• No results found

3.4. De Surinaamse kunstenaars anno nu

3.4.4 Etniciteitsbeleving en positionering

De in Twintig Jaar Beeldende Kunst in Suriname vertegenwoordigde kunstenaars werden gedefinieerd en gepresenteerd als kunstenaars uit Suriname. Hoe omschrijven en profileren de kunstenaars van nu zichzelf? Benadrukken zij hun ‘andersheid’ naar buiten toe? Oftewel, gebruiken zij hun etniciteit om zich te positioneren? Waarom doen zij dit wel of niet?

Dat deze vragen geen eensluidend antwoord kennen, blijkt uit wat de kunstenaars daarover zeggen. De meesten hebben een dubbele culturele binding, waardoor zij zichzelf niet onder één bepaalde noemer kunnen of willen plaatsen. Jungerman vindt het ingewikkeld om zichzelf te definiëren:

‘Ik presenteer me als kunstenaar met een Surinaamse origine, maar ik ben geen Surinamer. Ik wil niet het label ‘Surinaams kunstenaar’ hebben. Maar ik bén een Surinaams kunstenaar dus noem dat maar zo. Het is een moeilijke, ik weet het niet. Je hebt zoveel labels.’350

Over ‘etniciteit’ als inzet om jezelf als kunstenaar te positioneren is hij stellig: Dat moet niet een richtlijn zijn. Wat hij echter belangrijker vindt, is niet of je je etniciteit al dan niet als inzet moet gebruiken, maar de acceptatie door het hedendaagse kunstklimaat waarin pluriformiteit ontbreekt:

349 Özkan 2011: 23.

‘Etniciteit moet niet een basis zijn waarop je je moet richten. Je richt je weliswaar wel op je eigen bronnen, waar je vandaan komt, de dingen die je kunnen inspireren, wat je denkt wat vernieuwend kan zijn en dat leidt je naar je eigen oorsprong. Maar je eigen oorsprong is uiteindelijk ook een mix geworden van waar je vandaan komt en waar je je bevindt. Al die elementen zitten daarin. Als je alleen maar grijpt naar je etniciteit, dat is niet wat bedoeld wordt. Wat bedoeld wordt, is dat we veel meer acceptatie zouden willen hebben in een kunstklimaat dat ook veranderd is in een samenleving die ook niet meer homogeen is. En die verandering zie je niet weerspiegeld in het

Stedelijk bijvoorbeeld.’351

In tegenstelling tot Jungerman, is voor Nahar en Pinas de etniciteitbeleving niet ambigue. Deze kunstenaars zijn in Suriname uit Surinaamse ouders geboren en, behalve hun tijdelijke periodes in Nederland, in hun moederland blijven wonen. Zij beschouwen zichzelf als Surinaams. Voor Pinas en Nahar is de Surinaamse oorsprong de basis van hun

kunstenaarschap. Pinas verklaart:

‘Het Caraïbisch gebied is veel beter voor een Surinaams kunstenaar om zich te ontwikkelen. Als ik meteen naar Nederland was gegaan dan had ik met mezelf gevochten. Want als je hier komt, leer je denken als een Europeaan. Maar ik ben Surinamer.’352

Daarbij vindt Nahar het vanuit nationalistische motieven belangrijk zich als Surinaams kunstenaar te profileren:

‘Als ik naar mezelf kijk, ben ik door mijn onderzoek als kunstenaar mezelf beter gaan begrijpen, waar ik vandaan kom, waar ik ben geboren. Dat vormt mij. Die ervaring wil ik delen met de grotere gemeenschap zodat wij weer trots kunnen zijn op ons land. Ik wil Suriname op de kaart zetten, in die zin ben ik een nationalist.’353

Iris Kensmil ziet zichzelf als een Europese ‘kleurling’, als een Black-European (met Surinaamse achtergrond). Ze deelt Jungermans mening dat er in de huidige samenleving voor

351 Ibidem.

352 Mister Motley 2012: 189.

haar als ‘kleurling’ (nog) geen erkende plaats is en presenteert zichzelf daarom als zodanig ten behoeve van de zwarte emancipatie:

‘Ik verken een zelfbeeld van een Black European in deze tijd. Ik ben Europees, ik ben in Nederland en Europa gevormd als persoon en als kunstenaar, maar ik besef – zoals Frantz Fanon analyseerde – dat ik als ‘kleurling’ pas zeer recent een gelijkwaardige positie kan claimen in de Europese cultuur. In de verbeelding van de geschiedenis van Europa is er voor mij nog geen herkenbare plaats. Voor mijn zelfbeeld is daarom de geschiedenis van het veroveren van die plaats door zwarte mensen van belang en moet dat deel zijn van de canon.’354

