• No results found

Financieel-Economische Kroniek

In document &*^£j&TfcJ*K~Mfi r (pagina 104-123)

Bemiddeling bij arbeidsgeschillen in Indië.

Bij brief van den lsten Gouvernements-Secretaris van 4 October 1920 werd de Arbeidscommissie uitgenoodigd zich uit te spreken over het door den toen-maligen Landvoogd geopperd denkbeeld of het aanbeveling verdient over te gaan tot de instelling van raden, bestaande uit vertegenwoordigers van van werkgevers en werknemers onder voorzitterschap van een neutraal per-soon, aan welke raden de taak zou kunnen worden opgedragen, bij in hun ambtsgebied zich voordoende arbeidsconflikten hunne bemiddeling te verleenen om botsingen te voorkomen, door partijen bij elkaar te brengen en eigener beweging een oordeel uit te spreken over de arbeidsvoorwaarden welke, plaatselijke toestanden en verhoudingen in de verschillende bedrijven inaanrnerking genomen, in billijkheid kunnen worden gesteld

Tevens werd verzocht daarbij te overwegen of aan die raden ook een rol zou kunnen worden toebedeeld bij de vaststelling van minimum-loonen, waarom-trent door de Arbeidscommissie bereids bij haar tot de Regeering gericht schrijven van 29 Juni t.v. No. 344 advies was uitgebracht.

Blijkens haar onlangs gepubliceerd advies van October 1921 kwam de Commissie tot de volgende slotsom:

1. dat de instelling van raden, samengesteld en omkleed met bevoeg-heden als bedoeld in het schrijven van den Eersten Oouvernements Secretaris van 4 October 1921 No. 556/X in het huidig stadium van industrieele ont-wikkeling dezer kolonie beslist moet worden ontraden;

2. dat de Indische Overheid een scherpe scheidingslijn moet tretëken tus-schen wat men kan aanduiden als Hare bemiddelingstaak bij uitgebroken of dreigende konf'ikten en Kare taak ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden in het algemeen; hebbende eerstgenoemde taak uitsluitend ten doel de be-vordering eener goede verstandhouding tusschen werkgever en werknemer, terwijl de tweede taak beoogt om, waar in eenig bedrijf de arbeidsvoor-waarden van dien aard zijn dat daaruit ernstige misstanden voortvloeien, door ingrijpen van den wetgever rechtvaardige (althans billijke minimum-) arbeids voorwaarden worden voorgeschreven en ook nageleefd;

3. dat de hooger genoemde bemiddelingstaak der Indische Regeering in han-den moet worhan-den gelegd van een Bureau voor Overheidsbemiddeling in ar-beidsaangelegenheden, uit welk bureau, t.zt. de officieele Regeeringsbemid-delaars moeten voorkomen;

FINANCIEEL-ECONOMISCHE KRONIEK 91

4. dat ten opzichte van de verhouding van den werkgever hier te lande tot de inheemsche werknemers het in het leven roepen door den werkgever van kolleges uit de werknemers, dan wel het aanwijzen door hem van

„vertrouwensmannen" uit de werknemers, met welke kolleges of personen hij zich in geregelde verbinding stelt, aanbeveling verdient;

5. dat een Commissie wordt benoemd, samengesteld uit werkgevers en werknemers tezamen met deskundige Regeeringspersonen, ter bestudeering van de vraag in hoever voor bepaalde bedrijven en diensten van erkend open-baar belang een stelsel van rechtstreeksch ingrijpen der Overheid in de verhouding van werknemer annex bepalingen tot verbod of beperking der stakings- en uitslnitingsvrijheid aanbeveling verdient;

6. dat de taak der Indische Regeering in zake de arbeidersvoorwaar-den in het algemeen in de Indische bedrijven zich moet afspiegelen in Hare werkzaamheid der sociale wetgeving en dat de vraag of loonraden in het leven geroepen zullen worden, afgescheiden van de mogelijkheid, af-hankelijk gesteld moet worden van de gebleken noodzakelijkheid op grond van gekonstateerde ernstige misstanden;

7. dat de instelling van een Arbeidsinspectiedienst voor Java en Madoera (voorloopig v.n.l. orienteeringsdienst) naast het sub 3 genoemde Bemiddelings-bureau het eerst noodige is om voor Indië te komen tot weloverwogen maat-regelen van sociaal-wetgevenden aard.

