• No results found

Festivals en sociaal kapitaal

3. De evaluatie van de sociale dimensie

3.2 De evaluatie van de sociale dimensie in de theorie

3.2.2 Festivals en sociaal kapitaal

Niet alleen Van den Hoogen (2012) diept het verband tussen cultuur en de opbouw van sociaal kapitaal uit, maar ook in de festivalliteratuur is dit een veelbesproken thema. Het gaat dan om de bijdrage van (culturele) festivals aan de ontwikkeling van sociaal kapitaal binnen de gemeenschap waar ze plaatsvinden. Het is relevant om dit onderwerp nader te onderzoeken, aangezien Leeuwarden 2018 gemeenschapsontwikkeling als belangrijkste doelstelling heeft en de groei van sociaal kapitaal als een gevolg van cultuurbeleving hieraan kan bijdragen. Het verschijnsel festivals is echter niet zonder meer te vergelijken met een evenement als Culturele Hoofdstad van Europa. Noordman et al. (2005) hanteren de volgende werkdefinitie van een festival:

Een festival is een cultureel evenement, dat jaarlijks of in elk geval met een vaste regelmaat wordt herhaald voor een algemeen publiek, waarin voorstellingen van theater, en/of muziek, en/of film

77 worden gebundeld binnen een programma dat zich afspeelt binnen een duidelijk aangegeven begin- en eindpunt, op een of meerdere hiervoor tijdelijk bestempelde lokaties (p. 17).

In deze definitie mist de centrale rol van de gemeenschap bij festivals, die bijvoorbeeld Small, Edwards en Sheridan (2005) erkennen. Zij stellen dat het aantal festivals groeit als een antwoord op de behoefte of het verlangen om de unieke identiteit van een gemeenschap te vieren. De auteurs hanteren met betrekking tot festivals de definitie van Douglas et al. (2001, p. 358), die festivals omschrijven als tijdelijke, gethematiseerde publieke gelegenheden waar de waardevolle aspecten van het gemeenschapsleven worden gevierd. Bij festivals staat het moment centraal waar de gemeenschap en haar uiterlijke manifestaties van imago en identiteit botsen (Derrett 2000, p. 120 in Small, Edwards en Sheridan 2005, p. 66). Arcodia en Whitford buigen zich in Festival Attendance and the Development of Social Capital (2006) ook over de definiëring van festivals. Zij halen Falassi (1987) aan die stelt dat de sociale functie van een festival nauw verwant is aan de waarden die een gemeenschap essentieel acht voor haar ideologie, zoals sociale identiteit, historische continuïteit en fysiek voortbestaan. Verder draait een festival volgens Arcodia en Robb (Arcodia en Robb 2000 in Arcodia en Whitford 2006, p. 2) om de markering van speciale gelegenheden en de viering van betekenisvolle gebeurtenissen.

Hoewel de festivaldefinitie van Noordman et al. (2005) dus wel als basis kan worden gebruikt, moet deze nog worden aangevuld met twee andere aspecten, namelijk de oriëntatie op de gemeenschap en de viering van aspecten van de gemeenschap zoals haar geschiedenis of identiteit. Voor Culturele Hoofdsteden van Europa en Leeuwarden 2018 in het bijzonder is dit ook van belang, omdat dit culturele evenement een stad in de gelegenheid stelt de cultuur van de gemeenschap en de regio onder de aandacht te brengen. In dit werk wordt daarom de volgende definitie van een festival gehanteerd:

Een festival is een regelmatig terugkerend cultureel evenement voor een algemeen publiek, waarin voorstellingen van o.a. theater, en/of muziek, en/of film worden gebundeld binnen een programma dat een duidelijk begin- en eindpunt kent en zich op tijdelijk benoemde locaties afspeelt. Festivals zijn vaak georiënteerd op de gemeenschap en stellen de viering van (een) aspect(en) van de gemeenschap centraal.

In het kader van deze definitie wordt het programma Culturele Hoofdstad van Europa beschouwd als een festival met meerdere lagen. Elk programmaonderdeel kan in feite worden gezien als een afzonderlijk festival of (cultureel) evenement met eigen kenmerken en doelen.

78 Terugkomend op festivals en hun bijdrage aan de ontwikkeling van sociaal kapitaal ontwikkelen Arcodia en Whitford (2006) een model waarin wordt gevisualiseerd hoe festivals helpen bij de groei van sociaal kapitaal (figuur 4).

Ten eerste dragen festivals volgens de auteurs bij aan de ontwikkeling van sociaal kapitaal door de gemeenschapshulpbronnen die ze genereren in een gemeenschap. Die worden aangesproken door de interactie van festivalorganisatoren met de lokale gemeenschap. Bestaande relaties (‘ties’) kunnen verbeteren en er kunnen nieuwe ontstaan. Ten tweede draagt de groei van sociale cohesie bij aan de ontwikkeling van sociaal kapitaal. Sociale cohesie wordt bewerkstelligd doordat een festival de leden van een gemeenschap bij elkaar brengt en met elkaar verenigt. De laatste factor die bijdraagt aan de groei van sociaal kapitaal is (publieke) viering. Festivals waarbij viering centraal staat, stellen mensen in staat om te participeren in een gelegenheid die een gevoel van welwillendheid en gemeenschap of een gemeenschapszin uitdraagt. Daarom hebben vieringen bij festivals de potentie om de banden in een gemeenschap te versterken en mensen te verenigen.

