• No results found

6. Analyse 1 Inleiding

6.2 Fase 1: Tussen leegstand en tijdelijk gebruik

6.2.1 Inleiding

De eerste fase loopt vanaf 2013, toen aangegeven werd dat de gevangenis ging sluiten tot begin 2015 toen de tijdelijke gebruikers plaats namen in de gevangenis, zoals te zien in figuur 6. In deze periode is het RVB in bezit gekomen van het gebouw en zijn de plannen gekomen om er tijdelijk gebruik in te plaatsen. In deze periode is er op verschillende manieren geparticipeerd door verschillende groepen in de buurt op het tijdelijk gebruik.

6.2.2 Stadsdorp Wolvenburg als initiatiefnemer

Het buurtinitiatief Stadsdorp Wolvenburg is in 2014 opgezet als procespartij om mee te kunnen beslissen over de ontwikkelingen omtrent de gevangenis. De organisatie is toen opgezet omdat toen duidelijk werd dat de gevangenis zou gaan sluiten en in de verkoop zou gaan (Bijlage 7). In overleg met justitie is Stadsdorp Wolvenburg een buurtmaaltijd en rondleidingen voor de buurt gaan organiseren in de gevangenis, om zo ideeën op te doen voor de herbestemming. Toen justitie het pand aan het RVB overdroeg zijn deze initiatieven van Stadsdorp Wolvenburg in de gevangenis verboden door het RVB, met de reden dat ze zo voorkennis konden krijgen over het gebouw wat in strijd was met hun verkoopprocedure. Hierna zag Stadsdorp Wolvenburg al snel dat het gebouw in verval begon te raken en drong aan bij de gemeente en het RVB dat er iets gedurende de periode van leegstand moest komen. Volgens de projectmanager van de gemeente Utrecht en een van de

bestuursleden van Stadsdorp Wolvenburg was dit een belangrijke aanleiding voor de gemeente om het tijdelijke gebruik toe te staan in de gevangenis (Bijlage 4 &7).

Gedurende deze periode is er vooral sprake geweest van participatie op eigen initiatief en actieve participatie. Met de oprichting van Stadsdorp Wolvenburg is er een buurtvereniging gekomen waarbinnen buurtbewoners actief kunnen participeren door mee te denken over onderwerpen op verschillende bijeenkomsten. Uit een interview met een van de oprichters bleek wel dat het initiatief hierin geen neutrale positie inneemt, een van hun uitgangspunten is dat het namelijk een maatschappelijke functie moet krijgen en reuring in de buurt moet brengen (Bijlage 7). Het initiatief had ook invloed op de positie van de gemeente, zowel de projectmanager als de verantwoordelijke wethouder, Klaas Verschuure, zijn regelmatig in gesprek gegaan het initiatief (Bijlage 4). Een van de bestuursleden omschreef het als volgt:

‘’De gemeente vindt het allemaal ongelofelijk leuk dat ze er niet over hoeven na te denken wat een buurt ervan vindt.’’ (Bijlage 7)

De gemeente Utrecht gaf Stadsdorp Wolvenburg dus alle ruimte om plannen te ontwikkelen voor de eigen buurt en is de plannen van het initiatief gaan voorleggen bij het RVB (Bijlage 7). Hoewel het RVB het buurtinitiatief dus in eerste instantie niet mee liet doen in de besluitvorming, heeft de gemeente het buurtinitiatief wel betrokken en mee laten beslissen door voor het buurtinitiatief met het RVB in overleg te gaan. Op de participatieladder van Arnstein (1969) komt Stadsdorp Wolvenburg in dit geval dus rond gradatie zes en zeven uit, tabel 3, omdat de gemeente ze als partner heeft betrokken bij het besluit over tijdelijk ruimtegebruik en ze ook invloed hadden op het besluit wat er is gekomen.

Gradatie van participatie

8. Volledig in controle 7. Besluitvormend 6. Partnerschap 5. Bemiddelen 4. Raadplegen 3. Informeren 2. Therapie 1. Manipulatie

Tabel 3: De positie (aangegeven in rood) van Stadsdorp Wolvenburg op de participatieladder in de eerste fase van het proces.

6.2.3 De Omgevingsvergunningprocedure

In paragraaf 4.2 is de veranderende omgevingsvergunningprocedure voor tijdelijk gebruik al uitgebreid besproken. Daaruit bleek dat de procedures voor tijdelijk ruimtegebruik sinds de ingang van de crisis- en herstelwet flink versoepeld is. Een belangrijk aspect hiervan is de verkorting van de procedure door deze uit de uitgebreide voorbereidingsprocedure te halen en in de reguliere voorbereidingsprocedure te plaatsen (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2015). Waar de uitgebreide procedure ruimte geeft voor het indienen van zienswijzen en om in beroep te gaan, is dit bij de kortere procedure niet het geval. Er is dan wel de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen, maar de gemeente is in de procedure niet verplicht hier iets mee te doen.

