• No results found

6. Analyse 1 Inleiding

6.3 Fase 2: Tijdelijk gebruik in uitvoering

6.3.1 Inleiding

De tweede fase reikt van begin 2015 toen de eerste tijdelijke gebruikers in de gevangenis kwamen tot eind 2017 toen de gemeente is aan bemiddelen met bijzonder opsporingsambtenaren (verder BOA) in de buurt, zoals te zien in figuur 6. Gedurende deze periode is er op verschillende wijzen geparticipeerd door de buurt om invloed te kunnen uitoefenen op het tijdelijk gebruik met wisselend succes.

6.3.2 Buurteffecten & gevolgen

In het theoretisch kader zijn milieu, verkeer, sociaal & economie naar voren gekomen als de thema’s waar buurteffecten zich het meest binnen zouden afspelen (Nabil & Eldayem, 2015). In de casus van de Wolvenpleingevangenis blijkt dat alle klachten in deze thema’s onder te verdelen zijn. In de

interviews zijn er echter geen positieve of negatieve reacties gekomen over het thema economie, een geïnterviewde verklaarde dit doordat de gevangenis in het stadscentrum ligt wat al sterk economisch ontwikkeld is, de grote hoeveelheid aan werkruimtes, horecagelegenheden en retail zorgen ervoor dat de effecten die het tijdelijk gebruik heeft daardoor maar klein zijn voor de binnenstad en daarin dus weinig verandering brengen (Bijlage 4). De buurteffecten die wel benoemd zijn in de interviews en documenten zijn samengevoegd in tabel 6.

Verkeer Milieu Sociaal

- Sinds het tijdelijk gebruik is er een toename van verkeer in de wijk, met name van: vrachtwagens, fietsen en autoverkeer.

- Door de smalle straten in de buurt zorgt het toenemende verkeer voor opstoppingen. - Schade aan gebouwen door vrachtwagens.

- De parkeerdruk is toegenomen in de wijk en vooral rond de gevangenis.

- Meer geluidsoverlast van verkeer, vooral piepende vrachtwagens en koelwagens. - Meer geluidsoverlast van bezoekers, vooral bij aankomst en vertrek, wat er in de gevangenis gebeurt heeft men weinig last van.

- Verslechtering luchtkwaliteit. - Toename zwerfvuil

- Toename ongedierte

- Toename van aantal bezoeken in de wijk door de activiteiten in de gevangenis. - Toename drugsdealers in de wijk.

- Afname van sociale veiligheid.

Tabel 6: Ervaren buurteffecten van omwonenden door het tijdelijk gebruik.

Volgens sommige bewoners levert het tijdelijk gebruik zoveel overlast op omdat het gebouw en de buurt niet op berekend is voor dergelijke functies. De gevangenis momentele volgens hun alleen geschikt voor dat doeleinde, en de smalle straten zijn niet berekend op de toename van het verkeer (Bijlage 1 & 2). Toen het nog een gevangenis was had het maar weinig effecten op de buurt, door de korte opeenvolgende komst van tijdelijke gebruikers begin 2015 is daar snel verandering in gekomen (Bijlage 1). De bewoners die het meeste last hebben van het tijdelijk gebruik zijn de direct aanwonenden in de Wolvenstraat en op het Wolvenplein, die zich hebben verenigd in bewonersgroep Wolvenbuurt (Bijlage 3). Bewoners verderop in de buurt merken veel minder van de negatieve buurteffecten van de gevangenis (Bijlage 7).

In het begin van het tijdelijk gebruik hebben omwonenden vooral last gehad van koffiezaak The Village, die een terras had aan de straatkant vlakbij de bewoners. Een van de bewoners omschreef het als ‘een groot drama’ (Bijlage 2). Regelmatig belde de bewoners de politie voor geluidsoverlast

en diende ze bezwaarschriften en klachten in bij de gemeente en tijdelijke gebruikers. De projectmanager van de gemeente vertelde dat de gemeente verplicht is op deze bezwaren te reageren. De commisie stad en ruimte die over deze onderwerpen gaat heeft de kwestie toen uiteindelijk in een gemeenteraadsvergadering voorgedragen. Op verzoek van deze commissie heeft de gemeenteraad besloten dat de koffiezaak erop beroept werd onderzoek te moeten doen naar het overschrijden van wettelijke normen (Bijlage 4). De kosten voor dergelijke onderzoeken zouden hoog zijn voor de zaak, daarnaast hielden de klachten van de buurt daar niet op (Bijlage 4 & 8). Uiteindelijk heeft de zaak toen besloten de handdoek in de ring te gooien en de onderneming elders in de binnenstad voort te zetten (Bijlage 12).