Nopens de sub 6 en 7 vermelde konklusies wenscht de Commissie nog mel-ding te maken van de volgende door het lid Mühlenfeld gemaakte opmer-kingen:

Dit lid is van oordeel dat de konklusie sub 6 te zwak is gesteld en zou haar als volgt willen doen luiden:

„dat de taak der Indische Regeering inzake de arbeidsvoorwaarden in het

„algemeen zich moet afspiegelen in een rustelooze werkzaamheid op het

„gebied der Sociale Wetgeving, zijnde op dit terrein nog alles te verrichten

„en een schromelijke achterstand, beschamend vooreen koloniale mogendheid

„van den eersten rang, in te halen; behoorende de vraag of loonraden in het

„leven geroepen dienen te worden tot de eerste kwesties, welke ernstig onder

„de oogen gezien moeten worden, evenals die der vaststelling van algemeene

„minirriialoonen, gegeven de, gevaarlijke tendenzen in de huidige periode van

„malaise" om de over het algemeen veel te lage loonen te drukken, niette-g e n s t a a n d e in den noodtoestand van een zeer niette-groot deel der arbeiders de laatste

„jaren weinig of geen verandering ten goede kwam, daar de prijzen der eerste

„levensbehoeften nog geen merkbare daling ondergingen".

Wat punt 7 betreft, achtte ook dit lid de instelling van een Arbeidsinspec-tiedienst voor Java urgent:

„Het aantal bedrijfsongevallen op de fabrieken en ondernemingen op Java

„is legio en men krijgt den indruk dat zoo goed als niets verricht wordt om

„daarin verandering te brengen".

„De Dienst van het Stoomwezen heeft eenige kontrole terzake uit te

oefe-„nen, doch in de praktijk komt daar bitter weinig van terecht.

92 FINANCIEEL-ECONOMISCHE KRONIEK

„Misbruik van kinder- en vrouwenarbeid is algemeen en zoodra daar-t e g e n wedaar-tdaar-telijke voorzieningen gedaar-troffen zullen worden zal ook uidaar-t dadaar-t

„oogpunt kontrole van de zijde eener goed geoutilleerde arbeidsinspectie

„noodzakelijk wezen, evenals op het gebied van toezicht op de naleving van

„hygiënische voorschriften, welker uitvaardiging ook veel te lang op zich

„wachten laat".

Financieele toestand der Pillippijnen.

Door Gouverneur-Generaal Wood is aan de Wetgevende Macht der Phi-lippijnen bij boodschap van 8 December jl. een ontwerpbegrooting voor 1922 ingediend.

De ramingen bedragen:

Inkomsten' p . 75.015.587 (1 peso = l/2 U.S. dollar) Uitgaven p . 72.538.593

Overschot p] 2.476.994

Als gevolg van de depressie in zaken wordt een daling van inkomsten ver-wacht, weshalve zij P. 5.500.000 lager zijn geraamd dan het vorige jaar. Zij worden echter verhoogd met het overschot op het vorige dienstjaar, be-dragende P. 11.964.152. (Gelukkig land dat zulk een bedrag overhield!) Dit bedrag werd voornamelijk gevonden door toepassing van de bezuinigingen, aanbevolen door een speciaal ingestelde commissie (emergency board) en voorts door een voorzichtige besteding van hetgeen voor de verschillende bureau's reeds was toegestaan.

Op de aanvragen der verschillende departementen werd bij deze begrooting 18 millioen pesos bezuinigd. Zij wijst een verlaging aan van 32.2 millioen pesos, vergeleken met de oorspronkelijke begrooting voor 1921 en een ver-laging van 25 millioen pesos, vergeleken met diezelfde begrooting na aftrek van de bezuiniging,.

De schuld der Philippijnen is in het afgeloopen jaar van 44 millioen tot 64 millioen pesos gestegen.

