• No results found

Habermas’ politieke theorie

In document politieke parresia (pagina 31-36)

2. Een democratisch ideaal

2.2 Deliberatieve democratie

2.2.2 Habermas’ politieke theorie

Habermas stelt dat de ontwikkeling van menselijke samenlevingen te zien valt als een krachtmeting tussen leefwereld en systeemwereld. Deze ontwikkeling begon volgens

Habermas bij een opkomende onbepaaldheid omtrent sturende mechanieken als godsdienst en gedeelde tradities. Deze onbepaaldheid kwam op in tijden van handel en technologische vooruitgang, waarbij de rest van de wereld steeds dichterbij kwam en interactie ging

plaatsvinden tussen mensen met totaal verschillende opvattingen over waarheid en moraal.46

Het was volgens hem onontkoombaar voor een wereld waarin er geen integratie kon plaatsvinden op basis van waarheden en waarden, er andere vormen van

samenlevingscoördinatie ontstonden, zoals door de media geld en macht. Dit was de opkomst van de systeemwereld. Habermas stelt, aan de hand van Emile Durkheim, dat er verschillende schaalvergrotingen zijn geweest binnen het denken die voor een deel te danken zijn aan de opkomst en groei van systeemwerelden. Er werd bijvoorbeeld door de ontwikkeling van het eigendomsrecht een verbinding gemaakt tussen cognitief-instrumenteel denken van het kapitalisme en de moraal.47

Tussen deze opkomende systeemwerelden van macht en geld stond de leefwereld. De mensen in deze leefwereld moesten zich gaan ontwikkelen tot burgers van een open

samenleving, in staat om los te komen van de normativiteit van de eigen gebruiken. Habermas stelt deze ontwikkeling gelijk aan de decentrerende ontwikkeling van een kind, waarbij het leert een steeds minder egocentrisch standpunt in te nemen. Het wordt steeds beter in staat om zich in anderen te verplaatsen en vanuit hun standpunt te praten.48 Dit gebeurde ook met samenlevingen, waarbij het egocentrisme dan te zien valt als het onbewust gebonden zijn aan tradities en generatieoude normen en waarden van de eigen samenleving. Men moest gaan begrijpen dat de uitheemse handelspartner bestond uit eigen wereldperspectieven,

bijbehorende morele houdingen en daarmee corresponderende geldigheidsaanspraken. Deze differentiatie leidde vervolgens tot het grondig kijken naar de eigen cultuur, zodat er

doeltreffend gecommuniceerd kon worden over ieders overtuigingen en de beste weg om te kunnen samenwerken. Dit mondde uit in gespecialiseerde culturele subsystemen zoals wetenschap, recht en kunst.49 En uiteindelijk leidde dit ertoe dat men is gaan kunnen

onderscheiden tussen doelrationeel handelen en communicatief handelen door zich telkens af

46 Habermas, J. (1982). Theorie des kommunikativen Handelns, a, pg 105 47 Habermas, J. (1982). Theorie des kommunikativen Handelns, b, pg 124 48 Habermas, J. (1982). Theorie des kommunikativen Handelns, a, pg 106 49 Habermas, J. (1982). Theorie des kommunikativen Handelns, a, pg 109

te vragen: wie zijn zij en wat willen ze, wie zijn wij en wat willen wij en hoe komen we tot de beste of meest doeltreffende samenwerking.

Deze manier van denken heeft ook binnen de samenleving post gevat. Dit betekent niet dat we vanaf dat moment alleen maar communicatief zijn gaan handelen: zoals gezegd ligt juist met het leven volgens rechten en wetten systeemdenken op de loer, omdat men dan op een cognitief-instrumentele manier strategisch of mechanisch deze wetten kan gaan toepassen of ontwijken. Dit is een eigenschap van het systeem van macht en markt, dat altijd zal proberen te woekeren: omdat strategisch handelen altijd gericht is op meer, op meer invloed (in het systeem van macht) en meer rijkdom (in het systeem van de markt), zal het altijd een uitwaaierende dimensie hebben.50 Maar toch stelt Habermas dat juist al deze (systeem)ontwikkelingen er toe hebben geleid dat we zo volledig en inclusief hebben geleerd na te denken, waarbij we onderscheid kunnen maken tussen waarheid, juistheid en

