• No results found

Gerealiseerde steekproef: scholen

Hoofdstuk 2. Steekproef, werving en onderzoeksgroep

2.4 Gerealiseerde steekproef: scholen

Hoewel het bruto wervingsresultaat 101 scholen bedroeg, ligt het nettoresultaat lager. Uiteindelijk zijn zes scholen uitgevallen, ondanks toezeggingen. De redenen hiervoor waren divers:

reorganisatie/nieuwe directeur die niet akkoord ging met de reeds gemaakte afspraken (1 school);

onrust in de (nieuwe) groep 8 (1 school); langdurige ziekte van de vaste groepsleerkracht (2 scholen), onvoldoende draagvlak voor het onderzoek onder ouders (1 school); en zwangerschapsverlof (waarbij vervangende leerkracht niet wilde deelnemen, 1 school).

Met de uitval van deze zes scholen bedroeg het netto wervingsresultaat 95 scholen. Tabel 2.12 laat de gerealiseerde steekproef zien. De deelnemende scholen, 32 VVTO scholen en 63 EIBO scholen, zijn min of meer verdeeld over de steekproefcellen zoals beoogd. Ten opzichte van de

steekproefverdeling misten dus vijf EIBO scholen. Vier van deze vijf scholen zitten in het stratum

‘EIBO-S4o2 (reguliere school met >0-10% gewichtenleerlingen). In aantal blijft dit met 34 scholen wel de grootste groep van de acht combinatiestrata.

Zoals in paragraaf 2.2.1 is beschreven, waren de aanwezige bronnen onvoldoende eenduidig waar het gaat om het aantal VVTO-scholen in Nederland. Om na te gaan of een school, die volgens de steekproef een VVTO-school zou zijn dit ook daadwerkelijk was, is in het eerste persoonlijke wervingscontact aan de hand van twee vragen gecheckt of de leerlingen in groep 8 vanaf schooljaar 2013-2014 (of eerder) Engels hebben gehad (zie paragraaf 2.2.1). Dat is bij alle beoogde VVTO scholen gebeurd; bij EIBO-scholen kwam dit gaandeweg het gesprek soms aan de orde, maar is dit niet systematisch bevraagd. In paragraaf 2.3.4 wordt reeds beschreven dat tijdens de werving twee scholen al niet bleken te voldoen aan de steekproefcriteria en daarom op voorhand niet zijn geworven.

Met scholen die hadden toegezegd te willen deelnemen is in het najaar een afspraak gemaakt voor een schoolbezoek door ofwel de ambassadeur ofwel de hoofdtestleider, het zogenaamde intakegesprek, dat in paragraaf 4.4 nader wordt toegelicht. Tijdens dit gesprek werd onder meer een korte schoolvragenlijst afgenomen. Deze vragenlijst bevatte onder andere vragen over de profielkeuze van de school (EIBO, vervroegd EIBO, VVTO) en over de onderwijstijd Engels in de leerjaren 1-8 van de deelnemende groep-8 leerlingen.

Gedurende de dataverwerking, na afloop van alle afnamen binnen het hoofdonderzoek, bleek uit de intakegegevens dat voor enkele scholen de profielkeuze en/of de gerapporteerde onderwijstijd niet overeenkwam(en) met het beoogde steekproefstratum. Via telefonisch contact met deze scholen zijn de onduidelijkheden voorgelegd en is nagegaan hoe de school daadwerkelijke getypeerd moest worden. Dit heeft geleid tot een verschuiving in de uiteindelijke verdeling naar strata binnen de gerealiseerde steekproef. Specifiek gaat het om vier beoogde EIBO scholen die, na verificatie, alsnog aan het VVTO criterium bleken te voldoen en om drie beoogde VVTO scholen die niet voldeden aan de harde eis van het inruimen van onderwijstijd Engels vanaf schooljaar 2013-2014 (of eerder), maar getypeerd moesten worden met het profiel ‘vervroegd EIBO’ (bijvoorbeeld Engels vanaf leerjaar 5). Het uiteindelijke databestand bevat derhalve gegevens van 62 EIBO scholen en 33 VVTO scholen, zoals blijkt uit de kolom ‘Deelname na correctie’ in Tabel 2.11.