Het politiek-maatschappelijke aspect is ook voor Kaersenhout de reden om zichzelf neer te zetten als zwarte vrouwelijke beeldend kunstenaar. Ze ondervindt echter de beperking van haar huidskleur die haar dwingt een keuze te maken of ze deze al dan niet inzet om als kunstenaar zichtbaar te zijn:

‘Die nationaliteit heeft een politieke betekenis voor mij zoals het woord ‘zwart’ ook een politieke betekenis heeft, omdat het letterlijk over de kleur gaat […] Het lastige is dat je als zwarte kunstenaar, of überhaupt als zwart persoon, altijd een strategie moet bedenken, hoe je het ook wendt of keert. Als je zegt, ik laat mijn etniciteit geen rol meespelen, dan is het ook een strategie. Je moet altijd iets kiezen of doen, terwijl als je dat niet hebt, dan ben je veel vrijer.’355

Ondanks het feit dat Landvreugd zich als Nederlands positioneert, vindt hij het net zozeer belangrijk om daarnaast zijn etnische identiteit uit te dragen. Daarmee wil hij, evenals Iris Kensmil, de (succesvolle) zichtbaarheid van mensen met een niet-westerse achtergrond bevorderen:

‘Ik presenteer me absoluut als Nederlands, maar ik vindt het wél belangrijk dat mijn etniciteit genoemd wordt […] Die etnische zichtbaarheid is voor mij belangrijk, juist ook omdat als je dan succes hebt in wat je doet, in de media – in die zichtbaarheid – je etniciteit duidelijk aanwezig is.’356

354 Kensmil 2012: 190.

355 Kaersenhout. Persoonlijk gesprek. 30 oktober 2012.

Natasja Kensmil distantieert zich bij voorbaat van de relatie tussen haar werk en haar etniciteit en onderstreept om die reden haar Surinaamse roots niet. Het dient om haar werk te gaan en niet om haar afkomst:

‘Ik wil iets te melden hebben door de figuren die ik schilder.’357

Blokland presenteert zich bewust als Nederlands. Haar zowel Nederlandse als

Surinaamse erfenis en haar Nederlandse identiteit daarin, is in haar presentatie als kunstenaar en in haar werk van grote betekenis:358

‘Ik was in het land van mijn vader. Ik heb Suriname altijd beschouwd als op de achtergrond aanwezig. Nu ik er ben geweest, heb ik wel gemerkt dat ik er ook op een andere manier naar kan kijken en er juist iets mee kan doen.’359

Hoewel Tedja in al zijn projecten als ‘zwart’ naar buiten treedt, waakt hij ervoor op basis daarvan bevooroordeeld te worden. Hij is zich er terdege van bewust dat dit toch vaak gedacht wordt. Naar aanleiding van zijn recente solo-expositie in het Cobra Museum verklaart hij:

‘Iemands afkomst is interessant, maar uiteindelijk gaat het om de individuele

kwaliteiten. Een Surinaamse kunstenaar alleen is niet interessant, het werk moet ook goed zijn. Er zijn vast mensen die denken dat ik dit allemaal voor elkaar heb gekregen omdat ik een Surinaamse kunstenaar ben […] Maar ik geloof ook dat er mensen zijn die zeggen: onzin, dit is gewoon goed werk.’360

Het poneren van zijn afkomst betekent voor Fortune vooral een inperking van zijn creatieve vrijheid. Hij wil niet als ‘Surinaams’ kunstenaar gezien worden, omdat hij werk wil maken dat internationaal is:

357 Hagenaars 2012: 194.

358 Landvreugd 2010: 64.

359 Tosari: 24 <www.readytexartgallery.com/website/pdf/saxokt2010_nl2.pdf> 22 mei 2013.

360 Haroon <http://www.vice.com/nl/read/beeldend-kunstenaar-michael-tedja-heeft-heus-wel-humor-> 8 april

‘Ik wil niet ergens aan vast zitten. Ik wil vrij zijn. Groot kunnen denken, op zoek naar universele thema’s […] Het gaat altijd alleen maar over de relatie tussen Nederland en Suriname. Er is zoveel meer. Ik wil niet in dit zwart-wit denken blijven hangen.’361

Uit de woorden van de kunstenaars blijkt dat de beleving van de etnische achtergrond en het denken over de etniciteit als inzet om zichzelf te positioneren per kunstenaar sterk verschilt. Tevens komt naar voren dat sociale, etnische en artistieke identiteiten een complex gegeven zijn. Evident is dat een duidelijk afgebakende identiteit niet bestaat. De meeste van deze kunstenaars bezitten een duale identiteit, wat inhoudt dat zij afkomstig zijn uit een etnisch gemengd huwelijk en/of met twee culturen te maken hebben.362 Omdat zij meerdere achtergronden hebben, zijn deze kunstenaars moeilijk te reduceren tot een enkelvoudige identiteit, zoals zij zelf ook verwoorden. Bovendien zou dit in een mondiale cultuur achterhaald en onhoudbaar zijn, conform de visies van Bhabha, Enwezor, Gevers, Hall en Gilroy. Het zou eveneens getuigen van een koppige vasthoudendheid aan het idee van het bestaan van een Ander.