waarachtigheid en ze alle drie tegelijkertijd kunnen hanteren in het communicatief handelen. In de samenleving werd daardoor geen genoegen meer genomen met dwang op een van die gebieden door de staat. Het machtmechanisme van een wet is in principe niet meer acceptabel voor een burger in de leefwereld. Het moet nu ook een morele en procedureel juiste grond hebben:‘Es genügt nicht, daß der Vertrag gebilligt werd, es muß gerecht sein, und die Art, in

der die Zustimmung gegeben wird, ist lediglich das äußere Kriterium für den Grad der Billigkeit des Vertrags.’51 Deze ontwikkeling heeft volgens Habermas er ook onherroepelijk

toe geleid dat het enige wenselijke systeem de democratie is. Doordat mensen en

samenlevingen aan het juk van de traditie zijn ontsnapt en zich hebben moeten ontwikkelen als objectieve, morele en authentieke sprekers, nemen ze geen genoegen meer met een staat die ze iets oplegt, zoals bovenstaand citaat ook illustreert. Mensen zijn betrokken geraakt in een evaluatieve activiteit en het kan niet anders dan dat de staat zich daarnaar vormt:

‘“Unter diesem Gesichtspunkt erscheint uns die Demokratie somit als die politische Form, durch welche die Gesellschaft zum reinsten Bewußtsein ihrer selbst gelangt. Ein Volk ist um so demokratischer, als die Überlegung, die Reflexion, der kritische Geist im Gang der öffentlichen Angelegenheiten eine immer wichtigere Rolle spielen.

50 Hierin zit wederom een belangrijk overeenkomst van Lefort met Habermas. Zowel Lefort als Habermas ziet een gevaar in een opkomende en onderdrukkende macht. Lefort ziet dat echter als een facet van de totale macht die er is, namelijk de top-down macht. Er is ook een machtscomponent in de bevolking die ingezet kan worden. Macht is onlosmakelijk verbonden met de mens in samenlevingsverbanden. Habermas daarentegen wil in zijn vroege werk macht helemaal uitbannen in zijn communicatief handelen. Later komt hij hier een beetje op terug, zoals uitgelegd in paragraaf 2.3.

[…] Die Demokratie (…) ist der Charakterzug, den die Gesellschaften immer stärker annehmen. […] Weil sie (die Demokratie) die Herrschaft der Reflexion ist, erlaubt sie es dem Bürger, die Gesetze seines Landes mit mehr Einsicht, mithin mit weniger Passivität zu akzeptieren. Weil es ständige Kommunikationen zwischen ihnen und dem Staat gibt, ist der Staat für die Individuen nicht mehr wie eine äußere Gewalt, die ihnen einen ganz mechanischen Antrieb aufzwingt. Dank dem fortwährenden

Austausch zwischen ihnen und ihm schließt sich sein Leben an das ihre an, so wie das ihre sich an das seine anschließt.”’52

Het probleem is alleen, zoals het voorbeeld van het strategisch gebruik van rechten en wetten al aangaf, dat de systeemwereld is gaan infiltreren in gebieden waar communicatief handelen gewoon en gewenst is. Allereerst, zegt Habermas, zie je het strategisch denken steeds meer in de leefwereld opduiken. Zo worden huishoudens vaak gerund op basis van het

huishoudboekje en worden scholen steeds meer bedrijven waar het niet gaat om kinderen maar om scores. Maar, belangrijker voor dit onderzoek: het grijpt ook om zich heen in de politiek. De politiek beweegt zich op de grens van systeem en leefwereld. In de politiek gaan de verkiezingen over winnen en verliezen van macht om beleid te vormen. De dagelijkse politieke praktijk is bezig de leefwereldmoraal vast te zetten in wetten die direct verbonden worden met de rechterlijke macht en de uitvoerende macht. Deze zijn beide, naast evaluatieve instituten voor concrete gevallen, ook instituten van macht; systeemgebieden waar het

gedachteloos uitvoeren van die wetten en machtsmisbruik op de loer ligt. Ook is de politiek de waarborger van de vrije markt en moet het denken in winst en verlies voor het beheer van haar eigen begroting.