In de boodschap wordt met voldoening geconstateerd dat de uitgaven voor onderwijs alleen meer dan 27 % van het totaal der uitgaven vormen. (In Ne-derlandsen-Indië is voor 1922 ongeveer 49 millioen aan uitgaven voor onder-wijs geraamd op een totaal bedrag van 950 millioen, dus ongeveer 5 ° /0; het-geen door sommigen veel te veel wordt geacht). De heer Wood schrijft aan de Wetgevende Macht: „Ik ben overtuigd dat deze uitgaaf door U met hartelijke instemming zal worden begroet".

Van bezoldigingsverhoogingen is geen sprake. Meer gelden worden voor personeel aangevraagd omdat uitbreiding beoogd wordt en wel bij de rechter-lijke macht, het kantoor voor agrarische zaken, het boschwezen, het vissche-rijwezen, den post- en telegraafdienst.

Bovendien worden gelden aangevraagd voor een krachtige bestrijding van melaatschheid, voor vaccinatie, voor opleiding van verpleegsters. Men meent een corps van ten minste 5000 of 6000 verpleegsters noodig te hebben en wenscht de opleiding uit te breiden totdat in de behoefte is voorzien. Ook andere maatregelen voor den gezondheidsdienst staan op het programma.

FINANCIEEL-ECONOMISCHE KRONIEK 93

Voort wordt gegaan met openbare werken: openbare gebouwen, havenaan-leg, bevloeiingswerken.

Stelselmatig is gepoogd het personeel op de verschillende departementen en bureau's te verminderen tot het minimum, dat vereenigbaar is met doel-matigheid.

De middelen (behalve het overschot op den dienst van 1921) zijn als volgt verdeeld: bedrijfsbelasting 21.6 %, invoerrechten 19.7%, accijnzen 1 8 . 9 % inkomstenbelasting 2.9 %, „industrial operating income" 21.3 %, „functional income" 5 . 2 % , toevallige inkomsten 3 . 4 % , andere inkomsten 2.1 %.

De uitgaven kunnen aldus worden gespecificeerd: departement van onder-wijs 2 7 . 5 % , departement van handel en verkeer 2 4 % , departement van financiën 15 %, departement van binnenlandsche zaken 10.4 %, departement van landbouw 6 %, departement van justitie 4.5 %, uitvoerend gezag 3.3 %, emergency board 2.8 %. ( The Manila Times 11 December 1921).

De financiën der Verbonden Maleische Staten.

Blijkens The Straits Budget van 16 December j.l, hield in den Federalen Raad der Maleische Staten de Hooge Commissaris Sir Laurence Guillemard, K. C. B., zijn jaarlijksche rede tot uiteenzetting van de algemeene politieke situatie en den financieelen toestand als inleiding tot de behandeling van de begrooting, De spreker wees op het belang van gezondheidszorg — „the most important of the trust which were committed to Government" —, op de maatregelen, door het geheele land genomen ter bestrijding van malaria, op de stichting van gezondheidsoorden in de heuvels (hill stations); op de maatregelen tot uitbreiding en verbetering van het Engelsch en het Inlandsch onderwijs onder de bevolking; op de depressie als gevolg van den lusteloozen toestand der wereldmarkt; op de pogingen om door het delven en verwerken van porceleinaarde een nieuwen tak van nijverheid te stichten; op de ver-hooging van de invoerrechten; op de moeilijkheden, ondervonden bij de aanwerving van personeel in Engeland; op de noodige uitbreiding van het boschwezen; op de pogingen om in navolging van het in Burma bestaande stelsel ook in de Maleische Staten de landbouw-coöperatie te bevorderen;

op de plannen tot verbetering van het landbouw-onderwijs; op de toeneming van de criminaliteit en de verbetering van de politie; op de plannen voor bevloeiïng, bandjir-bestrijding en rioleering; op den nieuwen dienst van stads-aanleg (town planning); op de pogingen om, ondanks de crisis, toch met het oog op de toekomst de reserve van Britsch-Indische werklieden niet geheel te laten verdwijnen en daartoe de reeds aanwezige werkkrachten zoo veel mogelijk in het land te houden; op de stopzetting van een groot deel van den spoorwegaanleg; op de wenschelijkheid van samenwerking tusschen de verbonden en de niet verbonden staten en de Kolonie.

