• No results found

Situatie 3: Lening van moedermaatschappij naar buitenlandse dochtermaatschappij

6 Verliesverrekening .1 Inleiding

6.3.4 Handel in verlieslichamen (Mantelkaufregelung)

6.3.4.1 Historische ontwikkeling en ratio

Duitsland kent ook een regeling tegen handel in verlieslichamen (Mantelkaufregelung genoemd). Historisch gezien werd de handel in verlieslichamen tegengaan door de Duitse rechter. Het

Bundesfinanzhof achtte beslissend of de ‘’wirtschaftliche Identität‘‘ van het lichaam verloren is

gegaan, of in stand is gebleven. Indien de oude onderneming ter ziele is gegaan en nieuwe

aandeelhouders zijn aangetreden om het lichaam economisch weer nieuw leven in te blazen, zou van dit laatste geen sprake meer zijn. Vanwege gebrek aan ‘’Personengleichheit’’ werd in zodanige gevallen verliesverrekening aan banden gelegd. In 1986 sloeg het Bundesfinanzhof een andere weg in en werd de juridische entiteit van groter belang geacht.746 Dit leidde tot ingrijpen door de Duitse wetgever en invoering in 1990 van het toenmalige §8, Abs. 4 KStG. De oorspronkelijke

Mantelkaufregelung was – net als de oude jurisprudentie van het Bundesfinanzhof gericht op het

behouden van het concept van ‘’dezelfde identiteit’’ of ‘’dezelfde ondernemingsactiviteiten’’.747 Deze bepaling gold tot en met 1 januari 2008 al kon deze door overgangsrecht nog werking hebben tot 2013. §8, Abs. 4 KStG was soepeler dan de huidige regels omtrent de handel in verlieslichamen. Verliezen konden niet voorwaarts verrekend worden, indien meer dan 50% van de aandelen in een verlieslichaam werd overgedragen én dit lichaam zijn ondernemingsactiviteiten binnen vijf jaar in overwegende mate met nieuwe vermogensbestanddelen voortzette of opnieuw startte (activatoets). De activatoets hield in dat er binnen vijf jaar na de aandeelhouderswisseling geen verdubbeling van de activa mocht ontstaan.748

Hey en Suchanek zijn van mening dat het in hoofdstuk 3.3.4 genoemde Trennungsprinzip er toe leidt dat de achterliggende aandeelhouder van een verlieslichaam niet ter zake doet en dat er een inbreuk wordt gemaakt op het objektives Nettoprinzip. De beperking van de verliesaftrek bij een

aandeelhouderswijziging wordt namelijk onvoldoende gerechtvaardigd door bijzonderheden in de KStG.749 Böhmer is van mening dat het voorkomen van misbruik niet als rechtvaardigingsgrond voor het doorbreken van het Trennungsprinzip aangevoerd kan worden, omdat iedere

aandeelhouderswijziging in principe onder de regeling valt.750 Post geeft aan dat de oude

Mantelkaufregelung omstreden was en in de literatuur aan veel kritiek onderhevig is geweest.De

kritiek op de regeling betrof o.a. het feit dat zij was gebaseerd op de hierboven kort beschreven oude rechtspraak van het Bundesfinanzhof, de regeling in meerdere situaties een onbillijke uitwerking had en het beoogde ‘’misbruik’’ bovendien nog steeds mogelijk was.751 Vanaf 1 januari 2008 geld het huidige §8c KStG, waarbij het meest opvallende is dat de activatoets is verdwenen. Volgens de wetgever leidde deze toets in de praktijk tot teveel onduidelijkheden. Het concept van ‘’dezelfde identiteit’’ of ‘’dezelfde ondernemingsactiviteiten’’ is losgelaten met de motivatie dat een wijziging van het belang reeds tot een zodanige wijziging van de identiteit leidt.752 Op 23 december 2016 heeft de wetgever een versoepeling in de wet opgenomen, waardoor ondanks een

aandeelhouderswijziging de verliezen mogelijk niet verloren gaan (§8d KStG).753 Het doel van de invoering van deze nieuwe bepaling is om de doorstart van economisch in moeilijkheden geraakte ondernemingen niet te frustreren. De regeling is per 1 januari 2016 (met terugwerkende kracht) in werking getreden.