Habermas stelt een democratie voor die, net zoals de democratie van Lefort, gebaseerd is op een midden tussen positieve en negatieve rechten, of althans van de beste eigenschappen van die rechten. De politiek van de efficiëntie, het liberalisme, is de grootste vijand van de leefwereld, want die politiek gaat alleen over strategie om meer macht of meer geld te verkrijgen.53 Als politiek alleen maar gaat over economie, dan is het moeilijk om de macht

van de staat te rechtvaardigen tegenover de kiezer die ook een morele grond voor zijn

geboden wenst.54 Liberalisme heeft aan de andere kant een besluitvorming die gebaseerd is op

fairness: Er wordt in principe gedachteloos gekeken naar wat de meerderheid wil, maar het

52 Habermas, J. (1982). Theorie des kommunikativen Handelns, b, pg 125, waarin hij Durkheim citeert. 53 Habermas, J. (1996). Three normative models of democracy in Democracy and difference, contesting the boundaries of the political. Benhabib, S. (Ed.), New Jersey: Princeton University Press, 21-30

moet wel stroken met het vrijheids- en gelijkheidsideaal van de bescherming van het individu. De politiek van waarden, het republicanisme, is volgens Habermas te soft en gebruikt

voornamelijk de normatieve en de dramaturgische rationaliteit. Hij vindt echter de grondslag van het republicanisme, namelijk het luisteren naar de voorkeuren van de burger en het

daaropvolgende gesprek over waarden, wel van belang en democratischer dan het liberalisme, waar de politiek voornamelijk lijkt te gaan over het optimaliseren van de markt. Maar politiek gaat uiteindelijk wel over meer dan alleen waarden:

‘Political questions may not be reduced to the type of ethical questions where we, as members of a community, ask who we are and who we would like to be. In its

communitarian interpretation the republican model is too idealistic.’55

Vooral de normatieve rationaliteit gaat het moeilijk krijgen als men in de huidige plurale samenlevingen moet bepalen hoe men met elkaar omgaat. Daar gaan we volgens Habermas niet uitkomen. Daarbij komt het probleem van de ‘juridificatie’, het binnendringen van wetten in de leefwereld. Te veel Bildung is een misbruik van macht.56

Waar we volgens Habermas wel uit kunnen komen is het thema van rechtvaardigheid binnen de democratie. Wat rechtvaardig is, komt voort uit zijn ‘universalisatieprincipe’, wat grofweg inhoudt dat een uitspraak valide is als het door iedereen, die erbij betrokken is, wordt geaccepteerd zonder dwang.57 Dit valt te zien als een morele epistemologie, die in de praktijk wordt gebracht wanneer een spreker zich alleen zou bezig houden met het laten begrijpen van zijn uitspraak. Hier kom ik, zoals gezegd, in hoofdstuk drie op terug. Deze epistemologie gaat bijvoorbeeld over wanneer een wet als rechtvaardig gezien mag worden. Op basis hiervan geeft Habermas een viertal voorwaarden waaraan voldaan moet worden om te kunnen spreken van de juiste procedure van het tot stand komen van gemeenschappelijke waarheidsaannames in het algemeen, maar die ook en vooral toe te passen zijn op het bestuur van een

samenleving.58 Allereerst mag niemand die in staat is om mee te doen, uitgesloten worden.

Binnen het gesprek moet ieders stem even waardevol worden geacht. De spreker moet vrij zijn om zijn oprechte mening te geven zonder dat hij daarbij de toehoorders of zichzelf

55 Habermas, J. (1994). Three normative models of democracy, pg 24

56 Zelfde uitspraak in andere woorden bij Lefort. En ook Habermas ziet wetten tegelijkertijd als deel van de oplossing: mensenrechten beschermen tegen teveel inmenging.