Tot de financieele aangelegenheden komende, kritiseerde spreker de tot dusver gevolgde politiek om uit de gewone inkomsten tal van openbare werken aan te leggen die eigenlijk uit leeningen bekostigd hadden moeten worden. Thans nu de inkomsten zoo belangrijk waren gedaald (tot 70 %

94 FINANCIEEL-ECONOMISCHE KRONIEK

van de raming) en de uitgaven zeer. waren toegenomen, beschikte men niet over reserves ter dekking van het ontstane tekort; tegenvallers kwamen bovendien doordat de Regeering bij de maatregelen in het belang der voed-selvoorziening zware verliezen bij den verkoop van rijst had te boeken;

terwijl het opkoopen van tin van regeeringswege om de markt in de kritische periode van het Chineesche nieuwe jaar op te houden eveneens op hooge kosten is komen te staan.

Een leening zat nu te Londen worden gesloten ter dekking van het tekort.

Een diepgaande bezuiniging zal worden doorgevoerd en met het oog hierop wordt de dienst der financiën verstrekt en gereorganiseerd.

In een artikel „Middled Finances" doet de redactie van The Straits Budget een scherpen aanval op het aan het licht gekomen tekort aan financieel beleid.

Zij klaagt over de onoverzichtelijke inrichting van de begrootingsontwerpen en over de treurige gevolgen: „de Federatie ging jaar na jaar voort, blind en vermetel, nooit wetend hoe de zaken werkelijk stonden en nooit lettende op de toekomst of ook maar in het minst een vooiziening hebbende voor eenige moeilijkheid". De bronnen van inkomsten werden overschat, de ont-stane verplichtigen te laag aangeslagen of over 't hoofd gezien. Zonder voor-kennis van den Federalen Raad zijn groote uitgaven gedaan en terecht is hiertegen ernstig geprotesteerd. De ingewikkelde begrotingsstukken' zijn misleidend. Door al hetgeen gebeurd is, werd de ontwikkeling van het land vertraagd, Intusschen is men nu gewaarschuwd voor het vervolg.

Boekbespreking.

Jaarverslag van den Topografische!) Dienst in Nederlandsen-Indië over 1920.

Batavia, Topografische Inrichting 1921.

Dit verslag kan niiet onder de snel verschijnende van het genus worden gerekend.

De typografische uitvoering verdient echter een woord van bijzondere lof.

In het deeltje worden o.m. de terrein- en verveelvuldigingswerkzaamheden be-handeld, terwijl ook de gebruikelijke bijdragen van gemengden aard niet ontbreken.

In deze rubriek bespreekt A. van Lith den typografischen dienst onder J. J. K. Ent-hoven, in welk overzicht hij doet uitkomen dat de dienst in de periode 1897-1909 in menig opzicht flink is vooruitgegaan.

Een aantal kaarten en platen versiert de publicatie.

De herziening van de Indische staatsinrich-ting. Overzicht ten behoeve van het Indische publiek. Uitgegeven door het Comité voor de Autonomie van Indië Batavia 1922.

De meening, die men nog niet lang geleden wel in ambtelijke kringen kon hooren verkondigen, dat de Herzieningscommissie in Indië al vergeten is, zal op het oogen-blik vermoedelijk niet meer door velen gedeeld worden. Wat ook de meening moge zijn over de actie, door het Comité voor de Autonomie voor Indië, zooveel is wel ge-bleken dat daardoor aan het licht is gekomen, welke belangstelling in zeer rui-men kring, vooral onder het Inlandsche gedeelte onzer sarui-menleving, voor het her-zieningsvraagstuk bestaat.

In de behoefte aan een beknopte samenvatting van het vraagstuk heeft het Co-mité getracht te voorzien door de uitgifte van bovenvermelde publicatie.

