TIJDVAK VOOR
2. DE FENIKS VAN DE NEDERLANDSE ZEEHELDEN
2.1 Heldendom in kinderboeken voor de Tweede Wereldoorlog
In 1910 schreef onderwijzer C. Joh. Kieviet het kinderboek Gouden
Daden. In dit boek staan 22 verschillende verhalen over mannen,
onder andere over Czaar Peter, Thomas Edison en Von Zeppelin, die hun stempel op de geschiedenis hebben gedrukt. Het langste verhaal draagt de titel ‘Een groot zeeheld’. Dit verhaal gaat over het leven van Michiel de Ruyter. De Ruyter was volgens C. Joh. Kieviet, ‘... een levendige jongen en stond bekend als een echte deugniet.’155 Ook haalde Michiel veel kattenkwaad uit op school en
vocht hij regelmatig op straat:
‘…hij was een plaag voor de onderwijzers, onder de jongens een geliefde makker.
151 Jensen, De verheerlijking van het verleden, 10.
152 Ibidem, 10.
153 M. Clark, ‘Heroes’, Daedalus 114(1) (1985) 57-84, aldaar 58.
154 Ibidem, 81.
Michiel was een van de aanvoerders en behaalde bijna zonder uitzondering
de overwinning. Hij was dapper van aard, ja, zijn moed grensde zelfs aan vermetelheid.’156
In meerdere kinderboeken wordt de jeugd van Michiel de Ruyter uitvoerig beschreven. In alle boeken wordt vooral de ondeugd benadrukt. De stoute en dappere kleine Michiel die voor niemand bang was en veel kattenkwaad uithaalde. Volgens Van Deursen kunnen helden het zich niet permitteren saai te zijn. Van grote mannen wordt dit nog geaccepteerd, maar van helden niet. Dit zou volgens hem de reden kunnen zijn dat veel jeugdboeken beginnen met de kwajongensstreken van Michiel. Deze streken brengen de held binnen ons bereik. Veel jonge lezers kunnen zich eerder identificeren met een brutale deugniet, dan met een admiraal.157 De
kinderjaren van Michiel maken hem menselijk, de heldenstatus verkrijgt hij later. De ondeugende streken veranderden ook op het moment dat Michiel ging varen:
‘Van ’t oogenblik af, dat Michiel zijnen voeten op ’t dek zette, had er een algeheele
ommekeer bij hem plaats. De ondeugende Vlissinger Michiel, die de schrik was
geweest van zijne buren en onderwijzers, werd een ijverig en gehoorzaam matroosje,
zoals men geen beteren kon wensen.’158
De vrijmoedige jaren waren achter de rug en daarvoor in de plaats kwamen de jaren met ideale zeden en gewoonten. Een prima leermoment voor de jonge lezer. Ook al was de jonge Michiel vervelend en eigenwijs, door zijn gedrag te veranderen en hard te werken wist hij het ver te schoppen in zijn leven.
156 Ibidem, 169.
157 Van Deursen e.a., De admiraal, 129.
De jaren op zee stonden garant voor veel avontuur en onheil. Toch was Michiel de Ruyter, volgens Joh. Kieviet, onkwetsbaar bij de vele avonturen die hij tijdens zijn leven op zee beleefde:
‘Toen het schip, waarop Michiel voer, door een kaper werd aangegrepen, werd hij
met een piek aan het hoofd gekwetst. Dit schijnt wel de eenige keer geweest te zijn,
dat in zijn gevaarvolle loopbaan gekwetst werd, hoewel honderden kogels hem
gedurende zijn leven om de ooren gevlogen moeten zijn, tot uiteindelijk het doodelijke
schot hem uit het land der levende wegrukte…’159
Volgens Prud’homme van Reine is het waarschijnlijk dat De Ruyter vaker lichte verwondingen heeft opgelopen, gezien het grote aantal gevechten waarbij hij betrokken is geweest. Volgens hem gaat een heldenleven snel gepaard met de mythe van onkwetsbaarheid.160 In
weinig kinderboeken komen de verwondingen van De Ruyter voor. Een aantal beschrijft het bovenstaande voorval. Een groter aantal beschrijft de gebeurtenis waarbij De Ruyter een stuk brandend lont in zijn keel kreeg, waardoor hij een tijd niet kon praten. Dit wordt vaak beschreven met de kanttekening dat het alleen kon gebeuren omdat hij vooraan in de strijd stond om bevelen aan zijn manschappen te geven. Een enkel boek verhaalt over een giftige vis die De Ruyter in Brazilië zou hebben gegeten, waardoor hij soms een trilling in zijn arm had. In heel veel kinderboeken komen zijn verwondingen echter helemaal niet voor. Zwakte past niet in het beeld van een held.
