• No results found

2 Het fiscale krachtenveld (mogelijke factoren die van invloed kunnen zijn op de winstbelasting van lichamen)

2.12 Beschouwing en conclusie

Bestaande rechtsregels zijn zowel in Duitsland als in Nederland ingebed in een ruimer geheel en een Duitse rechtsregel kan niet zonder meer (door alleen naar de afzonderlijke regeling te kijken) worden geïmplementeerd in Nederland. Spanjers geeft het mijns inziens in de volgende bewoordingen treffend weer: ‘’De vormgeving van een belastingstelsel vindt plaats in een complex beleidsmatig en

politiek krachtenspel. Juridische, economische, uitvoeringstechnische, internationale,

begrotingspolitieke en vele andere belangen boksen niet zelden tegen elkaar voor de overwinning.’’250

In dit hoofdstuk heb ik uiteengezet welke mogelijke factoren van invloed kunnen zijn op de

winstbelasting van lichamen in Nederland en Duitsland.251 Hieruit blijkt dat Nederland en Duitsland veel overeenkomsten kennen, maar ook verschillen:

 Demografisch, staatsrechtelijk en bestuurlijk wijkt Nederland enigszins af van Duitsland. Fiscaal gezien uit zich dat bijvoorbeeld in het feit dat in Duitsland naast de bond ook de deelstaten en gemeenten relatief veel (fiscale) macht hebben in vergelijking met de provincies en gemeenten in Nederland (hoofdstuk 2.2).

244 Vergelijk R.H. Happé, Het tijdperk van splendid isolation voor de fiscaliteit ligt definitief achter ons, WFR 2012/1162

245 Zie bijvoorbeeld V.E. Broeders/F.M. van der Zeijden, De interactie tussen het civiele en het fiscale recht, WFR 2014/1496.

246 R. Hütteman, Besteuerung von Unternehmen – Entwicklungen und Ausdifferenzierung, StuW 1/2014, blz. 66.

247 I.D.M. Dingemans/F.M. van der Zeijden/M.R. Verburgh, Rechtseenheid op losse schroeven: De AIFMD in de fiscaliteit, WFR 2016/205.

248 Zie Nijssen die verslag doet van de oratie van Bobeldijk. W. Nijssen, Invloeden op de vennootschapsbelasting, WFR 2012/63, paragraaf 4.

249 Zie hieromtrent bijvoorbeeld H. Kahle/A. Dahlke/S. Schulz, Zunehmende Bedeutung der IFRS für die Unternehmensbesteuerung? StuW 3/2008, blz.27-274.

250 M.P.A. Spanjers, Broer voor de belastingdienst, NTFR-A 2015/13, blz. 13.

68

 Duitsland en Nederland zijn voor elkaar belangrijke handelspartners. Hoewel de Nederlandse economie sterk afhankelijk is van de Duitse economie is er wel een duidelijk verschil ten aanzien van de benadering van de binnenlandse en buitenlandse markt. Nederland heeft traditioneel gezien een veel grotere internationale focus vanwege onder andere de kleinere binnenlandse (afzet)markt. Waarschijnlijk is er daardoor in Nederland veel meer aandacht voor het hebben en houden van een fiscaal aantrekkelijk vestigingsklimaat, hetgeen ik onder meer afleid uit expliciete opmerkingen hierover de Nederlandse parlementaire stukken. In Duitsland is deze focus veel minder aanwezig en nemen traditioneel gezien binnenlandse familiebedrijven en personenvennootschappen een belangrijke plaats in.

In beide landen is er in de fiscale wetgeving rekening gehouden met de economische dimensie van het belastingrecht. Dit zal onder meer blijken in de komende hoofdstukken waarin het leerstuk van de deelnemingsvrijstelling, het fiscale eenheidsregime en fusie – en splitsingsfaciliteiten worden besproken (hoofdstuk 2.3).

