• No results found

Financieel-economische criminaliteit

8.4 Kennis en expertise

8.4.4 Financieel-economische criminaliteit

Met betrekking tot kennis over financieel-economische criminaliteit doen zich belangrijke lacunes voor. Kennis over eenvoudige witwasconstructies en illegale geldtransporten, voorzover verbonden aan drugscriminaliteit, is bij de opsporingsdiensten aanwezig, zij het dat het zicht op de omvang ontbreekt. Waar het gaat om investeringen met zwart of crimineel geld in het toerisme, het hotel- of casinowezen ontbreken hierover gegevens, ondanks het feit dat deze sectoren reeds lange tijd als risicovol worden aangemerkt en hiertegen ook ernstige verdenkingen zijn geuit. Ook hier geldt dat aan financieel-economische criminaliteit weinig prioriteit is gegeven. Meer nog dan andere vormen van criminaliteit vraagt de bestrij-ding van financieel-economische criminaliteit een specifieke expertise die nauwelijks, in elk geval onvoldoende, bij politie en OM aanwezig is. Het RST heeft één en de lokale politie had aanvankelijk twee financiële rechercheurs. Medio 2006 waren er drie mensen werkzaam bij het Bureau Fraude, waarvan er twee een basisopleiding financieel rechercheren heb-ben gevolgd bij de Landelijke Politie Opleidingen School.

Echter, door het capaciteits- en expertisegebrek zijn het uitsluitend de lokale financiële onregelmatigheden die door het Bureau worden onder-zocht. Bovendien is het Bureau Fraude van opvatting dat alle vormen van georganiseerde criminaliteit tot het taakgebied van het RST behoren.

WODC_255_14.indd Sec10:160

In het verleden zijn er enkele onderzoeken geweest naar lokaal gepleegde creditcardfraudes, valse cheques en bankbiljetten en verzekeringsfrau-des. Daarnaast zijn er diverse onregelmatigheden binnen de overheid onderzocht, waaronder malversaties met paspoorten en rijbewijzen. In dit verband krijgt het Bureau Fraude soms een rapport van de Stichting Overheid Accountants Bureau (SOAB) verstrekt, op basis waarvan het Bureau wordt geacht verder te rechercheren. Het gebrek aan aandacht voor de financieel-economische criminaliteit betekent voor de Criminele Inlichtingen Dienst dat ze niet zwaar inzet op informatievergaring op dit vlak.

Ook MOT-meldingen vormen weliswaar een bron van intelligence, maar leiden nauwelijks of niet tot het starten van een financieel onderzoek. Door de leiding van het MOT is aangegeven dat het voornemen bestaat om de werkzaamheden richting de Bovenwinden te intensiveren middels bezoeken en voorlichting.

Hoewel uit de interviews met vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie is gebleken dat zij actiever zouden willen zijn op het gebied van financiële criminaliteit, merken zij op dat door het gebrek aan bemensing, zij op weinig anders kunnen terugvallen dan op hun oorspronkelijke taak van het vervolgen en aanbrengen van zaken.

‘Als we het op St. Maarten hebben over de top van de georganiseerde misdaad, dan hebben we het over witwassen, casino’s en investeringen van crimineel geld, dat niveau. Om dat te onderzoeken, daar is het nooit van gekomen. Er vindt ook nogal wat financiële criminaliteit plaats in de vorm van oplichting, bijvoorbeeld met elektronische betaalmiddelen. Ik blijf zeggen: ‘Als je niet investeert, dan krijg je het er ook niet uit.’ Er is nooit onderzoek naar gedaan. Daar hebben we echt wel om gevraagd, maar daar is het nooit van gekomen.’ (2006)

‘Wij kunnen hier de cirkel niet doorbreken. St. Maarten is een financieel centrum voor criminelen. St. Maarten is een financieel draaipunt in de Caribbean. Dit is ook af te leiden uit het aantal en het soort rechtshulpverzoeken. Daarom zijn hier ook al die buitenlandse diensten vertegenwoordigd en bezig met onderzoeken.’ (2006)

In hoofdstuk 6 is opgemerkt dat de indruk bestaat dat op St. Maarten door een gebrek aan bepaalde checks en balances structureel sprake is van het niet conform procedures handelen ten gunste van bepaalde economische belangen, waarbij bewust dan wel onbewust bepaalde vormen van (geor-ganiseerde) criminaliteit worden gefaciliteerd. Daarbij is ook aangetekend dat harde opsporingsinformatie hierover ontbreekt.

Het bestaan van financiële criminaliteit, zoals fraude en corruptie, wordt ook door de leiding van de Landsrecherche onderkend en de voorko-ming en bestrijding daarvan acht men van groot belang. Om die reden

WODC_255_14.indd Sec10:161

heeft het voltallige personeel van de Landsrecherche in 2006, in het kader van expertisebevordering, een training gevolgd op het gebied van financieel rechercheren, wat een belangrijke eerste stap is in het kader van kennisverwerving. Aan de andere kant is het ook zo dat initiatieven die in het verleden (1996) op voorstel van de procureur-generaal van de Nederlandse Antillen zijn genomen, bijvoorbeeld de inrichting van een Bureau Financieel Onderzoek, niet hebben geleid tot wat oorspronkelijk was voorzien. Het voorstel betrof het inrichten van een multidisciplinair team van vijftien medewerkers die belast zouden worden met het doen van onderzoeken naar georganiseerde financiële misdrijven. Zoals eerder aangegeven is het BFO – anno 2006 – een onderdeel van het Curaçaose korps, met een drietal medewerkers. Maar ook de Unit Financiële Crimi-naliteitsbestrijding heeft niet geleid tot het beoogde resultaat (afwerken van rechtshulpverzoeken betreffende financiële onderzoeken, het uitvoe-ren van onderzoek in het kader van de strafrechtelijke maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en bieden van onder-steuning op het gebied van financieel onderzoek). Deze unit had volgens het inrichtingsplan expertise en kennis moeten opdoen op het vlak van forensische accountancy en bedrijfskunde. Echter, de ondervraagden zijn van opvatting dat deze kennisvorming nooit verwezenlijkt is. De unit is ‘ingevuld’ vanuit de politie en de Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen, waardoor geen invulling van de vereiste expertise heeft plaatsgevonden. Door het grote aantal onderzoeken en de brede taakstelling van de UFCB is de dienst er niet in geslaagd om op St. Maarten en de andere Boven-windse Eilanden onderzoeken naar financiële criminaliteit te verrichten en daar kennis over te verkrijgen en toegankelijk te maken. Ook blijkt dat internationale organisaties, zoals de Financial Action Task Force, de Caribbean Action Task Force en het Caribbean Anti-Money Laundering Program aangeven dat er onvoldoende kennis en informatie beschikbaar is met betrekking tot financiële criminaliteit op St. Maarten. Maatregelen zouden dringend genomen moeten worden, naar hun oordeel.

Een interview uit begin 2007 met het Openbaar Ministerie bevestigt dit beeld. Sommige onderzoeken zijn niet van de grond gekomen, álleen of in belangrijke mate door een gebrek aan middelen, terwijl zij naar het oordeel van het OM hoognodig waren. Ook wordt naar voren gebracht dat er, in het verleden, weinig of geen sprake was van politieke steun om frau-de en corruptie aan te pakken. Bovendien belemmerfrau-de een gebrekkige ondersteuning door de politiek de uitvoerbaarheid van opsporingsonder-zoeken, bijvoorbeeld omdat dienstreizen gericht op het vinden en horen van getuigen, slechts gedeeltelijk geaccordeerd werden.

WODC_255_14.indd Sec10:162