De Ruyter was niet alleen de personificatie van een held in de kinderboeken. Hij kon zijn heldenmoed ook overbrengen op zijn manschappen. Dit wordt in meerdere kinderboeken beschreven. Zij die in zijn nabijheid waren, werden moedig. De Ruyter tilde zijn 159 Kieviet, Gouden daden, 172.
manschappen naar een hoger niveau van heldhaftigheid. Tijdens een gevecht met de Engelsen bij Portland, enterden de Hollanders het vijandelijke schip. Dit bleek echter moeilijker dan in eerste instantie gedacht. De mannen deinsden terug en wilden zich terugtrekken. Waarop De Ruyter, volgens het jeugdboek van Joh. Kieviet, tegen zijn manschappen riep: ‘‘Mannen, dat gaat niet aan! Eens daarin, altijd daarin!’ Zijn woorden verleenden zijne matrozen zoveel moed, dat het hun inderdaad gelukte, het schip te veroveren.’161 Ook zijn moed wordt in meerdere kinderboeken
veelvuldig beschreven. Volgens Kieviet vocht De Ruyter met ‘heldenmoed’, ‘zijn moed en geestkracht bleven onverzettelijk.’162
Volgens Von der Dunk is het belangrijk dat een Nederlandse held niet voor persoonlijke machten streed, maar voor het vaderland. 163
Dat De Ruyter niet voor eigen gewin vocht, blijkt onder andere uit de steun aan de Denen in naam van het vaderland. Ook de Denen konden niet om de dapperheid van De Ruyter en zijn matrozen heen. Volgens Joh. Kieviet had de koning van Denemarken ‘zijn redding geheel aan den moed der Hollanders te danken.’164 Ook zijn
laatste strijd vocht De Ruyter met ‘leeuwenmoed.’165 Dit mocht
helaas niet baten: ‘Den 29en April blies hij den laatsten adem uit, beweend door gansch het Nederlandse volk.’166 De titel van het
verhaal van Joh. Kieviet over de Ruyter luidde: ‘Een groot zeeheld.’167 Maar mocht de jonge lezer zo opgaan in het verhaal en
de titel vergeten, dan werd hij er in dit kinderboek genoeg aan herinnerd. De Ruyter bezat de mythe van onkwetsbaarheid en bij alles wat hij deed toonde hij ‘moed’, ‘leeuwenmoed’ of ‘heldenmoed’. En ondanks dat hij een held was, ‘bleef hij de eenvoudige Michiel, nederig, bescheiden, vroom en dapper.’168
161 Kieviet, Gouden daden, 188.
162 Ibidem, 189.
163 Von der Dunk, ‘Helden zijn onmisbaar’, website Historisch Nieuwsblad.
164 Kieviet, Gouden daden, 193.
165 Ibidem, 208.
166 Ibidem, 209.
167 Ibidem, 168.
In 1907 schreef H. Alkema De schrik des grooten oceaan. Het
leven van Michiel de Ruyter. Helaas is er weinig bekend over H.
Alkema. We weten dat hij een aantal kinderboeken heeft geschreven voor de Nieuwe zondagsschool-serie.169 Het jeugdboek
over Michiel de Ruyter telt 116 pagina’s en bevat illustraties. Het kinderboek begint met een Voorwoord van de schrijver:
‘Op den 24sten Maart van dit jaar zal het driehonderd jaar geleden zijn, dat onze
voornaamste zeeheld te Vlissingen geboren werd. In de dagen, die komen, zal zijn
naam door oud en jong, in Nederland en daarbuiten, weêr genoemd, en zullen zijn
daden door velen herdacht worden.’170
Naast het Voorwoord bevat het jeugdboek een inleiding. Hierin wordt kort de geschiedenis van de Republiek beschreven. Volgens Alkema was ‘de geschiedenis van ons vaderland in de zeventiende eeuw’ ‘een geschiedenis van helden.’171 En onze vaderlandse held
verkeerde in goed gezelschap. Zo schreef Alkema over de Ruyter:
‘Hij bezat de gave om, zoodra ’t noodig was, ieder oogenblik opnieuw den toestand,
waarin hij zich bevond, met een enkelen oogopslag geheel te zien, en om dan snel en
vastberaden de juiste maatregelen te nemen. Deze gave had Napoleon met hem gemeen.’172
Alkema vergeleek Michiel de Ruyter met Napoleon vanwege het slagen van de vele ondernemingen die beide mannen op touw hadden gezet.173 Ook werkte de moed die De Ruyter toonde,