In het geval van de Wolvenpleingevangenis is een korte voorbereidingsprocedure gebruikt en is de vergunning binnen acht weken na aanvraag verstrekt voor tijdelijk gebruik op 20 januari 2015 (Bijlage 9). Een aantal buurtbewoners hebben zienswijzen ingediend over de zorgen die ze hadden over de buurteffecten van tijdelijk gebruik (Bijlage 1 & 2). Later werd ook een informatieavond door de gemeente georganiseerd waarbij dezelfde bewoners het idee hadden dat ze alleen maar geïnformeerd werden en niet mochten meepraten. Een van de bewoners omschreef dit als volgt:

‘’Ik ben zelf naar een hoorzitting geweest met de beheerder en de gemeente. En we gingen er met een gevoel vandaan dat we er gewoon voor jan met de korte achternaam zitten. Er werd niet naar ons geluisterd …. Dat is ook waarom onze bezwaren en zienswijzen in weinig effect resulteerden, de gemeente mag het naast zich neerleggen en doen ze dus ook.’’ (Bijlage 2)

Hoewel in de aanloop naar de omgevingsvergunning de gemeente Utrecht dus Stadsdorp Wolvenburg veel inspraak heeft gegeven door hun belangen te vertegenwoordigen in het opzetten van tijdelijk gebruik, hebben andere bewoners die zich niet bij het buurtinitiatief scharen het gevoel niet serieus genomen te worden wanneer zij hun belangen delen gedurende de vergunningsprocedure. Met de informatieavond en de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen heeft de gemeente dus participatie op uitnodiging gegeven aan de buurtbewoners. Uit de ervaringen van enkele kritische bewoners blijkt dat de inspraak die deze participatie met zich meebracht het niet verder komt dan het derde niveau ‘informeren’ op de participatieladder, zoals te zien in tabel 4 (Bijlage 1, 2, 3 & 12). De buurtbewoners delen de ervaring dat ze vooral informatie kregen van de gemeente over het tijdelijk gebruik maar er weinig tot geen mogelijkheid was om zelf inspraak uit te oefenen gedurende deze bijeenkomst en bij het indienen van zienswijzen.

Gradatie van participatie 8. Volledig in controle 7. Besluitvormend 6. Partnerschap 5. Bemiddelen 4. Raadplegen 3. Informeren 2. Therapie 1. Manipulatie

Tabel 4: De positie (aangegeven in rood) van inspraak die de gemeente gedurende de omgevingsvergunningprocedure heeft gegeven.

6.2.4 Bewonersgroep Wolvenbuurt versus Stadsdrop Wolvenburg

Gedurende de omgevingsvergunningprocedure bleken niet alle neuzen dezelfde kant op te staan in de Wolvenbuurt. De kritische bewoners die bij deze procedure zienswijzen indiende en het idee hadden dat ze niet serieus werden genomen door de gemeente hebben zelf ook een buurtinitiatief, namelijk bewonersgroep Wolvenbuurt (Bijlage 3). Uit de interviews met de buurtbewoners blijkt dat de meningen van de bewoners die zich aansluiten bij de bewonersgroep sterk verschillen met die van Stadsdorp Wolvenburg. Waar Stadsdorp Wolvenburg reuring en een publieke en educatieve functie in de gevangenis wil (Bijlage 7), ziet de bewonersgroep liever een functie die zo min mogelijk effecten heeft op de buurt zoals wonen (Bijlage 1 & 2).

Er is dus een tegenstelling in de buurt tussen buurtinitiatieven die beide mee willen beslissen over het tijdelijk gebruik en de herbestemming van de gevangenis. De bewonersgroep is boos omdat ze zich gepasseerd voelen gedurende deze eerste fase. Uit de interviews blijkt dat dit eruit voortkomt dat de gemeente wel met Stadsdorp in gesprek is gegaan over het tijdelijke gebruik, maar dit niet heeft gedaan met de bewonersgroep (Bijlage 1). Ook blijkt dat de spanningen hoog zijn tussen beide groepen. Stadsdorp Wolvenburg noemt de bewonersgroep ‘notoire bezwaarmakers’ (Bijlage 7), anderzijds wordt het Stadsdorp ervan beschuldigd niet eens de belangen van de buurt te behartigen door ook veel mensen te betrekken die niet in de buurt wonen (Bijlage 1 & 2).

6.2.5 Deelconclusie fase 1

In de eerste fase tussen de leegstand en het tijdelijk gebruik heeft er op verschillende manieren buurtparticipatie over het tijdelijk ruimtegebruik plaatsgevonden. Een belangrijke nuance hier is dat er een uiteenlopende meningen zijn in de buurt over tijdelijk ruimtegebruik tussen Stadsdorp

Wolvenburg en Bewonersgroep Wolvenbuurt. Beide buurtinitiatieven verschillen van elkaar in vorm en vertegenwoordigen een andere groep mensen.

In tabel 5 is te zien hoe de posities op de participatieladder verschillen in de eerste fase. Stadsdorp Wolvenbuurt heeft hier in het begin van het proces een hoge positie gekregen op de participatielader omdat ze de gemeente succesvol overtuigd in het toestaan van tijdelijk gebruik in de gevangenis. Waarop de gemeente de belangen van de groep is gaan vertegenwoordigen bij het RVB. De bewonersgroep daarentegen heeft wel mogelijkheden gekregen om zienswijzen in te dienen en naar een informatieavond te komen, maar hierbij hebben ze niet mee mogen beslissen en werden ze alleen geïnformeerd over de plannen voor de gevangenis.

Gradatie van participatie

Stadsdorp Wolvenburg Bewonersgroep Wolvenbuurt

8. Volledig in controle 8. Volledig in controle

7. Besluitvormend 7. Besluitvormend 6. Partnerschap 6. Partnerschap 5. Bemiddelen 5. Bemiddelen 4. Raadplegen 4. Raadplegen 3. Informeren 3. Informeren 2. Therapie 2. Therapie 1. Manipulatie 1. Manipulatie

Tabel 5: positie op de participatieladder van Arnstein (1969) voor beide buurtinitiatieven voor de eerste fase van het proces.