• No results found

Dit onderzoek is een eerste exploratie geweest naar de samenhang tussen de concepten homoseksualiteit en existentiële eenzaamheid. Hierbij hebben de ervaringen en beschrijvingen van de negen respondenten het uitgangspunt gevormd. Het kwalitatief empirische gedeelte is kritisch vergeleken met de auteurs die weergegeven zijn binnen het theoretisch kader, waarna ik ben gekomen tot een analyse en tot conclusies. Hiermee is dit onderzoek een kwalitatieve aanvulling op een grote reeks kwantitatieve onderzoeken omtrent homoseksualiteit en eenzaamheid.

Deze exploratieve manier van onderzoek naar de ervaringen van homoseksuelen is een eerste noodzakelijke stap gebleken om kwalitatief te onderzoeken waar gevoelens van eenzaamheid vandaan komen. Het onderzoek heeft kennis opgeleverd over de ervaringswereld en

belevingswereld van homoseksuelen, de levensvragen waarmee zij worstelen en de perioden van crisis. Het onderzoek biedt ook zicht op de vormen van eenzaamheid, beeldvorming en hetgeen daar aan ten grondslag ligt.

In de conclusie hebben we kunnen lezen dat er geen sprake is van een evidente relatie tussen existentiële eenzaamheid en homoseksualiteit. Desalniettemin is de relatie tussen

homoseksualiteit en eenzaamheid niet uitputtend aan bod gekomen, en zijn er diverse aanbevelingen voor nader onderzoek.

We zagen dat epistemologische eenzaamheid een zeer dominante vorm van eenzaamheid is onder de respondenten. Deze vorm van eenzaamheid hangt nauw samen met de (beleving van) de gayscene en het gebruik van de sociale media. Uit dit onderzoek blijkt dat

homoseksuelen een cultuurverandering binnen de gayscene noodzakelijk achten om zo tot andere manieren van contact te komen, anderzijds blijken zij terughoudend om hier zelf stappen in te ondernemen. Interessant zou zijn om een literatuuronderzoek te doen naar de totstandkoming van de Nederlandse gayscene, aangevuld met een kwalitatief empirisch onderzoek gericht op de instandhouding van gevoelens van eenzaamheid binnen een

dergelijke cultuur. Ook andere vormen van eenzaamheid kwamen dominant naar voren met elk een eigen proces van totstandkoming. Aan te bevelen valt om een dergelijk onderzoek te herhalen gericht op deze andere vormen van eenzaamheid.

Naast de verschillende vormen van eenzaamheid is binnen deze exploratie ingegaan op hoe men omgaat met de eigen geaardheid, welke factoren belemmerend en welke factoren helpend

zijn om zich te verhouden tot de geaardheid en de gevoelens van eenzaamheid. Hierbij kwamen geheel nieuwe concepten naar voren in het empirische gedeelte van het onderzoek. Deze aangedragen concepten bieden een gedegen startpunt voor een vervolgonderzoek (naar bijvoorbeeld invloed van de media op de gevoelens van eenzaamheid of in het aangaan van contacten. Tevens is het interessant om te onderzoeken wat dergelijke beeldvorming nu eigenlijk zegt over de werkelijkheid.)

Daarnaast is met dit onderzoek inzichtelijk gemaakt welke vormen van aanpassing homoseksuelen zich eigen maken, en aan wie ze zich aanpassen. Ook hier zou nader

onderzoek aan te bevelen zijn om de relatie tussen de geaardheid en deze aanpassingen verder te exploreren. Tevens is het interessant om te onderzoeken welke vormen van eenzaamheid direct leiden tot deze aangepaste gedragingen.

5.5.2 Literatuur

Naast het empirische gedeelte is het van belang een kritische blik te werpen op de literatuur. Allereerst vormt het hanteren van de theorie van Erikson een discussiepunt. De theorie sluit goed aan op deze thesis, daar we zien dat de respondenten -zoals de theorie meent- een positie trachten te vinden tussen de polen intimiteit versus isolement. Het resultaat hiervan is in deze fase de 'deugd' van de liefde. Hoewel dit onderzoek de beweging tussen deze twee polen goed weergeeft, wordt er verder geen expliciete aandacht meer besteed aan de relatie ten overstaan van de deugd.