169 Website Koninklijke bibliotheek, http://opc4.kb.nl/xslt/DB=1/SET=1/TTL=1/CLK? IKT=1004&TRM=Alkema,+H. (01-08-2018).
170 H. Alkema, De schrik des grooten oceaan. Het leven van Michiel Adriaansz. De Ruyter (Utrecht 1907) Voorwoord.
171 Alkema, De schrik des grooten oceaan, 1.
172 Ibidem, 10.
volgens Alkema, stimulerend voor iedereen die met hem streed. ‘Vooral in een zeeslag komt veel, ja alles, op de dapperheid van den aanvoerder aan. De Ruyter’s voorbeeld werkte zoo aanstekelijk, dat eenige kapiteins totaal in de vijandelijke vloot vast raakten.’174
Socioloog D.V. Porpora benadrukt het belang van de studie naar helden, omdat dit een indicatie is van de normen en waarden van een samenleving.175 Helden zijn morele bakens en charismatische
rolmodellen. Vaak zoekt men, volgens Porpora, de idealen die men in een held ziet, terug in zichzelf.176 Zij beantwoorden aan de vraag
waar we vandaan komen, wie we zijn en wat de zin van het leven is.177Volgens Porpora bevestigt het heldendom van één persoon de
potentie van een held in ons allen.178 Dit zien we terug in de
kinderboeken van Joh. Kieviet en Alkema. De heldenmoed van De Ruyter was besmettelijk voor bijna iedereen die met hem streed.
Volgens Alkema was De Ruyter een ‘onvergetelijke held.’179
Hij verschilde enorm met de vijandelijke opperbevelhebbers:
‘De Spaanschen bevelhebbers waren voor ’t meerendeel lafbekken. Eens, nadat ze
zich weer, onder een schijn van grootheid, flink lafhartig hadden gedragen, pochten
ze tegen elkaar over hun heldenaard, en was er een zoo heldhaftig, dat hij de
godslasterlijke uitdrukking deed: “Als Gods rechterhand met den degen te winnen
was, dan zou ze mij toekomen”.’180
Juist door dit contrast werd de heldenstatus van De Ruyter vergroot. Ook Alkema beschreef in dit kinderboek dat De Ruyter 174 Ibidem, 19.
175 D.V. Porpora, ‘Personal heroes, religion, and transcendental metanarratives’, Sociological
Forum 11(2) (1996) 209-229, aldaar 209.
176 Ibidem, 211-212.
177 Ibidem, 227.
178 Ibidem, 213.
179 Alkema, De schrik des grooten oceaan, 21.
voor het vaderland streed en niet voor zijn persoonlijk gewin: ‘‘Mijn leven is niets; ’t is ten dienste van ’t Vaderland’, zei de redder van ’t Vaderland.’181 Het kinderboek wordt afgesloten met een kleine
beschouwing van de schrijver over De Ruyter. Hier worden vooral de calvinistische waarden beschreven waardoor een held, volgens Von den Dunk, in Nederland wordt geduld.182
‘Geen lofdicht kon De Ruyter echter beroemder maken dan hij was. Hij zelf
had zich altijd afkeerig getoond van lofspraak, wanneer ze hem zelf gold… Waar hij met recht lof van een ander kon spreken, had hij ’t echter nooit nagelaten, vooral niet, wanneer het dienen kon tot iemands bevordering. De
Ruyter was een eenvoudig christen geweest op dat punt: meer valt er niet van te
zeggen. Hij wilde nooit iets bijzonders in zijn eigen daden opmerken: hij schreef
de resultaten daarvan enkel en alleen toe aan Gods genadige hulp, of straffende
hand…Ook in zijn dagelijksch leven was hij eenvoudig. Dat hij in een burgerhuis
woonde verbaasde, op zekeren keer, den Spaanschen Gezant…Het is voor ons
echter slechts bewijs van de eenvoudige, burgerlijke levensopvatting van De Ruyter:
het spreekt niet in de eerste plaats van zijn gul en eenvoudig karakter. Maar dat hij
zich nooit, in geen enkel gezelschap, zijn geringe afkomst schaamde, en ook zijn
geringste volkje, nu en dan, als ’t zoo uitkwam, op zijn eigen voorbeeld wees; dat hij
met de kennissen van zijn jeugd gemeenzaam omging, en het geheim bezat om dat
te kunnen volhouden; dat hij nooit een hard woord behoefde te gebruiken tegen
zijn onderhoorigen, dan ’t woordje kerel, dat spreekt voor zijn karakter.’183
181 Ibidem, 98.
182 Von der Dunk, ‘Helden zijn onmisbaar’, website Historisch Nieuwsblad.
De Ruyter bezat voor Alkema alle kwaliteiten van een held. Hij was nederig, ondanks zijn beroemdheid, gelovig en kon al deze kwaliteiten overbrengen op zijn medemens. De perfecte held voor een kinderboek uit 1907.