746 J. Verburg, Vennootschapsbelasting, Fiscale Handboeken nr. 4, 2e druk, Kluwer, 2000, paragraaf 17.7.

747 Zie hierover ook Blümich/Schlenker EStG §10d Rn. 1-10.

748 Zie J.H.A.M. van Helvoirt/E.M.S. Spierts/A.J.A. Stevens, De Duitse Unternehmensteuerreform 2008: een overzicht, WFR 2008/834, paragraaf 3.4.

749 J. Hey, Körperschaft- und Gewerbesteuer und objektives Nettoprinzip, DStR-Beihefter 34/2009 blz. 109, onderdeel 2.4. en Suchanek in Hermann/Heuer/Raupach, §8c KStG, Anm. 3.

750 J.Böhmer, Das Trennungsprinzip im Körperschaftsteuerrecht – Grundsatz ohne Zukunft? StuW 1/2012, blz. 39.

751 D.R. Post, de invloed van belangenwijzigingen op verliesverrekening, Fiscaal wetenschappelijke reeks nr. 20, SDU 2012, paragraaf 6.7.2.

752 27 maart 2007, BT-Drs. 16/4841, blz. 74 en blz. 76.

753 Gesetzt Weiterentwicklung der steuerlichen Verlustverrechnung bei Körperschaften, BGBl. I S. 2998, zie ook 17 oktober 2016, BT-Drs. 18//9986

165

6.3.4.2 Huidige kenmerken

De huidige regeling tegen handel in verlieslichamen staat in §8c KStG.754 De Gewerbesteuer kent naast (§ 10d S. 10 GewStG jo) §8c KStG ook eigen bepalingen (in het bijzonder bedoeld voor

Personengesellschaften/Einzelunternehmer) om handel in verliezen tegen te gaan die afwijken van de

bepaling in de KStG.755 Vanaf 1 januari 2008 kan de mogelijkheid om verliezen te verrekenen door een verlieslichaam (deels) beperkt worden, indien er een (kwalificerende) aandeelhouderswisseling ten aanzien van het verlieslichaam plaatsvindt.756 De hoofdregel is dat zowel een directe als indirecte overdracht van meer dan 25% tot en met 50% van het belang757 van een verlieslichaam binnen 5 jaar leidt tot een pro rata verdamping van de verliezen. Een directe of indirecte overdracht van meer dan 50% van het belang van een verlieslichaam binnen 5 jaar leidt er toe dat alle aanwezige nog te verrekenen verliezen (tot aan het moment van de kwalificerende aandeelhouderswijziging) verdampen.758

Vanuit de Duitse praktijk en wetenschap kwam er veel kritiek op deze regel, aangezien ook bij bijvoorbeeld interne reorganisaties, waarbij het uiteindelijke belang ongewijzigd blijft, toch verliezen verloren kunnen gaan.759 De Duitse wetgever trok zich de kritiek aan en besloot - mede gezien de relatief slechte economische situatie – om de Mantelkauf-regeling op enkele punten te versoepelen. De zogenoemde Sanierungsklausel, Konzernklausel en Stille-reserven Klausel (tezamen worden deze uitzonderingen Verschonungsregelungen genoemd) werden aan de bepaling toegevoegd, waarbij eerstgenoemde regeling voor noodlijdende ondernemingen door de Europese Commissie op 26 januari 2011 als staatssteun werd betiteld en niet meer in werking is.760 Wel opvallend is dat de A-G van het Europese Hof van Justitie op 20 december 2017 concludeerde dat de

Sanierungsklausel volgens hem geen staatssteun vormt zoals de Europese Commissie wel had

beslist.761 Hij adviseert het Europese Hof de beslissing van de Europese Commissie nietig te verklaren. Het blijft afwachten of het Europese Hof van Justitie de visie van de A-G volgt.

754 De huidige Mantelkaufregeling is aangepast onder de Unternehmensteuerreform 2008, zie voor de parlementaire toelichting BT-Drs. 16/4841, 5377, 5452, 5491.

755 Zie §10a, Abs. 7 – 10 GewStG. Anders dan in de KStG is de regeling bijvoorbeeld ook van toepassing indien zich geen belangenwijziging voordoet. Er dient een economische, financiële en organisatorische samenhang te bestaan tussen de activiteiten van de belastingplichtige ten tijde van het verlies en winstjaar. De

Mantelkaufregelung in de Gewerbesteuer zal ik verder niet uitwerken in mijn onderzoek. 756 Voor een meer inhoudelijke uiteenzetting van de regeling verwijs ik naar D.R. Post, De invloed van

belangenwijzigingen op verliesverrekening, Fiscaal wetenschappelijke reeks nr. 20, SDU 2012, paragraaf 6.7.2.

