat hij door zijn standvastigheid, zijn moed, zijn karaktersterkte,

zijn wijsheid opklom van arme lijndraaier en hardwerkende bootsjongen tot opperste

vloogvoogd van de vijf toen bestaande admiraliteiten, in de toenmalige Republiek der

Verenigde Nederlanden.’202

Een held kan dus uitwisselbaar zijn tussen verschillende landen. Het verhaal begon bij de grootouders van De Ruyter en ging al snel over de jeugd van de kleine Michiel. Ook in dit kinderboek werden de streken van de jonge Michiel beschreven:

‘In die tijd ging het er in de jongenswereld van Vlissingen en andere Zeeuwse steden

nogal rumoerig aan toe. Uitgebreide vechtpartijen, groep tegen groep, waren geen

zeldzaamheid. Hier was Maghiel pas goed in zijn sas. Dikwijls stond hij als aanvoerder

in de voorste rijen…Maghiel was overal haantje-de-voorste. Boven straatgevechten

en kwajongensstreken verkoos Maghiel echter de zwerftochten naar de havenkant

en zijn bezoeken aan de kerk.’203

Waar in de eerdere boeken vooral werd gesproken over kattenkwaad, gebruikte Jespers hier ‘uitgebreide vechtpartijen’ om de jeugd van Michiel te beschrijven. De onschuldige 202 H. Jespers, Michiel de Ruyter. Onze zeeheld (Antwerpen 1974) 6-7.

kwajongensstreken waren, in dit jeugdboek, overgegaan in vechtpartijen waarbij groepen met elkaar vochten. Op zee werd De Ruyter, zoals in alle eerdere kinderboeken weer ‘naarstig en gehoorzaam’.204

Ook in dit kinderboek werd de dapperheid van De Ruyter vergeleken met de lafheid van anderen. Dit keer waren niet de vijanden laf, maar zijn eigen landgenoten. ‘Een zeegevecht begon, en het dient gezegd dat meerdere kapiteins hun eed niet gestand bleven en van angst in hun broek deden. Michiel de Ruyter was zeker niet één van deze lafaards.’205 De aftocht van de kapiteins

komt in meerdere kinderboeken voor. Vaak wordt beschreven dat de kapiteins zich niet aan hun woord hielden, een enkele keer worden ze beschreven als laf. In dit kinderboek kregen de kapiteins uit de Republiek vaker slechte eigenschappen toebedeeld:

‘Hij was niet hoog van gestalte, de Ruyter, zoals jij daar omringd was door forse

schippers, maar van zijn houding en zijn woorden ging gezag uit. Ze wisten een

voor een dat in die brede borst een goed hart klopte dat hen nooit onvoorzichtig in

’t gevaar zou storten. Hij was wel streng, vooral voor de kapiteins die soms wat minder

moedig optraden. Maar allen wisten dat zijn strengheid alleen diende voor de veiligheid

van allen.’206

Ook kwam de vijand er minder slecht vanaf dan in andere kinderboeken. Zo vochten de Engelsen ‘heel dapper’.207 De

veroordeling van de kapiteins van de Republiek en de coulante omschrijving van de vijanden, zou te maken kunnen hebben met het feit dat dit kinderboek geschreven is door een Vlaming. Toch 204 Ibidem, 48.

205 Ibidem, 59.

206 Jespers, Michiel de Ruyter, 75.

zagen we eerder bij het kinderboek van Roelink een scherpe veroordeling van de kapiteins van de Republiek en een schappelijkere omschrijving voor de Europese ‘Ander’. Beide boeken zijn tussen de Tweede Wereldoorlog en de sociale jaren 80 geschreven.

In het kinderboek van Jespers sprak De Ruyter zijn naasten ook moed in: ‘We hoeven de vijand niet te vrezen maar ook niet te verachten. Gedraag u daarom als eerlijke en dappere mannen. Het zal gaan om leven of dood.’208 En De Ruyter stond ze ook nu weer in

gevechten bij: ‘Hij spaarde zich nooit om een kapitein of kwartiermeester in het heetste van de strijd bij te springen om hem te ontzetten.’209 Waar De Ruyter in vorige kinderboeken vaak vol de

strijd in ging, was hij nu degene, volgens Jespers, die ‘met zijn voorzichtige dapperheid zijn kapiteins en manschappen naar de zege had gevoerd.’210 De omslag van ‘heldenmoed’ in de

kinderboeken voor de Tweede Wereldoorlog, naar ‘voorzichtige dapperheid’ zou te maken kunnen hebben gehad met de oorlog. De Ruyter vocht voor de vrede en deed dit met bedachtzame moed. De bescheidenheid van De Ruyter werd ook in dit kinderboek beschreven:

‘Dat was de vredevolle vreugde die de grote, beroemde admiraal genoot in alle eenvoud,

bij vrouw, kind en kleinkind, in zijn huis in Amsterdam, aan de oever van het IJ. Hier

woonde hij in een gewoon burgerhuis, niet te onderscheiden van de woning van de buur…’211

Ondanks deze bescheidenheid werd de zeeslag volgens Jespers ‘meestal door de admiraal gewonnen of verloren. En omdat de

208 Ibidem, 85.

209 Ibidem, 97.

210 Ibidem, 93.

Ruyter zo’n knap zeevaarder was, werd hij door de vijand ‘schrik der zeeën’ genoemd.’212