Tabel 2.11: Aanmelding en daadwerkelijke deelname naar stratum

Bij de evaluatie op de hoofdcategorie ’type school’ is te zien dat de EIBO-scholen nu 65,3% van de gerealiseerde steekproef uitmaken (van de beoogde 68%); het percentage VVTO-scholen steeg van 32 naar 34,7%. Hiermee zijn de VVTO scholen (sterker) oververtegenwoordigd ten opzichte van de steekproefopzet. Door in de verdere analyses in dit rapport terug te wegen naar de populatie wordt in de analyseresultaten deze oververtegenwoordiging tenietgedaan. Bij de gewichtenstrata zijn de mutaties in de gerealiseerde steekproef na deze correctie kleiner, in alle gevallen verschilt het percentage ongeveer 1 procentpunt. In het vervolg van dit rapport wordt gebruik gemaakt van deze gecorrigeerde versie van de indeling van scholen.

2.4.1 Representativiteit op schoolniveau

Om de representativiteit van de gerealiseerde steekproef na te gaan is een aantal achtergrondkenmerken van de totale set deelnemende scholen vergeleken met die van de landelijke populaties basisscholen.

Tabel 2.12 bevat de verdeling naar regio, mate van stedelijkheid, schoolgrootte, percentage gewichtenleerlingen op schoolniveau, toezichtarrangement en denominatie binnen de steekproef vergeleken met de totale populatie basisscholen. De eenheid ‘school’ is in deze peiling gedefinieerd door de combinatie van BRIN-code en vestigingsnummer. Ook nevenvestigingen zijn dus, net als bij de steekproef, betrokken in de vergelijking. In tegenstelling tot de steekproef (schooljaar 2016-2017) kon bij deze vergelijking wel gebruik gemaakt worden van de landelijke DUO-schoolgegevens van het schooljaar van de afname (2017-2018). Er is gebruikt gemaakt van de DUO-bestanden ‘02.leerlingen- bo-in-bron-2017-2018.xlsx’, en 03.leerlingen-bo-sbo-leerjaar-geslacht-2017-2018.csv die verkrijgbaar zijn via de website van DUO. Het eerstegenoemde bestand kent 6426 schoolvestigingen basisonderwijs (brinnummers), het tweede bestand bevat 6403 schoolvestigingen. Het DUO-bestand bevat geen directe gegevens over de mate van stedelijkheid. Hiervoor is gebruik gemaakt van het CBS-bestand ‘161010-Kenmerken-postcode-mw.xlsx’. Daarin is de mate van stedelijkheid gekoppeld aan alle Nederlandse postcodes.

De scholen zijn ingedeeld naar percentage gewichtenleerlingen (één van de twee expliciete criteria). Voor het percentage gewichtenleerlingen op schoolniveau zijn dezelfde gewichtenstrata gehanteerd als bij het vaststellen van de steekproef (zie paragraaf 2.1). Omdat we in de steekproef met opzet rekening hielden met een strikte indeling van het percentage gewichtenleerlingen in vier strata (0%, >0-10%, >10-25%, >25%), blijkt de verdeling van de groepen in de steekproef (95 scholen)

niet volledig overeen te komen met de populatie. Daarnaast kunnen sommige scholen van gewichtenstratum zijn verschoven ten opzichte van de steekproef omdat een ander gegevensjaar is gebruikt. In paragraaf 2.2.1 is dit punt reeds aangehaald. Er is sprake van significante verschillen in de verdeling van de scholen over de vier strata ten opzichte van de populatie: χ2(3; N = 6400) = 13,21, p = 0,004.

Voor het impliciete criterium ‘stedelijkheid’ geldt dat er geen statistisch significante verschillen bestaan wanneer de steekproef wordt vergeleken met de totale populatie basisscholen χ2(4; N = 6413) = 0,34, p = 0,987. Ook voor het impliciete criterium ‘schoolgrootte’ geldt dat er geen significante verschillen tussen de steekproef (95 scholen) en de populatie zijn: χ2(4; N = 6426) = 5,11, p = 0,276. De uitsluiting in de steekproefopzet van de zeer kleine scholen (minder dan zes te verwachten leerlingen in groep 8) heeft dus niet geleid tot ernstige ondervertegenwoordiging van kleine scholen.

