• No results found

Christelijke moraal in kinderboeken voor de Tweede Wereldoorlog

TIJDVAK VOOR

3. SCHIPPER NAAST GOD

3.1 Christelijke moraal in kinderboeken voor de Tweede Wereldoorlog

‘Diep toch was liefde en eerbied voor het hoogste Wezen in de ziel van De Ruiter

geplant, waarvan hij gedurende zijn geheel leven, zoowel in voor- als tegenspoed,

de treffendste blijken gegeven heeft, daar hij zich altijd heeft doen kennen als een

godsdienstig, braaf en regtschapen man.250

Aldus Altmann in zijn tweede les over Michiel de Ruyter afkomstig uit het leesboek voor scholen. In veel kinderboeken over Michiel de Ruyter voor de Tweede Wereldoorlog werd geschreven over het christendom. Vaak gaf de schrijver al in het Voorwoord of de inleiding aan dat De Ruyter een vroom christen was en daarmee een goed voorbeeld voor de jeugd. Daarnaast werden de zeden en gewoontes van de admiraal uitvoerig beschreven. In 1861 schreef onderwijzer en jeugdboekenschrijver P.J. Andriessen De weezen

van Vlissingen. Dit kinderboek ging over twee ‘speelkameraden’

van Michiel, de broers Eduard en Jeroen. De broers woonden in Vlissingen bij hun arme, zieke moeder. Vader was omgekomen op zee. De oudste broer Jeroen koos uiteindelijk ook voor een leven op zee. Korte tijd nadat Jeroen was vertrokken, stierf de moeder en bleef Eduard alleen achter. Hij werd opgehaald door zijn oom uit Den Haag en trok bij de familie in, alhoewel de aangetrouwde tante daar niet blij mee was. Eduard was niet gelukkig bij zijn familie. Zijn oom en nichtje waren aardig tegen hem, zijn tante en neef maakten zijn leven daarentegen niet makkelijk. Oom stierf en na vals te worden beschuldigd van diefstal door zijn tante en neef, vond Eduard zichzelf weer terug op straat. Via een oude kameraad belandde hij in een dievenbende. Gelukkig werd Eduard uiteindelijk geadopteerd door een liefdevol paar. Hij mocht hun winkel, waar 250 Altmann, Michiel Adriaansz. de Ruiter, 5.

wevers werkten, overnemen. Met Jeroen ging het goed op zee. Hij liep nog een aantal keren Michiel de Ruyter tegen het lijf, voorkwam een aanslag op prins Maurits en werd luitenant onder Piet Hein. Elke keer als Jeroen weer aan wal was, zocht hij vergeefs zijn broer. De zaken bij Eduard gingen inmiddels ook goed. Op een dag kwam hij een bedelaarster tegen en dit bleek zijn tante te zijn. Neef had al hun geld vergokt en daarbij schulden gemaakt. Nichtje was ziek en ze hadden geen geld voor de dokter. Eduard ontfermde zich over beide vrouwen. Jeroen raakte ondertussen gewond bij een zeeslag tegen de Duinkerkers en ging in Rotterdam voor ‘de kamer der Maas van de W.I.Compagnie’ werken. De broers kwamen elkaar uiteindelijk weer tegen. Neef kreeg de strop, zijn moeder kon dit niet verdragen en stierf. Nicht en Eduard trouwden uiteindelijk. Beide broers gingen in Gorkum wonen en werden geachte burgers. Volgens Ghesquière, Joosen en Van Lierop-Debrauwer kwam in de Nederlandse jeugdliteratuur de historische roman tot bloei door onder andere Andriessen. Hij onderscheidde zich door historische feiten zorgvuldig te beschrijven in zijn kinderverhalen.251 Volgens journaliste en auteur B. Ros was

Andriessen, anders dan zijn tijdgenoten, geen ‘betweter of moralist’ en probeerde hij zo neutraal mogelijk te blijven. Andriessen schreef het volgende over het geloof in zijn ‘Voorberigt’ van De weezen van

Vlissingen:

‘In dit werkje moest ik de Remonstrantsche troebelen behandelen; ik heb dit gedaan

geheel onpartijdig en alleen voor zoover men ’t voor kinderen noodig en nuttig kan

achten, er mede bekend te worden. Meer opzettelijk heb ik mij op de voorstelling van

zeden en gewoonten toegelegd.’252

251 Ghesquière, Joosen en Van Lierop-Debrauwer, ‘Inleiding’, 33.

252 P.J. Andriessen, De weezen van Vlissingen, of hoe onze republiek onafhankelijk werd. Een

Hij omschreef de geloofstwist tussen de Arminianen en Gomaristen als volgt:

