• No results found

European Capitals of Culture Policy Group raamwerk (2010)

3. De evaluatie van de sociale dimensie

3.1 Huidige evaluatie van de sociale dimensie van Culturele Hoofdsteden

3.1.3 European Capitals of Culture Policy Group raamwerk (2010)

De European Capitals of Culture Policy Group is in 2009 door de Europese Commissie in het leven geroepen om een onderzoeksraamwerk voor Culturele Hoofdsteden van Europa te ontwikkelen. De groep bestaat uit een netwerk van leden van voormalige en toekomstige Culturele Hoofdsteden van Europa en in 2010 bracht zij haar rapport uit. Het kan door titelsteden worden gebruikt als een richtlijn voor onderzoek, alsmede voor evaluatie van de impact van een titeljaar. Het bestaat uit twee hoofdonderdelen: zes thematische clusters die een breed spectrum aan mogelijke impacts moeten omvatten en een kleine kernreeks van de belangrijkste indicatoren voor elk thema. Deze kan door steden verder worden aangevuld. Vooraf deelt de onderzoeksgroep mee dat het buiten de omvang van haar opdracht viel om gedetailleerde methodologieën te ontwikkelen voor het meten en evalueren van elke indicator die zij vaststelde. Ze benadrukt dat haar hoofdambitie was om een flexibel raamwerk te bieden dat Culturele Hoofdsteden van Europa kunnen aanpassen en uitwerken naar eigen inzicht (European Capitals of Culture Policy Group 2010, p. 20). Zo is het model hoofdzakelijk een stimulans voor verder onderzoek.

Het raamwerk kent duidelijke verwijzingen naar het Impacts08 onderzoek en de vraag is dan ook welke veranderingen en vernieuwingen in het raamwerk zijn doorgevoerd ten opzichte van de eerdere evaluatiemethoden. De zes thematische clusters die de Policy Group vaststelt zijn culturele levendigheid en duurzaamheid (1), culturele toegankelijkheid en participatie (2), identiteit, imago en plaats (3), filosofie en het management van het proces (4), Europese dimensie (5) en tenslotte economische impact (6) (ibid., p. 22-3). In tegenstelling tot het Impacts08 onderzoek, wordt er door de ECOC Policy Group ook aandacht geschonken aan de Europese dimensie van het evenement. Binnen twee clusters kunnen sociale doelstellingen

67 worden teruggevonden, namelijk culturele toegankelijkheid en participatie en deels identiteit, imago en plaats.

Het eerste thema culturele toegankelijkheid en participatie geeft een indruk van het culturele aanbod, manieren waarop de toegang daartoe wordt gestimuleerd, wie er om welke reden gebruik van maakt en van de waarde die eraan wordt ontleend. Voor het beantwoorden van deze vragen vindt er onderzoek plaats naar demografische en geografische gegevens van participanten in culturele activiteiten en naar de toegang tot mogelijkheden voor culturele betrokkenheid. Daarnaast richt het onderzoek binnen het thema zich op bepaalde subculturen en doelgroepen en gaat het in op ervaringen, culturele waarden, veranderende niveaus van participanten en de interesses en redenen om te participeren.

Subthema Hoofdindicator(en)

Aantal participanten en evenementen in het kader van het programma Culturele Hoofdstad van Europa

- Totaal aantal Culturele Hoofdstadevenementen - Opkomst bij Culturele

Hoofdstadevenementen

Breedte van culturele participatie - Demografische gegevens van participatie in het evenement: % opdeling van publiek in sociaaleconomische achtergrond – leeftijd, jaarlijks inkomen,

opleidingsniveau, etc.

Tabel 5: Subthema's en indicatoren voor culturele toegankelijkheid en participatie (ECOC Policy Group 2010, p. 22).

Hoewel het tellen van het totaal aantal evenementen in eerste instantie simpel lijkt, merkt de Policy Group op dat dit juist zeer gecompliceerd is. De onderzoeksgroep stelt voor dat er drie soorten evenementen worden meegerekend: evenementen op de website, evenementen die in het bidbook zijn gepubliceerd en de ‘activiteiten’ die direct zijn opgezet voor de organisatie van het Culturele Hoofdstadjaar, opgedragen door het management of voorkomend uit een subsidie van het bestuursorgaan, bestaande uit het aantal evenementdagen, tentoonstellingsdagen, voorstellingen, workshops, conferentiedagen etc. Er kan dus een onderscheid worden gemaakt tussen evenementen die door de Culturele Hoofdstadorganisatie zelf worden georganiseerd en evenementen die worden georganiseerd door andere werkgevers, maar geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd door de Culturele Hoofdstadorganisatie (ibid., p. 22).