757 Onder het belang wordt verstaan het geplaatste kapitaal, lidmaatschapsrechten of stemrechten. In het besluit van 4 juli 2008 (BMF 4.7.2008 IV C 7-S 2745-a/08/10001) worden door het Duitse Ministerie van Financiën diverse voorbeelden gegeven wanneer zich een belangenwijziging voordoet. Genoemd wordt bijvoorbeeld een aandelenemissie.

758 Hierbij wordt niet alleen de nieuwe aandeelhouder als zodanig als verwerver aangemerkt, maar ook met de aandeelhouder ‘’verbonden personen’’ (nahe stehende Personen), of een groep met dezelfde belangen (§8c Abs. 3 KStG). Wat onder een groep met dezelfde belangen moet worden verstaan, kwam onder andere aan de orde in BFH, 22.11.2016, I R 30/15, DStR 2017, 1318.

759 Vergelijk Desens in Hermann/Heuer/Raupach, Einf. KSt, Anm.92.

760 Kort geformuleerd bleven op grond van de Sanierungsklausel de verliezen voor noodlijdende ondernemingen onder voorwaarden behouden. De Europese Commissie oordeelde dat hierdoor noodlijdende bedrijven (zoals destijds het Opel-concern) bevoordeeld werden ten opzichte van gezonde bedrijven en merkte dit aan als staatssteun. Voor een beschrijving van de werking van de Sanierungsklausel verwijs ik naar F.J. Elsweier, Ontwikkelingen in de Duitse belastingwetgeving voor kapitaalvennootschappen, MBB 2010/04, paragraaf 4.2 en voor een toelichting op waarom de bepaling als staatssteun is aangemerkt naar D.R. Post, de invloed van belangenwijzigingen op verliesverrekening, Fiscaal wetenschappelijke reeks nr. 20, SDU 2012, paragraaf 6.7.2.4.

166

Op hoofdlijnen kunnen ten aanzien van de huidige regeling daarmee de volgende uitzonderingen worden gedestilleerd. Verliezen zijn (alsnog) verrekenbaar:

1) indien het belang is verkregen krachtens erfrecht;

2) indien de Konzernklausel van toepassing is. Deze ‘’groepstoets’’ (§8c, Abs.1, S.5 KStG) beoogt dat bij interne reorganisaties verrekenbare verliezen in beginsel niet verdwijnen. Kort geformuleerd betekent dit dat de verrekenbare verliezen van een Duitse vennootschap niet verdampen, indien dezelfde persoon direct of indirect 100% van de aandelen houdt van de overdrager en de overnemer van de Duitse vennootschap met verliezen. Er is in de praktijk nog steeds veel kritiek op de toepasbaarheid en reikwijdte van de Konzernklausel. Lüdicke geeft bijvoorbeeld aan dat de Mantelkaufregelung, ondanks de Konzernklausel nog steeds belemmerend werkt.762 Dit komt wellicht mede doordat de Duitse Belastingdienst de

uitzondering in de praktijk zeer eng uitlegt en zich bijvoorbeeld op het standpunt stelt dat bij twee natuurlijke personen (taalkundig) geen sprake is van dezelfde persoon en de bepaling niet van toepassing kan zijn. Deze interpretatie werd voor Personengesellschaften met twee of meerdere natuurlijke personen met terugwerkende kracht door het op 24 september 2015 door de Bundestag aangenomen Steueränderungsgesetz 2015 gerepareerd.

3) voor zover er stille reserves aanwezig zijn (Stille-Reserves-Klausel). Deze ‘’stille reserve bepaling’’ (§8c, Abs.5 S. 6-9 KStG) houdt in dat de verliezen niet verdwijnen in zoverre daar in Duitsland belastbare stille reserves tegenover staan. De stille reserve wordt bepaald door de waarde in het economische verkeer van de aandelen minus het gehele eigen vermogen als uitgangspunt te nemen.763 Deze uitzondering is mogelijk in strijd met Europees recht, omdat alleen stille reserves, voor zover in Duitsland aanwezig, in aanmerking worden genomen.764 4) op verzoek van een lichaam waarvan de verliezen zouden verdampen als gevolg van een