‘Gelijk het meestal in godsdienstige geschillen gaat, ging het ook hier: beide partijen

meenden het regt aan hare zijde te hebben en stonden onwrikbaar op haar stuk, de

machtigste partij vervolgde de andere, twist en tweedragt waren algemeen.’253

Ondanks deze neutrale omschrijving, had De weezen van

Vlissingen een duidelijk christelijke moraal. Zo twijfelde Eduard

een moment toen hij zijn tante als zwerfster tegenkwam. Enerzijds wilde hij haar een kleinigheid geven en haar door laten lopen, anderzijds wilde hij zich bekend maken en haar ‘met verwijtingen overladen’:

‘Maar het betere gevoel behaalde de overhand, en met de spreuk van den Heer Jezus:

“Wanneer gij uwen vijanden hunne schulden niet vergeeft, dan Zullen ook de uwe u

niet vergeven worden door uwen Vader die in de Hemelen is,” besloot hij te doen,

wat zijn geweten hem zeide, dat menschelijk en christelijk was.’254

Op het moment dat tante hoorde dat de welgestelde man, die zij om een aalmoes vroeg, Eduard was die zij ooit als wees in huis had gehaald, sprak zij de volgende woorden:

‘”En dien ik zoo schandelijk en onregtvaardig de deur heb uitgezet. O, geregte Hemel!

Gij hebt mij gestraft voor ‘tgeen ik aan den wees, dien Gij mij hadt toevertrouwd,

253 Andriessen, De weezen van Vlissingen, 47.

misdaan had. En nu, mijnheer! Verlaat ons…ik heb verdiend…dubbel aan u verdiend.”’255

In deze interactie tussen tante en Eduard zat een duidelijke morele boodschap die Andriessen aan zijn jonge lezers mee wilde geven. Vergeef en doe wat goed is, anders word je gestraft. Niet alleen stonden in dit verhaal een aantal moralistische lessen, ook werd het christendom vergeleken met andere godsdiensten. Jeroen leed schipbreuk en spoelde aan op een Afrikaans strand. Daar werd hij gevangengenomen door de ‘Hottentotten’. Jeroen werd verliefd op Aboekhiva, de dochter van de koning Shavoegaïng. Jeroen vertelde haar veel over het christelijk geloof:

‘Zoo en op een dergelijke wijzen bragt Jeroen, Aboekhiva langzamerhand tot de kennis

van den eenigen waren God; en ofschoon het meisje deze hare kennis geheim hield voor

haren vader, verwierp zij toch met verachting de houten en steenen afgoden, die

Shavoegaïng aanbad.’256

Andriessen beschreef beide godsdiensten in schril contrast met elkaar en met een duidelijk waardeoordeel, de enige ware God tegenover de houten en stenen afgoden. Uiteindelijk bedachten Jeroen en Aboekhiva een plan om te ontsnappen en terug naar Nederland te gaan, Aboekhiva werd tijdens de vlucht gedood door haar broer. Ondanks dat Jeroen haar miste was het beter zo:

‘Zou het bruine meisje in het vreemde land, in ’t koude klimaat en onder die haar

onbekende menschen met hunne beschaafde zeden en gewoonten gelukkig hebben

kunnen zijn?’257

255 Ibidem, 208.

256 Ibidem, 145.

Volgens Ros was Andriessen geen ‘betweter of moralist’. Toch stond dit kinderboek vol met moralistische lessen en gaf de schrijver daarnaast een waardeoordeel aan verschillende godsdiensten. Wellicht was hij minder ethisch in vergelijking met zijn tijdgenoten, maar een moralist was hij zeker.

Een andere bekende vooroorlogse kinderboekenschrijven was Joh. H. Been. Zijn bekendste werken zijn: De drie matrozen van

Michiel de Ruyter (1906), Paddeltje, de scheepsjongen van Michiel de Ruyter (1908) en Om de schatten van Il Tigretto. In deze

kinderboeken gebruikte Been het kinderblik. De jongere(n) waren getuige van de gebeurtenissen in de nabijheid van Michiel de Ruyter. Volgens cultuurwetenschapper H. Bekkering had het werk van Been een didactisch karakter. Dit kon volgens Bekkering wellicht komen vanwege zijn christelijke achtergrond en zijn trouw aan het Oranjehuis.258 Het eerste hoofdstuk van De drie matrozen van Michiel de Ruyter is getiteld ‘Een christenslaaf’. Het verhaal

ging over Jeroen en twee voormalige matrozen van Michiel de Ruyter, de Italiaanse Peter en de reus Govert. Jeroen was gevangen als slaaf. Al op de eerste bladzijde werd het verschrikkelijke leven van Jeroen duidelijk:

‘”Christenhond, christenhond!” siste met de diepste verachting de groote, schale,

sterk gebruinde en zwaargebaarde meester, die de onmacht van den jongen voor

luiheid of onwil aanzag.’259

De Algerijnse slavendrijver had niet veel op met de christelijke Hollander. Jeroen kreeg een alternatief aangeboden:

258 H. Bekkering, ‘Onvoltooid verleden tijd. Het historische jeugdboek’, H. Bekkering e.a. (red),

De hele Bibelebontse berg, De geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden (Amsterdam 1990; tweede druk) 295-317, aldaar 304.