In het boekje worden de volgende onderwerpen behandeld: De Herzieningscom-missie; Autonomie voor Indië, het doel der herzieningsvoorstellen; Autonomie wen-schelijk; ontwikkelingsproces der Nederlandsche koloniale politiek; de Volksraad;

de toezeggingen der Regeering; de Herzieningscommissie en de grondslag van hare voorstellen; zelfstandigheid onder oppermacht van Nederland; de verhouding tot het hoogste staatsgezag; inwendige herziening van de Indische landsordening; het centrale Indische gezag en de Volksraad; de grondwetsherziening; de actie van het Comité voor de Autonomie van Indië.

Wie zich op de hoogte wil stellen van het standpunt, door het Comité ingenomen, zal in de brochure de noodige gegevens vinden.

96 BOEKBESPREKING.

Verslag betreffende de toepassing van het wadoekstelsel over 1918 en 1919.

Door den Hoofdingenieur van den Waterstaat Ch. G. Cramer is, onder dagtee-kening van 17 September 1921, een verslag opgemaakt over het wadoekstelsel, waarvan hieronder een overzicht volgt.

In de inleiding wordt opgemerkt, dat sinds 1918 het wadoekstelsel in verschil-lende bevloeiingsgebieden stelselmatig is ingevoerd, waarmede men nog steeds regel-matig voortgaat. In 1919 werd in beginsel besloten tot een definitieve doorvoering van dit stelsel en daarmede gepaard gaande afschaffing van de dag- en nachtrege-ling; op de begrooting van 1920 werd voor het eerst een bedrag van 1.5 millioen voor den aanleg van kringwadoeks uitgetrokken.

De tijd van proefnemingen is daarmede ten einde; vandaar, dat deze periode met dit verslag afgesloten wordt.

Reeds in 1918 is het karakter van proefneming bij den aanleg van kringwadoeks verloren gegaan; in verband daarmede werd daaraan veel meer besteed, dan het geen voor de proeven was aangevraagd, nl. ƒ 190.000; voor 1918 werd toegestaa-/ 747.535 en verwerkt toegestaa-/ 361.937; voor 1919 waren deze cijfers toegestaa-/336.421 en ƒ 283.446.

Ultimo 1919 was, met inbegrip van de bijdragen der suikerindustrie, voor een be-drag van rond ƒ 750.000 aan kringwadoeks aangelegd. Op dat tijdstip waren 342 wa-doeks in exploitatie, dienend voor de bevloeiing van 53.300 bouws, waarbij 10.550 bouws onder riet; aangezien in het zooeven genoemde bedrag ook de kosten van in aanleg zijnde wadoeks begrepen zijn, is hieruit de gemiddelde kostprijs niet te berekenen. Wel wordt uit de cijfers afgeleid, dat de aanleg niet met voldoende kracht wordt voortgezet, terwijl toch, in verband met het groote politieke en econo-mische belang, aan de afschaffing van de dag- en nachtregeling verbonden, de aan-leg van kringwadoeks niet mag ten achter staan bij andere zeer urgente bevloei-ingswerken. Beschikbaarstelling van afzonderlijk personeel wordt bepleit. In het algemeen verdient het wadoekstelsel vooral toepassing in de gebieden, waar het water een hooge economische waarde bezit.

Als regel krijgt elk tertiair vak zijn eigen wadooek. Uit een oogpunt van exploi-tatie is het gewenscht de vergaarkom dicht bij de aftapsluis uit de secundaire leiding

aan te leggen. Er is ook een proef genomen met wadoeks voor secundaire vakken;

de ervaring daarmede is niet ongunstig.