aandeelhouderswijziging, mits het lichaam sinds haar oprichting, of als dat korter is, gedurende de drie boekjaren voorafgaand aan de aandelenwijziging uitsluitend dezelfde ondernemingsactiviteit heeft uitgevoerd.765 Er moet daarbij sprake zijn van de wettelijke gedefinieerde ondernemingsactiviteit (Geschäftsbetrieb) neergelegd in §8d, Abs.1, S.3 KStG. De verliezen gaan alsnog verloren indien het lichaam vanaf de oprichting of begin van de drie-jaarsperiode als moeder van een fiscale eenheid (Organträger) of als participant in een personenvennootschap (Mitunternehmerschaft) deel heeft genomen, de

ondernemingsactiviteit is stilgelegd (eingestellt) of één van de andere onderstaande schadelijke gebeurtenissen in §8d, Abs. 2 KStG van toepassing is (na

aandeelhouderswijziging),

1) De ondernemingsactiviteit wordt gestaakt (ruhend gestellt);

2) De doelomschrijving (Zweckbestimmung) van de ondernemingsactiviteit wordt gewijzigd;

3) Het lichaam andersoortige activiteiten (zusätzlichen Geschaftsbetrieb) aan haar bedrijfsvoering toevoegt;

4) Het lichaam gaat participeren in een personenvennootschap (Mitunternehmerschaft); 5) Het lichaam gaat deelnemen in een fiscale eenheid als moeder (Organträger);

762 J. Lüdicke/A. Kempf/T. Brink e.a., Verluste im Steuerrecht, Nomos, PricewaterhouseCoopers, 2010, Schriften des Interdisziplinären Zentrums für Internationales Finanz – und Steuerwesen – International Tax Institute der Universität Hamburg, Band 47, blz. 203 en blz. 230.

763 Indien tussen de 25% en 50% van de aandelen worden overgedragen wordt de stille reserve bepaalt door het verschil in de waarde in het economische verkeer van de aandelen en het betreffende pro rata deel van het eigen vermogen van de onderneming. Bij bovenstaande bepaling moet wel rekening worden gehouden dat alleen stille reserves worden meegenomen die belastbaar zijn in Duitsland. Indien (een deel van) de stille reserve toegerekend kan worden aan bijvoorbeeld een buitenlandse dochtervennootschap van de betreffende GmbH telt deze niet mee, aangezien de winst van deze dochtervennootschap onder de Duitse

deelnemingsvrijstelling valt.

764 W. Kessler/C. Spengel, Checkliste potenziell EU-rechtswidriger Normen des deutsches direkten Steuerrechts, Der Betrieb, Beilage 01 zu Heft Nr. 05, 3 februari 2017, blz.27.

765 Op 23 december 2016 heeft de wetgever deze voor belastingplichtige bedoelde versoepling in de wet

167

6) In het lichaam bedrijfsmiddelen (Wirtschaftsgüter) worden ingebracht tegen een waarde lager dan de waarde in het economische verkeer.

De verliezen waarvoor het verzoek wordt ingediend (fortführungsgebundener Verlustvortrag genoemd) worden separaat bij beschikking vastgesteld en worden als eerste verrekend. Zijn de verliezen eenmaal bestempeld, dan moet ook na aandelenoverdracht nog steeds aan bovenstaande voorwaarden worden voldaan. §8d KStG roept in de praktijk de nodige vragen op.766 Zo kan de wettelijke bepaling zo gelezen worden dat ook bij een gedeeltelijke

aandelenoverdracht van meer dan 25% tot en met 50%, het gehele nog te verrekenen verlies als fortführungsgebundener Verlustvortrag wordt bestempeld. Dit zou betekenen dat alle verliezen zouden komen te vervallen (wat op grond van de hoofdregel niet het geval zou zijn) op het moment dat één van de schadelijke gebeurtenissen zich voordoet. Uit de praktijk is daarnaast naar voren gekomen dat de Duitse Belastingdienst voornemens is §8d KStG eng uit te leggen. Ik heb uit de praktijk vernomen dat de Belastingdienst al een bijkomende activiteit in de zin van §8d Abs. 2 Nr. 2 KStG ziet als een restaurant ook een bezorgservice aanbiedt. Een dergelijk standpunt vind ik zeer opmerkelijk, aangezien start-ups (waarvoor §8d KStG in bijzonder werd ingevoerd) daarmee nauwelijks in aanmerking voor toepassing van §8d KStG kunnen komen als hun activiteit in de toekomst wordt veranderd.767