Figuur 4: Conceptueel model van festivals en de ontwikkeling van sociaal kapitaal (Arcodia en Whitford 2006, p. 7)

79 Viering is een element dat het model van Arcodia en Whitford festivalspecifiek maakt ten opzichte van het piramidevormig model van McCarthy et al. (2004). Publieke viering is ook een centraal element voor het programma Culturele Hoofdstad van Europa. De informatie, normen, het vertrouwen, de relaties, netwerken, waarden, verplichtingen en betrekkingen zijn effecten van de drie factoren, die bijdragen aan de ontwikkeling van sociaal kapitaal. Al deze factoren specificeren hoe festivals bijdragen aan de ontwikkeling van sociaal kapitaal. Wat verder interessant is aan het model van Arcodia en Whitford, is dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen organisatie en publiek en dat de wisselwerking tussenbeide ook kan bijdragen aan de ontwikkeling van sociaal kapitaal. Het zorgt voor interactie en de ontwikkeling van relaties. Arcodia en Whitford realiseren zich verder dat festivals naast positieve, ook negatieve impacts kunnen hebben op de gemeenschap. Dit komt terug in het model. Volgens de auteurs heeft het management veel invloed op het beperken van eventuele negatieve gevolgen die festivals met zich meebrengen. Hieruit blijkt opnieuw het onderscheid tussen organisatoren en het publiek dat Arcodia en Whitford aanbrengen. Sociale impacts lijken zich daarmee betrekking te kunnen hebben op het niveau van het festival en op het niveau van de festivalorganisatie. In hun werk verhelderen Arcodia en Whitford niet hoe de uitkomsten van viering, sociale cohesie en gemeenschapsbronnen kunnen worden gemeten en geëvalueerd. De auteurs stellen dat verder onderzoek zich moet richten op het vaststellen van indicatoren en meetmethodes (p. 15).

Robertson, Rogers en Leask focussen in Progressing socio-cultural impact evaluation for festivals (2009) ook op de ontwikkeling van sociaal kapitaal in gemeenschappen door middel van festivals die daar plaatsvinden. De auteurs geven de definitie van sociaal kapitaal van Narayan (1999), die het ziet als de normen en sociale relaties ingebed in de sociale structuren van samenlevingen die mensen in staat stellen actie te ondernemen om gewenste doelen te bereiken. Hoewel anders verwoord, komt deze definitie in feite overeen met die van Putnam (paragraaf 3.2.1). Van Kelly en Kelly (2000) worden indicatoren overgenomen aan de hand waarvan de ontwikkeling van sociaal kapitaal kan worden geëvalueerd, namelijk gemeenschapsidentiteit, sociale cohesie, recreatieve mogelijkheden, ontwikkeling van lokale ondernemingsgeest, verbetering van publieke faciliteiten en voorzieningen en de overdracht van kennis over de geschiedenis en het erfgoed van een regio. In hun literatuuronderzoek merken Robertson et al. het belang op van een model waarmee de sociaal-culturele impact van een festival kan worden gemeten, maar hun doel is niet om daartoe een suggestie te doen. De gegeven indicatoren kunnen wel helpen bij de ontwikkeling ervan.

Het concept van sociaal kapitaal komt tenslotte terug in het artikel Bridging and bonding: social capital at music festivals (2011) van Wilks. Volgens haar is het onderscheid tussen bonding en

80 bridging sociaal kapitaal van Putnam nuttig voor onderzoek naar de cohesie binnen een gemeenschap, sociale inclusie en het vergroten van kunstparticipatie. Ze onderzoekt voor drie muziekfestivals de ontwikkeling van bonding en bridging sociaal kapitaal door de (opbouw) van sociale relaties te bestuderen en concludeert dat de eerste vorm van sociaal kapitaal wel werd ontwikkeld, maar dat bridging sociaal kapitaal niet tot stand kwam. Wilks ontdekt namelijk dat de festivalbezoekers opmerkelijke overeenkomsten vertoonden in hun demografische afkomst en dat duidt erop dat er vooral sprake is van de ontwikkeling van bonding sociaal kapitaal. Festivals dragen volgens haar dan ook niet bij aan het vergroten van ontmoetingen tussen mensen met verschillende achtergronden en het zijn daarmee geen waardevolle plaatsen voor sociaal en culturele beleidsdoeleinden (p. 293). Deze conclusie is opmerkelijk, maar de uitkomsten van individuele onderzoeken naar de sociale impact van een festival kunnen moeilijk worden gegeneraliseerd. Daar is meer onderzoek voor nodig. De conclusie van Wilks zegt overigens niet dat de festivals een negatieve impact hadden op de ontwikkeling van sociaal kapitaal, maar ze stelt vast dat ze geen tot weinig impact hadden op de groei van bridging sociaal kapitaal. Hoewel die impact dus beperkt is te noemen, was er wel een positief effect op de groei van bonding sociaal kapitaal.