57 Habermas, J. (1998). The inclusion of the other: Studies in political theory. Cambridge: Mit Press, pg 42 58 Deze voorwaarden lijken opmerkelijk veel op de beschrijving van de Atheense democratie door Perikles, begincitaat. De regels van Habermas zijn meer op het tegengaan van dwang gericht, wat je in de lijkrede niet terug vindt.

misleidt. En als laatste moet er nergens in het proces of de procedure van het gesprek dwang te vinden zijn.59 De derde en het procesgedeelte van de laatste voorwaarde vallen af te leiden uit de criteria van machtsvrije taal, namelijk of er waar, juist en waarachtig wordt en kan gesproken worden en sluit uit dat er alleen vanuit het republicanisme of het liberalisme gesproken wordt.60 De eerste twee voorwaarden en het proceduregedeelte van de laatste voorwaarde komen direct uit het universalisatieprincipe en zijn te bewerkstelligen door regels.

Habermas erkent dat aan deze voorwaarden vaak niet voldaan worden of haalbaar zijn in de praktijk, maar toch hebben ze een belangrijke functie. Ze kunnen namelijk gelden als maatstaf voor debat, maar ook als criteria om achteraf te bepalen of een uitspraak valide en redelijk is. Als er geen buitengesloten betrokkenen, ongelijke behandeling, misleiding, zelfdeceptie of dwang te vinden is, dan hebben we waarschijnlijk te maken met een juiste procedure en dus een valide uitspraak.

Als aan alle voorwaarden voldaan wordt in het bestuur van een land, dan hebben we volgens Habermas het ideaal van de ‘deliberatieve democratie’ bereikt.61 Deze deliberatieve

democratie kent dezelfde voorwaarden als het communicatieve handelen en combineert dit met de beste eigenschappen van het liberalisme en het republicanisme: de compromissen die gesloten worden als er conflicterende belangen zijn, op basis van fairness bij het liberalisme, en het ethisch-politieke discours wat voortkomt uit de dialoog over waarden bij het

republicanisme.62 Doordat er nu een juiste procedure is ontstaan die waarborgt dat we vanuit communicatief handelen op basis van wat waar, juist en waarachtig is tot besluiten komen, worden deze besluiten vanzelf normatief. Men praat met elkaar op zo’n manier dat er ruimte is om te komen tot ‘the better argument’, overeenstemming over het beste argument om tot een praktisch, ethisch en gewenst beleid te komen.63 Alle werelden en alle mensen worden erin gekend.

59 Habermas, J. (2008). Between naturalism and religion: Philosophical essays. Cambridge: Polity press, pg 89 60 Of er voldaan wordt aan deze voorwaarden kan via de taal ook getoetst worden, hoewel dat in het geval van zelfdeceptie moeilijk vast te stellen is. Maar door een gesprek of een relaas te bekijken op stigma’s, heilige huisjes, tradities en schijnbaar absolute waarheden, kan er al een beeld gegeven worden van de machtsvrijheid van de situatie.

61 Habermas, J. (1994). Three normative models of democracy, pg 25 62 Habermas, J. (1994). Three normative models of democracy, pg 26

63 Na deze uiteenzetting is het interessant om op te merken dat Habermas met zijn theorie voortborduurt op de theorie van zijn leermeester Hans-Georg Gadamer. ‘What the Others are saying could be right!’ is een populaire vertaling van het Sokratische 'eumeneis elenchoi' waar Gadamer gebruik van maakt. Gadamer zegt daarover: ‘Goodwill is what Platon calls ‘eumeneis elenchoi’. That means: we do not try to keep right, we rather try to strengthen the other side as far as possible so that his/her assertation becomes somewhat convincing. Such an attitude seems to me convincing for any interpretive understanding.’ (Stolze, R. (2011). The translator’s approach – Introduction to translational hermeneutics. Verlag für wissenschaftliche Literatur, Berlin: Frank & Timme GmbH, pg 70). Gadamer benadrukt dat we moeten uitgaan van de waarheid, en daarin verschilt Habermas van zijn leermeester. Hoewel de procedures die Gadamer beschrijft lijken op de waarheids-,

In document politieke parresia (pagina 31-36)