Nadat enkele technische bijzonderheden zijn medegedeeld over de afmetingen over de waterver liezen en de middelen om deze te voorkomen, wordt de exploita-tie uitvoerig besproken. De vulling leverde weinig of geen moeilijkheden op. De wa-terverstrekking vond plaats door het gedurende den nacht in de vergaarkom opge-zameld water weder terug te voeren in de bestaande leidingen en zoodoende tegelijk met het leidingwater aan de cultures toe te voeren. Meer zorgen baarde de verdeeling van dit in de leidingen beschikbaar water ttisschen de aanplantingen van de suiker-ondernemingen en die van de bevolking. Past men een regeling toe, waarbij alle velden gelijktijdig water moeten ontvangen, dan dient men ook over voldoende per-soneel te beschikken om na te gaan, of dit werkelijk gebeurt. Toen dit in een irriga-tie-afdeeling nagegaan werd bleek, dat in de wadoekgebieden het water op verschil-lende plaatsen in hoofdzaak, of uitsluitend ten goede kwam aan de

suikerrietcul-BOEKBESPREKING. 97

tuur, doordat men in de meening verkeerde, dan wel in de meening werd gelaten dat zij geen recht op het overdag verstrekte water had, ja haar verboden werd aan het water te komen. Op deze wijze toegepast, zou het wadoekstelsel eer een nadeel dan een voordeel voor de bevolking zijn, want dan zou zij in den Oostmoesson in het geheel geen water voor haar aanplantingen krijgen. Door het in dienst nemen van meer betrouwbaar inlandsch personeel, door geregeld toezicht van het hooger per-soneel en door de bevolking op haar rechten op het bevloeiingswater te wijzen wordt getracht deze verkeerde toepassing tegen te gaan.

Een regeling, waarbij deze misbruiken voorkomen worden, is de etmalen-rege-ling, waarbij al het aan den kring toekomend water beurtelings om den anderen dag gedurende 12 achtereenvolgende uren overdag aan de ondernemings- dan wel bevolkingsaanplantingen wordt verstrekt. Enkele suikerondernemingen, die nog niet klaar waren met planten, hadden tegen deze regeling bezwaar; hoewel aan deze bezwaren niet te veel gewicht wordt gehecht is de oplossing gezocht door de

etma-lenregeling alleen in de tweede helft van den Oostmoesson toe te passen.

De aanlegkosten hangen van allerlei omstandigheden af. De onbekleede wadoeks kostten gemiddeld in 1918/19 / 0.55 per M3 inhoud; bij een capaciteit van 17 M3

per bouw sawah kwam dit dus op f 9.35 per bouw; men kan de aanlegkosten thans op rond f 10.— per bouw stellen; voor de bekleede is dit bedrag rond f 25.—per bouw; bij bekleeding met baksteen zelfs f 31.— Het aantal wadoeks, waarvoor be-kleeding noodig geoordeeld wordt, kan echter wat lager worden gesteld, nl. in plaats van op 50%, op 33 % . Als gemiddelde kosten per bouw voor alle wadoeks te

zamen woRltf 17.— per bouw sawah becijferd.

Voor de expoitatiekosten zijn moeilijk cijfers te geven, aangezien ook daarop al-lerlei omstandigheden van grooten invloed zijn. Indien bv. permanente verdeel-werken aanwezig zijn, kan dikwijls voor de expoltatie met het bestaand personeel worden volstaan. Als gemiddelde voor de bewaking en gewoon onderhoud wordt f 0.75 per bouw per jaar becijferd. De exploitatie- rekening voor een wadoek voor 200 bouw ziet er dus als volgt uit (gemiddelde):

Rente aanlegkapitaal a 6 % f204.—

Afschrijving >; 1 4 0 .

-Bewaking, bediening, gewoon onderhoud ,, 150.—

f 4 9 4 .

-De gemiddelde exploitatierekening per bouw sawah komt dus op f 2.47, of in ronde cijfers op f 2.50; voor een onbekleede wadoek op f 1.50, voor een bekleede op f 4.50.

Aan de verdere beschouwingen zij nog ontleend, dat het wadoekstelsel nog niet lang genoeg toepassing vindt om het nut ervan tenvo 11e tot zijn recht te doen komen. Waar

Aan de verdere beschouwingen zij nog ontleend, dat het wadoekstelsel nog niet lang genoeg toepassing vindt om het nut ervan tenvo 11e tot zijn recht te doen komen. Waar

In document &*^£j&TfcJ*K~Mfi r (pagina 104-123)