Het Bundesverfassungsgericht heeft beslist dat de pro rata verdamping van verliezen bij een overdracht van meer dan 25% tot 50% in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.768 Lichamen met verliezen, waarvan het belang tussen de 25%-50% wordt gewijzigd worden slechter behandeld dan lichamen waarvan de aandelen niet worden overgedragen, terwijl daar volgens de rechter geen goede rechtvaardigingsgrond voor bestaat.769 De Duitse rechter geeft de wetgever de gelegenheid tot 31 december 2018 om met terugwerkende kracht voor de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2015 de vastgestelde strijdigheid met de grondwet ongedaan te maken en de

verliesverrekeningsbeperking - voor lichamen waarvan het belang met meer dan 25%-50% wijzigt - opnieuw te regelen. Mocht de wetgever geen gehoor geven dan geldt de wettelijke bepaling in die gevallen als nietig voor de hiervoor genoemde periode. Het Bundesverfassungsgericht heeft zich echter niet uitgelaten over de periode vanaf 1 januari 2016. De vraag ligt dus nog open of de nieuw (en hierboven besproken) ingevoerde uitzondering voor "verliezen verdampen niet indien sprake is van dezelfde ondernemingsactiviteiten" wellicht al voldoende is om geen strijdigheid meer met het gelijkheidsbeginsel te constateren. Het Bundesverfassungsgericht heeft zich tevens niet uitgelaten over de vraag of er bij een wijziging van het belang van meer dan 50% (waardoor alle verliezen van de desbetreffende vennootschap zouden verdampen) sprake is van een strijd met de grondwet.770 Het

Bundesverfassungsgericht krijgt daar nog alle gelegenheid toe, aangezien het Finanzgericht

Hamburg die vraag op 29 augustus 2017 aan hem heeft voorgelegd.771

Voor de interpretatie en zienswijze van de wetgever omtrent de Mantelkaufregelung is het besluit van 28 november 2017 van het Duitse Ministerie van Financiën van belang.772 In het besluit (punt

766 Zie bijv. M. Suchanek/G. Rüsch, Erweiterungen der körperschaftsteuerlichen Verlustverrechnung: Der Entwurf zu einem ‘’fortführungsgebundenen Verlustvortrag’’ (§8d KStG-E): Ubg 10/2016, blz.585 en M. Suchanek/ G. Rüsch, Update zu §8d KStG: Die Änderungen im verabschiedeten Gesetz, Ubg 1/2017, blz.7-14.

767 In gelijke zin Tax & Law Special, Nach der Wahl, Steuerpolitik für den Standort Deutschland. Ein Positionspaper des Wissenschaftlichen Beirats Steuern von EY für die neue Legislaturperiode ab 2017, September 2017 onder het hoofdstuk ‘’Reformbedarf bei der Verlustberücksichtigung’’.

768 BVerfG, Beschluss v. 29.03.2017, 2 BvL 6/11.

769 Zie ook M. Ernst/H.-P. Roth, Der Vorhang zu und alle Fragen offen – Zur (Un-)Vereinbarkeit von §8c KStG mit Verfassungsrecht nach der ‘’Paukenschlag’’-Entscheidung des BVerfG, Ubg 2017, 378.

770 Voor een uiteenzetting verwijs ik naar G. Kahlert/A. Schmidt, Nach der Entscheidung des BVerfG zu §8c (Abs. 1) S. 1 KStG: Stünde der Vertrauensschutz einer (rückwirkend) belastenden Neuregelung entgegen? (Zugleich Anmerkung zu BVerfG, B. v. 29.03.2017 – 2 BvL 6/11), FR 2017, blz. 758 e.v.

771 Zie FG Hamburg 29 August 2017 (2 K 245/17, Pressemitteilung vom 30.08.2017).

772 BMF-Schreiben vom 28. November 2017 - IV C 2 - S 2745-a/09/10002 :004 - 2017/0789973, Verlustabzugsbeschränkung für Körperschaften (§8c KStG).

168

66) wordt onder meer opgemerkt dat de regeling op grond van de hierboven genoemde uitspraak van het Bundesverfassungsgericht niet wordt toegepast op de desbetreffende gevallen.

