• No results found

Een deel van de epistemologische eenzaamheid valt, zoals te lezen is onder de hoofdcode ‘gayscene’, te verklaren doordat de respondenten zich niet volledig gezien voelen in de gayscene. De oorzaak van de epistemologische eenzaamheid lijkt daarnaast ook voort te komen uit de maatschappelijke ervaring, en de ervaring met de omgeving, die de

respondenten beschrijven.

De eerste ervaringen van epistemologische eenzaamheid worden al opgedaan voor de Coming Out. Hierbij werden respondenten aangesproken op hun vermeende heteroseksualiteit, en werden ze niet gezien als wie zij werkelijk waren. Respondent 3 geeft aan welke uitspraken effect op hem hadden. “Ja later als je met een vrouw trouwt… of… hoe moet jouw vriendin er uitzien? Je wordt nooit erkend voor wie je bent.”

Na de Coming Out ondervonden de respondenten dat ze door hun naaste omgeving soms niet erkend werden als wie ze zijn. Vijf respondenten geven aan dat zij in hun naaste omgeving ervaringen hebben gehad waardoor zij zich niet erkend voelden om wie ze zijn. Respondent 6 geeft aan: “Op het moment dat ik daar nog niet voor uit ben gekomen dan heb ik wel het idee dat mensen mij gewoon nog als mij zien. En als ik dan zeg 'ik ben gay', dan heb je inderdaad al wel een bepaald beeld. Dat beïnvloedt wel hoe mensen me zien of met me omgaan”. Respondent 7 geeft aan dat haar familie haar na haar Coming Out in eerste instantie niet geloofde of het ontkende, en soms zelf deed alsof zij erover loog. Ze vertelt wat dit voor effect op haar had: “Ja dus dat begin was wel heel heftig want je denkt, oké, nu heb ik het eindelijk verteld en dan wordt er zo gereageerd en denk je wel van oké. Je denkt...kan ik eindelijk echt mezelf zijn, maar eigenlijk kan dat dan niet.” Ook werd respondent 4 gevraagd door haar familie om haar geaardheid voor zichzelf te houden. Zij vertelt dat zij door haar ouders meteen als stereotype werd benaderd nadat ze uit de kast was gekomen. Haar moeder zei direct ‘Knip je haar niet af!’.

Ook door uitsluiting door de omgeving (zie culturele eenzaamheid) kunnen de respondenten zich soms niet gezien en erkend en epistemologisch eenzaam voelen. Een andere wijze waarop de epistemologische eenzaamheid naar voren kwam bij de respondenten was door juist extra positief beoordeeld te worden. Respondent 6 vertelt: “Ik merk wel dat meisjes eh.. die worden gelijk een soort van enthousiast als je homo bent. […] Ik heb wel eens een meisje gehad en iemand zei: ¨Hij is homo¨ en zij meteen: ¨Leuk! Leuk!¨ En dan denk ik: nou rot op. Ze vindt me nu alleen leuk omdat ze weet dat ik homo ben. Ze heeft geen idee wie ik ben.”

Respondent 9 vertelt: “We zijn toen een weekend naar Ierland gegaan. En toen zei iemand: mijn vrienden vinden het heel knap dat ik met jou op een kamer durf te slapen. […] En die was erg fier door te zeggen dat hij daarboven stond. Hij zag zichzelf als een held.”

Niet alleen voelen de respondenten zich soms niet erkend in wie ze zijn, ook voelen ze zich soms niet erkend in wat zij meemaken door hun homoseksualiteit. Respondent 9 geeft aan “Van kinderen tot bejaarden iedereen kijkt je na. […] Heterofielen weten niet hoe het is om nagekeken te worden, die maken dat niet mee. Ook bij defensie schrokken ze daarvan. Hoeveel mensen je naroepen. En toen snapten ze pas dat er maar zo weinig mannen hand in hand over straat durven te lopen.”

Daarnaast lijkt een groot deel van de epistemologische eenzaamheid te liggen in het feit dat de samenleving is ingericht op heteroseksuelen. Alle respondenten geven aan dat ze hier wel eens tegen aan lopen. Respondent 5 vat samen wat in een tal van illustraties van de overige respondenten naar voren komt: “Er is eenzaamheid, want als je homoseksueel bent… oké… er zijn veel homoseksuelen, gays, lesbische, maar da’s altijd de minoriteit en blijft altijd een minoriteit. De big norm is altijd om heteroseksueel te zijn. Alleen omdat er meer

heteroseksuele mensen ter wereld zijn dan homoseksuelen. Dat is het.”

De overige respondenten geven voorbeelden waarin ze deze uitspraak herkennen. Zo vertelt respondent 2 over de reclames, films, de maatschappij die op 'hem en haar' is ingericht. Respondent 6 vertelt over de opleiding waar hij de enige homo is. Respondent 8 vertelt dat hij tegenover een bruidswinkel woont die is ingericht op hetero’s, en ook respondent 9 vertelt dat ze trouwringen wilde kopen met haar vriendin, waarbij de ‘mannenring’ gratis was. Ook vertelt respondent 6 over de problemen die zij ondervond bij het openen van een

bankrekening, waarbij ze structureel benaderd werden als twee vriendinnen in plaats van als stel. Uit deze voorbeelden blijkt dat men zich niet altijd erkend voelt binnen de

maatschappelijke norm. Hoe men daar op reageert valt te lezen onder de hoofdcode ‘aanpassen’.

Samenvattend: Epistemologische eenzaamheid komt uit dit onderzoek voort als de meest dominante vorm van eenzaamheid onder de respondenten. Ten grondslag van deze vorm van eenzaamheid ligt het gevoel niet gezien of erkend te worden om wie men is. Bij de

respondenten blijkt deze vorm van eenzaamheid zich al te manifesteren voor de Coming Out doordat ze in deze periode altijd als hetero worden benaderd. Daarna zet dit gevoel zich voort en voelen mensen zich niet gezien doordat zij als stereotype worden neergezet, uitgesloten worden of extra positieve of negatieve aandacht krijgen. Ook ontstaat epistemologische

eenzaamheid doordat hetgeen de respondenten meemaken niet altijd juist wordt ingeschat of erkend. Het feit dat de samenleving met name is ingericht op heteroseksuelen, vergroot tevens het gevoel van epistemologische eenzaamheid onder de respondenten.