Wanneer deze kunstenaars zich bewust profileren als de Ander liggen daaraan maatschappelijk-politieke motieven ten grondslag, namelijk om zichtbaarheid en erkenning als ‘kleurling’ te krijgen. Als argumenten om de etnische identiteit bewust niet te

benadrukken, worden door de kunstenaars genoemd: angst voor stigmatisering, dat wil zeggen voor bestempeling als de Ander, belemmering van de artistieke vrijheid, of omdat de

intrinsieke kwaliteit van het werk centraal dient te staan en niet de oorsprong van de maker. In overeenstemming met de primordiale visie komt vooral in de citaten van Nahar en Pinas het emotionele aspect van de eigen etniciteit sterk naar voren. Daaruit spreken de binding met, gehechtheid aan en de liefde voor het geboorteland. Ze verraden dat de Surinaamse afkomst hen op een onvermijdelijke en diepgravende manier heeft gevormd. De etnische identiteit kan uiteraard niet zomaar worden afgelegd omdat het deel van het zijn is.

Het zich onttrekken aan een eenduidige identiteit is in veel gevallen een

gevoelskwestie; de meesten voelen zich door de gemengde achtergrond daadwerkelijk zowel Surinaams als Nederlands. Misschien het ene moment meer Surinaams en het andere moment meer Nederlands, afhankelijk van een bepaalde levensfase of situatie waarin zij verkeren. Kaersenhout gebruikt haar biculturaliteit bovendien om het publiek aan het denken te zetten over identiteiten:

361 Bool <http://framerframed.nl/nl/dossier/verslag-what-did-you-expect-to-see/> 14 april 2013.

‘Ik voel me allebei en Iris ook. […] Ik gebruik het gewoon in m’n voordeel, waarom niet? Het is heel goed om mensen op het verkeerde been te zetten, want dan moeten ze erover na gaan denken waarom ze het niet snappen: waarom is het nu dit en toen zo? Over identiteit las ik een stuk van James Baldwin die zei: “Identiteit wordt alleen maar bevraagd when a stranger enters the gate.” We moeten er niet zo strikt mee

omgaan.’363

Dat de meerderheid zich wisselend als Nederlands of Surinaams profileert, is in feite logisch omdat beide noemers de verschillende geografische gebieden reflecteren waaronder zij geschaard kunnen worden. Toch valt er ook een contradictie te signaleren: enerzijds willen deze kunstenaars niet gelabeld worden, anderzijds labelen zij zich op bepaalde momenten zelf wanneer er belangen in het spel zijn. De inzet van de etnische identiteit is dan een strategie. Hierin vinden we de situationele opvatting van etniciteit terug. Uit de gesprekken met enkele in Nederland woonachtige Surinaamse kunstenaars komt naar voren dat het zich presenteren als Surinaams of als Nederlands grotendeels afhangt van wat er op dat moment gevraagd wordt. Begrijpelijk, want zichtbaarheid is belangrijk voor een kunstenaar. Zo zat Natasja Kensmil, die haar Surinaamse oorsprong niet wil accentueren, wél als de Surinaamse

vertegenwoordiging samen met haar zus in de tentoonstelling De Nederlandse identiteit? Half

suiker, half zand in Museum De Paviljoens. Jungerman nam als Surinaams kunstenaar deel

aan Twintig Jaar Beeldende Kunst in Suriname en enkele maanden later in hetzelfde museum als Nederlands kunstenaar aan de groepstentoonstelling Around Europa. Voor deze expositie selecteerde Fuchs, ter gelegenheid van de Europese Top in Amsterdam, kunstenaars uit vijftien Europese landen. Jungerman representeerde Nederland.364 Zijn dubbele achtergrond werkte eveneens in zijn voordeel op de Biënnale in Havanna in 2000 waarbij hij door de Mondriaan Stichting als Nederlander werd gesponsord, terwijl Havanna hem speciaal

uitnodigde vanwege zijn Surinaamse afkomst.365 Dikwijls is het dus een pragmatische keuze om de etniciteit wel of niet te benadrukken.

363 Kaersenhout. Persoonlijk gesprek. 30 oktober 2012.

364 Stedelijk Museum Amsterdam <http://www.stedelijk.nl/en/40051/around-europa> 5 januari 2013.