• No results found

Cultuurbeleid en sociale effecten

3. De evaluatie van de sociale dimensie

3.2 De evaluatie van de sociale dimensie in de theorie

3.2.1 Cultuurbeleid en sociale effecten

Om meer grip te krijgen op de sociale impact van festivals en cultuur, is het essentieel om na te gaan hoe er in de literatuur wordt gedacht over hun mogelijke sociale effecten. Het werk van Van den Hoogen (2010; 2012) biedt hierin waardevolle inzichten met betrekking tot cultuurbeleid

74 en daarnaast is er ook festivalspecifiek onderzoek gedaan naar de verbanden tussen kunst, cultuur en sociale effecten.

In Effectief Cultuurbeleid (2012) biedt Van den Hoogen inzicht in de theorie en praktijk van beleidsevaluatie en in de meetbaarheid van de effecten van cultuurbeleid. Daarbij wordt er in het bijzonder ook ingegaan op de effecten van cultuur in het sociale domein en wordt er een theorie en model geboden voor het evalueren van cultuurbeleid waarin tevens sociale doelen worden beschouwd. Om na te gaan wat de betekenis is van cultuur in het sociale domein is het allereerst noodzakelijk om te bekijken hoe de waarden en functies van de esthetische ervaring op individueel niveau kunnen worden vertaald naar collectief niveau. De auteur bespreekt daartoe het werk van Matarasso (1997), dat zich bezighoudt met de effecten van community arts. In zijn onderzoek Use or Ornament verdedigt Matarasso community art-projecten als een mogelijkheid voor participanten om zowel artistieke als sociale en organisatorische vaardigheden te ontwikkelen op persoonlijk niveau. Bij artistieke vaardigheden wordt de verbeelding aangesproken en dat kan leiden tot meer creatief probleem oplossen. Bij sociale vaardigheden gaat het om deelnemen en om de opbouw van de organisatorische capaciteit van de gemeenschap. De overgang van het persoonlijke naar het collectieve niveau wordt gemaakt, doordat de vaardigheden individuen in staat stellen als gemeenschap gezamenlijk problemen op te lossen en zich te emanciperen (Van den Hoogen 2012, p. 62).

Van den Hoogen ziet dat de bevordering van sociale cohesie en de toename van sociaal kapitaal tot de meeste genoemde sociale doelstellingen van cultuurbeleid behoren (p. 58). Sociale cohesie wordt in het Sociaal en Cultureel Rapport 2008 opgevat als:

De mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving (Schnabel, Bijl en De Hart 2008 in Van den Hoogen 2012, p. 63).

Sociaal kapitaal kan vervolgens enerzijds een voorwaarde zijn voor sociale cohesie, maar anderzijds ook een effect ervan. Het concept werd in 2000 geherintroduceerd door de Amerikaanse politicoloog Robert Putnam, die het omschrijft als:

The connections among individuals – social networks and the norms of reciprocity and trustworthiness that arise from them (Putnam 2000, p. 19 in Van den Hoogen 2010, p. 295). Sociaal kapitaal bestaat dus in feite uit de relaties tussen mensen en de hulpbronnen waartoe deze relaties toegang kunnen geven, zoals kennis of geld (Van den Hoogen 2012, p. 64). Het bezitten van sociaal kapitaal is volgens Putnam nuttig om vijf redenen:

1. Sociaal kapitaal helpt bij het oplossen van collectieve problemen. 2. Sociaal kapitaal kan worden omgezet in economisch kapitaal. 3. Sociaal kapitaal leidt tot tolerantie.

75 4. Sociale netwerken die ten grondslag liggen aan sociaal kapitaal leiden tot informatie die

mensen helpt hun doelen te bereiken.

5. Sociaal kapitaal helpt om te gaan met trauma’s en ziekte (Van den Hoogen 2010, p. 296; vertaling FS).

Putnam onderscheidt twee soorten sociaal kapitaal, namelijk bonding en bridging. Bonding sociaal kapitaal verwijst naar de banden tussen gelijksoortige mensen, zoals vrienden en familie. Die banden worden wel omschreven als strong ties. Bridging sociaal kapitaal slaat juist op de banden tussen verschillende mensen in verschillende omstandigheden. Het zijn zwakke relaties die sociale verschillen overbruggen. Deze banden worden weak ties genoemd. Het onderscheid hoeft echter niet per se zo strikt te zijn (ibid., p.295). In het werk Gifts of the Muse (2004) bespreken McCarthy et al. aan de hand van een piramidevormig model hoe de ontwikkeling van sociaal kapitaal kan leiden tot gemeenschapsrevitalisatie (figuur 3).

In de eerste fase van gemeenschapsrevitalisatie wordt er gewerkt aan de opbouw van sociaal kapitaal. Daartoe wordt sociale interactie gestimuleerd en de sociale cohesie vergroot. Sociaal kapitaal is vervolgens de invoer voor de tweede fase, waar organisatorische vaardigheden en leiderschapskwaliteiten worden ontwikkeld. Er worden succesvolle verbanden en patronen van gestructureerde collectieve actie gevormd in de gemeenschap; de gemeenschap gaat handelen. De laatste fase van het proces, gemeenschapsrevitalisatie, vraagt om langdurigere en intensievere betrekkingen en behelst zowel economische en politieke als sociale processen (McCarthy et al. 2004, p. 86-87).

Figuur 3: Theorie van gemeenschapsrevitalisatie (McCarthy et al. 2004, p. 87).

76 Cultuurbeleving kan in de eerste fase van gemeenschapsrevitalisatie, dus bij de opbouw van sociaal kapitaal, verschillende rollen spelen. Het kan ten eerste de interactie tussen leden van de gemeenschap stimuleren, aangezien kunstbezoek een sociale aangelegenheid is. Het kan ten tweede de sociale cohesie vergroten. Cultuurbeleving helpt bij de opbouw van zowel bonding als bridging sociaal kapitaal: enerzijds wordt de gemeenschapsidentiteit bevestigd bij cultuurbeleving en anderzijds wordt er kennis gemaakt met nieuwe identiteiten wanneer mensen met verschillende achtergronden samenkomen (Van den Hoogen 2010, p. 302). De verbeeldingskracht, die getraind wordt bij cultuurbeleving, is behulpzaam bij het inleven in de situatie van mensen die anders zijn dan jij. Verderop, in de laatste twee fasen richting gemeenschapsrevitalisatie, zijn de effecten niet enkel meer aan de esthetische ervaring toe te schrijven. Ook andere sociale activiteiten kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van organisatorische en leiderschapsvaardigheden en leiden tot collectieve actie (Van den Hoogen 2012, p. 65). Dat maakt de belangrijkste fase in het onderzoek naar de sociale effecten van cultuurbeleid de eerste fase van gemeenschapsrevitalisatie. Daar worden de relaties opgebouwd die nodig zijn voor de ontwikkeling van sociaal kapitaal en de bevordering van sociale cohesie (ibid., p. 66). Het evalueren van de bijdrage van kunst aan de ontwikkeling van sociaal kapitaal kan daarmee volgens Van den Hoogen plaatsvinden op basis van de onderlinge relaties in gemeenschappen (ibid., p. 64). Alvorens er dieper op evaluatiemethodes wordt ingegaan, wordt het verband tussen festivals en de ontwikkeling van sociaal kapitaal en andere sociale impacts verder onderzocht. In paragraaf 3.3 komt het meten en evalueren van sociale impact aan bod.