Door de uitsluiting van scholen met een (verwacht) aantal van 6 groep 8-leerlingen of lager, zien we ten opzichte van de gehele populatie vooral een afwijking in de onderste groep (<6 leerlingen), als het gaat om de omvang van groep 8 per school (geen scholen in de steekproef, ten opzichte van 4.2% in de populatie). Bij de overige groepen, die qua aantal leerlingen globaal kunnen worden omschreven als ‘maximaal halve klas (6 tot 15)’, ‘normale klas’ (16-30), ‘twee klassen (31-60)

‘en meer dan twee klassen’, zien we dat er vooral een verschil is waar te nemen in de middencategorie (16 tot 30 leerlingen). Ten opzichte van de populatie hebben relatief meer scholen aan de peiling meegedaan waar, in termen van het leerlingenaantal, sprake is van een ‘normale klas.

Wanneer gekeken wordt naar de geografische ligging van de scholen, dan worden vier regio’s onderscheiden: Noord (provincies Groningen, Drenthe en Friesland), Oost (provincies Gelderland en Overijssel), Midden (provincies Flevoland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht) en Zuid (provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland). Er blijkt een oververtegenwoordiging van de steekproefscholen uit de oostelijke provincies aan het onderzoek te hebben meegedaan. Voor regio Zuid is er juist sprake van een ondervertegenwoordiging. De gevonden verschillen tussen steekproefscholen en populatie zijn significant met een drempel van p<0,05: χ2(3; N = 6426) = 9,01, p=0,029.

Zoals verwacht staat het overgrote deel van de scholen onder basistoezicht (Inspectie van het Onderwijs, peildatum 1 april 2017). Er hebben geen ‘zwakke scholen’ deelgenomen aan het onderzoek. De verschillen ten opzichte van de populatie zijn statistisch niet significant: p = .240, Fisher’s exact test.

Het DUO-bestand bevat zeventien categorieën als het gaat om denominatie. Voor de overzichtelijkheid zijn deze groepen gereduceerd tot vier hoofdgroepen. De categorieën ‘algemeen bijzonder’, ‘openbaar’ en ‘rooms-katholiek’ zijn integraal overgenomen uit het DUO-bestand.

Algemeen bijzonder omvat scholen die niet op basis van levensbeschouwing zijn in te delen, maar bijvoorbeeld behoren tot het traditioneel vernieuwingsonderwijs (Jenaplan, Montessori et cetera).

Aan de groep protestants-christelijke scholen zijn naast de scholen die zich zo afficheren ook de Evangelische, de Gereformeerd vrijgemaakte en de Reformatorische scholen toegevoegd. In de categorie ‘overig levensbeschouwend’ vallen alle scholen van religieuze minderheden (islamitische, joodse, hindoeïstische scholen), confessioneel samenwerkende scholen (bijvoorbeeld rooms- katholiek en protestants-christelijk), ‘interconfessionele’ scholen en antroposofische scholen. De vergelijking laat zien dat er geen sprake is van een statistisch significant verschil tussen de gerealiseerde steekproef en populatie: χ2(4, N = 6426) = 3,43, p = 0,489.

Tabel 2.12: Deelname scholen naar achtergrondkenmerken ten opzichte van landelijke populatie

Aantal leerlingen in leerjaar 8 (N=6403)

Minder dan 6 0 0.0% 272 4.2 %

* het toezichtarrangement ontbreekt voor 1 (steekproef) en respectievelijk 162 (populatie) gevallen

26 In de genoemde aantallen zijn ook de vestigingen opgenomen waar minder dan 6 groep-8 leerlingen waren ingeschreven, terwijl dergelijke scholen in de steekproef waren uitgesloten. In schooljaar 2017/2018 waren er 272 (4.2%) bo scholen met geen tot en met vijf leerlingen in leerjaar 8. Voor een volledige vergelijking is daarom ook gekeken naar het aantal leerlingen in leerjaar 8.

Ten aanzien van de achtergrondvariabelen kan geconcludeerd worden dat de basisscholen uit de steekproef (95 scholen) voldoende representatief zijn voor de populatie op het ‘percentage gewichtenleerlingen’ en op de variabele ‘regio’ na. Bij gebruik van de data (op schoolniveau) kan er derhalve voor gekozen worden voor deze variabele te corrigeren.