6.4 Beschouwing / conclusie

In dit hoofdstuk heb ik onderzocht hoe de verliesverrekeningsregels er uitzien in de

vennootschapsbelasting, respectievelijk de Körperschaftsteuer (en summier de Gewerbesteuer) en welke verschillen en overeenkomsten er bestaan tussen de verliesverrekeningstermijnen, houdster- en financieringsverliesregeling en de regeling ter voorkoming van handel in verlieslichamen. Uit de analyse van het Nederlandse gedeelte komt mij voor dat op hoofdlijnen de volgende discussiepunten de boventoon voeren:

 De inbreuk van de verliesverrekeningstermijnen op de totaalwinstgedachte;  De houdbaarheid van de houdster – en financieringsverliesregeling;

 De inbreuk van de regeling ter voorkoming van handel in verlieslichamen op de VPB-structuur, waarbij het niet past om rekening te houden met de achterliggende aandeelhouders van een verlieslichaam.

Over het algemeen is mijn indruk dat de Duitse wetenschap en praktijk niet echt enthousiast zijn over de (invulling van) de Duitse verliesverrekeningsregels. Uit een studie van Lüdicke, Kempf en Brink blijkt volgens hen bijvoorbeeld dat de Duitse verliesverrekeningsregels als zeer complex worden ervaren en dat diverse (samenloop van) regelingen niet op elkaar zijn afgestemd.773 Lüdicke geeft aan dat indien men door de verschillende wetten (EStG, KStG, AStG, InvStG) bladert men op

meerdere tientallen bepalingen stoot die op enigerlei wijze met verliezen van doen hebben en dat er blijkbaar veel verschillende soorten verliezen worden onderscheiden afhankelijk van de aard van onderneming, activiteit of gebeurtenis.774 Ook de Wissenschaftliche Beirats Steuern von EY doet een oproep aan de regering de verliesverrekeningsregels te hervormen.775 Zij geven onder meer aan:

‘’Die Regelungen zur Berücksichtigung von Verlusten sind hoch komplex, gehen zu sehr über das ursprüngliche Ziel einer Missbrauchsvermeidung hinaus und sind verfassungsrechtlich wie EU-beihilferechtlich mit hoher Rechtsunsicherheit belastet.’’ Bij het onderzoek naar de Duitse

verliesverrekeningsregels kan ik het geschetste beeld van de auteurs/onderzoekers bevestigen. Over het algemeen kan hieruit geconcludeerd worden dat de Duitse rechtsregels omtrent

verliesverrekening niet of in mindere mate voldoen aan de kwaliteitseisen onderlinge samenhang en eenvoud/duidelijkheid/toegankelijkheid als onderdelen van de fiscaal-juridische toets, respectievelijk de fiscaal-wetstechnische toets uit mijn toetsingskader.

Ondanks het wellicht wat negatieve geluid over de Duitse verliesverrekeningsregels in het algemeen kan het uiteraard zo zijn dat het relatief gezien allemaal nog een stuk beter geregeld is in Duitsland qua verliesverrekeningregels dan in Nederland het geval is, of dat bepaalde (delen)

verliesverrekeningsregels aanbevelenswaardig zijn. Hieronder geef ik aan de hand van mijn toetsingskader (zie hoofdstuk 1.3.2.4) aan of Duitsland een rechtsregel (oplossing of benadering) heeft die aanbevelenswaardig is, of kan zijn, voor de vennootschapsbelasting ten aanzien van bovengenoemde discussiepunten.

773 Post haalt in zijn boek D.R. Post, De invloed van belangenwijzigingen op verliesverrekening, Fiscaal wetenschappelijke reeks nr. 20, SDU 2012, paragraaf 6.7.2. treffend een passage aan uit de studie van Lüdicke, Kempf en Brink ‘’es zeigt sich erneut: Das System der steuerlichen Verlustnutzung ist inzwischen

derart komplex, dass Änderungen an einem Ende leicht zu ungewollten, widersprüchlichen und

möglicherweise nicht hinnehmbaren Auswirkungen am anderen Ende führen können‘‘. J. Lüdicke/A. Kempf/T.

Brink e.a., Verluste im Steuerrecht, Nomos, PricewaterhouseCoopers, 2010, Schriften des Interdisziplinären Zentrums für Internationales Finanz – und Steuerwesen – International Tax Institute der Universität Hamburg, Band 47, blz. 323.

774 J. Lüdicke, Der Verlust im Steuerrecht, DStZ 12/2010, blz 435.

775 Tax & Law Special, Nach der Wahl, Steuerpolitik für den Standort Deutschland. Ein Positionspaper des Wissenschaftlichen Beirats Steuern von EY für die neue Legislaturperiode ab 2017, September 2017 onder het hoofdstuk ‘’Reformbedarf bei der Verlustberücksichtigung’’.

169

6.4.1 Mindestbesteuerung gecombineerd met een onbeperkte voorwaartse