Nadat The Village vertrokken was halverwege 2016 hielden de klachten van bewonersgroep Wolvenbuurt niet op. Andere ondernemingen als Gajes in de Bajes en De LiK begonnen goed te lopen en trokken daarmee meer bezoekers en koelwagens aan. De toename van evenementen door De LiK zoals festivals, monumentendagen en een stadsstrand in de zomer leidde tot wederom toenemende klachten van omwoners. Contact tussen de omwonenden en de gebruikers liep ook stuk. Volgens de gebruikers gingen de omwonenden met een gestrekt been de gesprekken in en was er weinig ruimte voor compromissen (Bijlage 8), volgens de omwonenden wilde de gebruikers geen rekening met ze houden zodra de ondernemingen goed begonnen te lopen (Bijlage 1 & 2). Uiteindelijk zijn er twee brieven naar de gemeenteraad uitgegaan met klachten over het tijdelijk ruimtegebruik van de bewonersgroep (Bijlage 3). Daarnaast heeft een van de leden van bewonersgroep Wolvenbuurt die voorzitter is van de wijkraad het aangekaart in een vergadering waar ook gemeenteraadsleden bij aanwezig waren (Bijlage 10). Via deze wegen probeerden de omwonenden alsnog inspraak te krijgen op de tijdelijke functies, deze vormen van participatie op eigen initiatief hebben geholpen, want de gemeente is uiteindelijk gaan bemiddelen in de situatie, hierover meer in de derde fase.

De bewonersgroep Wolvenbuurt heeft in deze fase dus invloed gekregen op de tijdelijk functies, de klachten en brieven die ze ingediend hebben behoren tot participatie op eigen initiatief. Door de participatie is koffiezaak The Village uiteindelijk vertrokken, hierdoor komt deze participatie op de positie van ‘bemiddelen’ op de participatieladder, zoals te zien in tabel 7. Arnstein (1969) schreef over bemiddelen dat burgers hier gevraagd en ongevraagd advies geven over beleid, een belangrijk distinctie hierin is of een overheidsorgaan iets met dit advies moet doen. In dit geval moest de commissie stad en ruimte het agenderen in de gemeenteraad door het veelvoud aan bezwaren in een korte periode (Bijlage 4). De gemeenteraad heeft dit toen uiteindelijk behandeld en besloten

dat The Village een onderzoek moest doen naar wettelijke normen, de bewonersgroep dus via deze weg inspraak verkregen.

Gradatie van participatie

8. Volledig in controle 7. Besluitvormend 6. Partnerschap 5. Bemiddelen 4. Raadplegen 3. Informeren 2. Therapie 1. Manipulatie

Tabel 7: De positie (aangegeven in rood) van inspraak die bewonersgroep Wolvenbuurt in de tweede fase verkreeg.

6.3.3 Utrechters versus bewonersgroep Wolvenbuurt

De acties die de bewonersgroep Wolvenbuurt heeft ondernomen in de tweede fase zijn niet onopgemerkt gebleven. De Utrechtse Internet Courant (DUIC), het grootste nieuwsplatformen van de stad heeft enkele publicaties gedaan over de sluiting van The Village. Op het nieuwsartikel reageerden veel Utrechters negatief naar de bewoners van de buurt, men noemt de bewoners ‘azijnzeikers’ en dat de ‘klacht van de minderheid het wint van de tevreden meerderheid’ (Bijlage 5 & 6). Daarnaast deelt men de mening dat de bewoners in het centrum wonen en dus wel enige overlast mogen verwachten, dat de binnenstedelijke activiteiten zich uitbreiden naar deze buurt is dus niet meer dan normaal (Bijlage 5). Naast de afkeer voor de bewoners vraagt ook een deel zich af waarom de bewoners niet eerder betrokken zijn geweest bij het maken van plannen zodat dergelijke klachten uit zouden blijven, zeker omdat de buurt erom bekent staat veel formeel te participeren (Bijlage 6).

6.3.4 Deelconclusie fase 2

In de tweede fase hebben de tijdelijke functies de verwachtte effecten gehad op de buurt zoals die eerder in het theoretisch kader al aan bod kwamen. De toename van (geluids)overlast, verkeer, afval en bezoekers leidde ertoe dat de bewonersgroep Wolvenbuurt op eigen initiatief nog manieren heeft gezocht om te participeren om zo invloed te krijgen op de tijdelijke functies in de buurt. Mede door deze participatie heeft een van de gebruikers de onderneming in de gevangenis opgeheven, en heeft de bewonersgroep later ook nog een bemiddelingstraject van de gemeente afgedwongen. Waar de bewonersgroep in de eerste fase dus vooral geïnformeerd werd is het ze uiteindelijk toch

gelukt meer inspraak te krijgen door klachten en brieven in te dienen bij de gemeente. Hierdoor heeft de bewonersgroep niveau vijf ‘bemiddelen’ bereikt op de participatieladder van Arnstein (1969).