 In beide landen is een gelijke trend zichtbaar ten aanzien van de maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de winstbelasting van lichamen. De laatste jaren is er in beide landen meer aandacht voor corporate governance, belastingontwijking en belastingontduiking en het bijdragen van een fair share aan de maatschappij, al dan niet om reputatieschade te voorkomen (hoofdstuk 2.4).

 Nederland wordt vaker gezien als flexibeler en pragmatischer in vergelijking met Duitsland als het gaat om omgangsvormen en arbeidsverhoudingen (hoofdstuk 2.5).

 Zowel Nederland als Duitsland kennen over het algemeen een stabiele politieke situatie. Politieke partijen en belangengroeperingen hebben in beide landen een belangrijke invloed bij de totstandkoming van fiscale wetgeving (hoofdstuk 2.6).

 In de afgelopen decennia is de invloed van het Europese fiscale recht en internationale fiscale ontwikkelingen op het nationale fiscale recht in Nederland en Duitsland groter geworden. Beide landen moeten de Europese Antibelastingontwijkingsrichtlijnen (ATAD1 en ATAD2) implementeren in wetgeving, al zal dat Duitsland waarschijnlijk minder moeite kosten. Het lijkt er namelijk op dat Duitsland een grotere stempel heeft kunnen drukken op deze Europese regelgeving, aangezien veel regels uit de richtlijn in Duitsland reeds van toepassing zijn. Ook moeten Nederland en Duitsland er rekening mee houden dat mogelijk in de toekomst de C(C)CTB zal worden geïmplementeerd. Het politieke beleid van Nederland ten aanzien van Europees recht en internationale fiscale ontwikkelingen wijkt mijns inziens enigszins af van het Duitse beleid, in die zin dat Nederland wat terughoudender reageert wat harmonisatie betreft (mogelijke mede vanwege de focus op het fiscale vestigingsklimaat). Aan de andere kant lijkt Duitsland minder voortvarend te reageren als het gaat om (voor de schatkist negatieve) beslissingen van het Europese Hof van Justitie (hoofdstuk 2.7 en 2.8).  Fiscale wetten komen in beide landen democratisch tot stand, waarbij de nodige

kwaliteitseisen worden gesteld aan de wetgeving. In tegenstelling tot Nederland kan er in Duitsland wel rechterlijk getoetst worden aan de Grondwet en aan algemene

rechtsbeginselen. In Nederland kan wel getoetst worden aan internationale rechtsbeginselen. Mijns inziens blijkt uit de tot op heden gewezen Nederlandse

jurisprudentie over toetsing aan art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR dat de Hoge Raad hierin echter terughoudend is (hoofdstuk 2.9).

 Zowel Nederland als Duitsland is over het algemeen gezegend met een competente en betrouwbare fiscale uitvoeringsinstantie.252 Wat betreft de uitvoering van fiscale wetgeving constateer ik dat de Nederlandse Belastingdienst over het algemeen informeler,

toegankelijker en pragmatischer is dan de Duitse Finanzverwaltung. Dit uit zich onder andere in het Nederlandse horizontaal toezicht traject in vergelijking met de zeitnahe

Betriebsprüfung in Duitsland, in het verschil in mogelijkheden voor vooroverleg en het

rulingbeleid. De in hoofdstuk 2.4.2 en 2.8 geschetste ontwikkelingen omtrent de discussie over (internationale) belastingontwijking en politieke EU-druk hebben mijns inziens wel

252 Dat neemt niet weg dat er zowel in Nederland als in Duitsland in de loop der jaren zowel de nodige IT- als personeelsproblemen zijn geweest. Zie hierover ook hoofdstuk 2.10.1 en A.C. Breuer/A.J.A. Stevens, Fiscale ontwikkelingen in Duitsland, WFR 2016/3, paragraaf 7.

69

geleid tot een aankondiging van de staatssecretaris dat het rulingbeleid wordt hervormd.253 Al met al is er mijns inziens in de laatste jaren een verharding te constateren in de relatie tussen de Nederlandse belastingplichtige (en de adviseur) met de Nederlandse

Belastingdienst (hoofdstuk 2.10).