‘Als hij het geloof der Christenen afzwoer en Mohamedaan wilde worden, zou zijn

meester niet alleen het recht op hem verliezen en zijn slaaf voor een graag gegeven

schadeloosstelling van den staat moeten vrijlaten, maar die meester, geloovig en

dweepziek Mohamedaan als hij was, zou zélf graag den slaaf in dat geval vrij hebben

verklaard, en, daar hij geen kinderen had, tot zijn zoon hebben aangenomen.260

De Algerijn stelde dit een aantal keer aan Jeroen voor om ‘voor Allah een zieltje te winnen’. Maar voor Jeroen was dit geen optie:

‘En hij zou dat gebed, en al de gebeden, die hij als kind van zijn moeder had geleerd,

verwerpen om een vreemden God te dienen? Neen zijn lichaam kon die beul vernietigen,

zijn ziel zou blijven aan zijn God, aan zijn vaderland en aan zijn moedertje.’261

De standvastigheid van Jeroen, die ondanks alle ellende trouw bleef aan zijn God, werd lijnrecht tegenover de dweepzieke ‘Mohamedaan’ gezet. Jeroen ontmoette ondertussen Peter die ook als slaaf werd vastgehouden en Govert die het lot van Jeroen enorm aantrok. Govert hielp Peter en Jeroen te ontsnappen. Ze bedachten een plan om op het schip van Michiel de Ruyter te komen, dat voor de kust lag, zonder de schipper in verlegenheid te brengen bij de plaatselijke bevolking. Dit lukte en ze werden matrozen bij De Ruyter. Dit ging een hele tijd goed. De vrijheid en vooral het leven op zee beviel ze prima. Ze waren ontzettend hecht met zijn drieën, gingen graag samen naar wal en dronken dan behoorlijk. Maar zoals dat ging ‘van drinken kwam het tot spelen, en van spelen tot ruzie.’262 Op een avond begonnen de drie matrozen met elkaar te

260 Been, De drie matrozen van Michiel de Ruyter, 7.

261 Ibidem, 7.

vechten, een waard probeerde de ruzie te sussen, een kaars werd omver geduwd en plots was het donker. Er viel een lichaam dood op de grond. Het bleek de waard te zijn, maar niemand wist door welk mes. Voor de ‘Directeur-Generaal dezer kust, den heer Johan Valkenburg’ was er maar één oplossing voor dit probleem, het ‘Godsoordeel’:

‘De drie ongelukkigen zouden er om moeten loten, wie de schuldige was. Hij,

dien het lot zodanig aanwees, zou voor God en voor de menschen als moordenaar

terechtstaan, en over hèm zou het vonnis des doods worden uitgesproken…Het was

hen medegedeeld, opdat zij zich dien nacht in den gebede konden voorbereiden en

God smeeken, dat Hij als met den vinger den doodslager zou aanwijzen.’263

Jeroen werd uiteindelijk door het Godsoordeel aangewezen als de schuldige. Hij werd opgehangen, maar overleefde dit. Men wist niet wat te doen, Jeroen vrij laten of de straf opnieuw uitvoeren. Er werd besloten om Jeroen nog een keer op te hangen. Dit nieuws bereikte De Ruyter en hij redde Jeroen van het vonnis. Jeroen besloot zijn leven te veranderen. Hij dronk niet meer en zou ‘braaf’ zijn. De drie matrozen werkten nog lang voor de Ruyter. Jeroen en Govert trouwden met de liefdes van hun leven en bleven aan wal. Peter trouwde niet, want met zijn zuidelijk bloed zat hij toch anders in elkaar. Ondanks dat hun wegen scheidden, bleven zij altijd de drie matrozen van Michiel de Ruyter. Naast de vele verwijzingen naar God en de afkeuring van Allah, vinden we ook een duidelijke morele lering terug in dit kinderverhaal. Net als bij Andriessen, werd goed beloond en slecht gestraft. Daarnaast was De Ruyter de wijze vlootvader die opkwam voor het goede. De lezers konden aan

de hand van de zeden en gewoontes uit het verleden leren hoe ze geschikte burgers moesten zijn.

3.2 Christelijke moraal in kinderboeken van 1940