In de bijlage van het rapport wordt een overzicht gegeven van de thematische clusters en indicatoren en worden er meer suggesties gedaan voor indicatoren. Naast de indicatoren die reeds in tabel 5 zijn weergegeven, zijn bijvoorbeeld de afkomst van het publiek, het aantal vrijwilligers en de tevredenheid van het publiek wenselijk om te meten. Terwijl deze onder

68 wenselijke indicatoren worden geschaard, zijn ze evenwel noodzakelijk om een scherper beeld te krijgen van wie participeert in het programma Culturele Hoofdstad van Europa. Daarnaast kan er met meer informatie beter worden bekeken of en zo ja, hoe de sociale doelstelling die voortvloeien uit participatiestrategieën zijn vervuld. Het aantal indicatoren dat nu essentieel wordt genoemd, is daarvoor nog te krap. Een verbetering ten opzichte van het ECOTEC/ECORYS rapport is dat er door de Policy Group wordt aangeraden ook niet-participanten meer te nemen in het onderzoek. Echter ontbreekt er nog steeds een definitie van een participant of non-participant voor het tellen van de opkomst. Wat ook een verbetering is, is dat er wordt gepoogd om na te gaan welke waarde er wordt ontleend aan het culturele aanbod. Dit geeft inzicht in de realisatie van beoogde sociale doelen die worden verbonden aan cultuurparticipatie.

Het tweede thema waar de sociale dimensie van het programma tot uiting komt, is identiteit, imago en plaats. Daar worden de percepties en het bewustzijn van zowel het Culturele Hoofdstadprogramma als van de stad waar het plaatsvindt geïnventariseerd en wordt er bekeken hoe de percepties veranderen ten gevolge van een titeljaar. Er wordt aandacht geschonken aan de visie van de lokale bewoners alsmede aan die van bezoekers en niet-bezoekers. Als subthema’s worden genoemd de positionering/herpositionering van de gaststad voor- en nadat zij Culturele Hoofdstad is geworden, de veranderende percepties van de stad door de lokale gemeenschap, bezoekers van evenementen en niet-bezoekers en de sterkte van de lokale identiteit en het zelfvertrouwen. Hoewel dit allemaal wordt benoemd, komen in de overzichtstabel slechts twee subthema’s terug (tabel 6).

Subthema Hoofdindicator(en)

Aantal en waarde van gepubliceerde artikelen en media

Aantal nationale en lokale krantenberichten met verwijzing naar CH: geprinte media, sociale media en beschouwing van de toon: % positief en negatief.

Nationaal imago van de stad Nationale perceptie van de CH: bv. %

erkenningsgraad van CH, wil/wens om bezoek te brengen

Tabel 6: Subthema's en indicatoren voor identiteit, imago en plaats (ECOC Policy Group 2010, p. 22).

Met dit geringe aantal subthema’s en indicatoren, is het niet mogelijk om een betrouwbaar beeld te scheppen van de veranderde percepties van de stad. Vreemd genoeg zijn de benoemde subthema’s positionering/herpositionering van de gaststad voor- en nadat zij Culturele Hoofdstad is geworden, de veranderende percepties van de stad door de lokale gemeenschap, bezoekers van evenementen en niet-bezoekers en de sterkte van de lokale identiteit en het zelfvertrouwen niet omgezet tot thema’s met indicatoren. Deze lokaal gerichte subthema’s zoals de identiteit en het zelfvertrouwen van de gemeenschap hebben juist veel betrekking op de

69 sociale impact van het programma. Er wordt nog gesuggereerd dat voor het subthema ‘Aantal en waarde van gepubliceerde artikelen en media’ het gebruik van online omgevingen zoals sociale media een wenselijke indicator is. Voor het beschouwen van het nationaal imago van de stad zijn de nationale perceptie van de stad als een culturele bestemming en de nationale perceptie van de stad in het algemeen (% goed, % slecht) wenselijke indicatoren.

De thema’s, subthema’s en indicatoren voor evaluatie in het werk van de ECoC Policy Group kennen sterke verwijzingen naar het Impacts08-rapport. Verschil is dat ze in het raamwerk van de Policy Group beknopter zijn weergegeven en dat er ook geen methodologiёen worden aangereikt voor het meten van de hoofdindicatoren. Als reden hiervoor kan worden aangedragen dat de Policy Group hoofdzakelijk een aanzet tot verder onderzoek wilde doen en een flexibel raamwerk wilde bieden dat Culturele Hoofdsteden van Europa kunnen aanpassen en uitwerken naar eigen behoefte. Daar is op deze manier dan ook veel ruimte voor gelaten, maar zo is het voor Culturele Hoofdsteden alsnog kostbaar om de methode te implementeren.