 Zowel in Nederland als Duitsland hebben andere rechtsgebieden, zoals het

jaarrekeningenrecht of het civiele recht, invloed op het fiscale recht (hoofdstuk 2.11). Uit het onderzochte in dit hoofdstuk kunnen mijns inziens de volgende conclusies worden getrokken. Ten eerste kan aan de hand van dit hoofdstuk een verklaring worden gegeven waarom de bestaande rechtsregels in de winstbelasting van lichamen in Nederland en Duitsland zijn zoals ze zijn.254 Ten tweede kan mijns inziens geconcludeerd worden dat Nederland en Duitsland veel met dezelfde factoren te maken hebben die de winstbelasting van lichamen kunnen beïnvloeden. Mijns inziens zijn de hierboven genoemde verschillen niet van dien aard dat op voorhand geconcludeerd kan worden dat een Duitse rechtsregel niet zou passen binnen het bestaande Nederlandse rechtstelsel (vergelijk de fiscaal-juridische toets uit mijn toetsingskader). Met andere woorden kan uit de constateringen in dit hoofdstuk mijns inziens geconcludeerd worden dat een bepaalde Duitse rechtsregel in beginsel op grond van de demografische, staatsrechtelijke, bestuurlijke, economische, maatschappelijke,

culturele, politieke, internationale, EU-rechtelijke, uitvoerbare gronden en gezien het karakter en ontwikkelingsniveau van beide rechtssystemen zou moeten kunnen worden ingevoerd in

Nederland.255

Ten derde is mijns inziens uit dit hoofdstuk duidelijk geworden dat een aantal factoren extra aandacht verdient. Zo is gebleken dat het internationale en Europese recht een belangrijke invloed hebben (gehad) op de nationale wetgeving in beide landen. Dit aspect zal in mijn onderzoek naar voren komen door de rechtsregels te toetsen aan internationaal- en Europees recht (onderdeel van de fiscaal-juridische toets). Mijns inziens zal ook rekening moeten worden gehouden met de

internationale en Europese ontwikkelingen (de discussie over fair share, het fiscale vestigingsklimaat en mogelijke invoering van een C(C)CTB en het fiscale vestigingsklimaat). Dit aspect komt in mijn onderzoek terug door middel van toetsen aan de internationale/Europese fiscale

ontwikkelingentoets. Wel merk ik op dat ik deze toets minder zwaar vind wegen dan de overige toetsen. Verder is het opvallend dat in Duitsland expliciet door het Bundesverfassungsgericht aan de grondwet en algemene rechtsbeginselen getoetst kan worden. Dit punt komt ook nadrukkelijk in de fiscaal-juridische toets in mijn onderzoek naar voren. Daarnaast blijkt uit dit hoofdstuk dat het interessant is om te onderzoeken hoe een rechtsregel in Nederland en Duitsland – gegeven de ratio – is vormgegeven en wordt uitgevoerd en gehandhaafd. Dit laatste met name ook vanwege de in dit hoofdstuk geconstateerde verschillen tussen (het beleid van de) Belastingdienst en

Finanzverwaltung. Dit punt komt nadrukkelijk terug in de fiscaal-beleidsanalytische toets uit mijn

toetsingskader.

253 Brief van de staatssecretaris van Financiën, 18 februari 2018, onderzoek rulings met een internationaal karakter, kenmerk 2018-0000024590.

254 Zie ook H. Vording, Waarom was rente ook al weer aftrekbaar, NTFR 2011/1960. Hij merkt op dat fiscale wetgeving padafhankelijk is en dat de opties van nu voornamelijk bepaald worden door keuzen uit het verleden. Hij geeft aan dat de belangrijkste verklaring voor onze fiscale regels daarmee is dat we ze nu eenmaal hebben; bestaande maatschappelijke belangen hebben zich naar die regels gevoegd en ze waar nodig wat aangepast.

255 Voor het inpassen van buitenlands recht in nationaal recht zie ook Th.M. de Boer, Vergelijkenderwijs; de inspiratie van buitenlands recht, WPNR 1992/6033, blz. 48.

70