Daarnaast kent dit onderzoek ook raakvlakken met andere fasen van Erikson, zoals de fase van de identiteit versus de identiteitsverwarring, en de fase van generativiteit versus stagnatie. Het zou aan te bevelen zijn om in een vervolgonderzoek aandacht te besteden aan deze fasen om zo de thematiek verder uit te werken.

Verder is het nodig om een kritische blik te werpen op de vele beschrijvingen van existentiële eenzaamheid. Zo beschrijft Carter bijvoorbeeld over existentiële eenzaamheid dat deze niet verborgen moet worden, maar gedeeld en verstaan. Ook bij andere auteurs komen we dit gegeven tegen. De paradox bij dergelijke beschrijvingen lijkt dat eenzaamheid bij uitstek een solistisch doorleefde toestand is, en niet iedereen de capaciteit, het netwerk of de vrijheid bezit om te delen en wederzijds te verstaan. Tegelijkertijd kunnen we ons afvragen of het individuele narratief van de gedeelde eenzaamheid opgewassen is tegen de laatmoderne narratief van maakbaarheid. Interessant zou het derhalve zijn om niet enkel na te denken over wat nodig is voor het van mens tot mens delen van gevoelens van eenzaamheid en hoe we dit kunnen faciliteren, maar ook om na te denken over hoe men kan komen tot een macro

narratief van de eenzaamheid: een discours waarin we de menselijke conditie van eenzaamheid blootleggen en weerklank vinden voor onze gedeelde ervaringen die het individuele domein overstijgen.

Daarnaast verdient de theorie van Mayers, Khoo & Svartberg (2002) een kritische noot. Zij hebben een poging gedaan om de ervaring van existentiële eenzaamheid te kwantificeren. Uit hun onderzoek bleek dat existentiële eenzaamheid niet te kwantificeren valt. In dit onderzoek heb ik daarom getracht om de ervaringen van existentiële eenzaamheid te kwalificeren. Echter kwamen we binnen dit onderzoek slechts fragmenten tegen van existentiële eenzaamheid. Het is dus goed om ons tevens af te vragen of existentiële eenzaamheid wel te kwalificeren valt. En indien dit zo is, op welke wijze dan? Om welke benadering vraagt het onderzoeken van de existentiële eenzaamheid?

Ook op de literatuur rondom de term 'crisis' wil ik kritisch ingaan. Een crisis wordt door de meeste auteurs geduid als iets dat maakt dat men onomkeerbaar naar het eigen innerlijk gaat luisteren. De respondenten vertelden mij in de interviews duidelijk hoe zij een 'breuk' in het leven ervoeren, waarna een periode van heroriëntatie volgde. Opvallend was hierbij dat de respondenten zich veelal niet naar 'de binnenkant' richten, integendeel, de meesten onder hen richtten zich in dit proces van heroriëntatie naar buiten: zij keken naar de media, probeerden in contact te komen met anderen en pasten zich op allerlei manieren aan. Het onderzoeken van de rol van externe factoren in het proces van heroriëntatie vormt daarom in mijn optiek een interessant en onderbelicht onderdeel van literatuur over crisis-, breuk- of

contrastervaringen.

5.5.3 Methode

Terugkijkend op het onderzoeksproces heb ik alle handelingen verricht die gericht zijn op het vergroten en behouden van de validiteit en betrouwbaarheid. De beschrijvingen zijn zo letterlijk mogelijk gedaan, en de analyse is met veel zorgvuldigheid en ruimte voor

reflexiviteit uitgevoerd. Gekozen was voor kwalitatief onderzoek om zo zicht te krijgen op en recht te doen aan de leefwereld van de respondenten. Een zwakte van het onderzoek is dat de dataverzameling is gericht op de ervaring van de eenzaamheid en er minder aandacht is besteed aan welke innerlijke processen hier volgens de respondenten aan ten grondslag liggen, hoewel het onderzoeken van dit element in eerste instantie wel in de planning lag.

De navolgbaarheid van het onderzoek zou beter zijn geweest wanneer er nog meer gebruik was gemaakt van het computerprogramma Atlas.ti door meerdere memo's aan te maken. Nu moesten de aantekeningen op papier hiervoor voldoen. De interviewmethodiek bleek goed te

werken en afgestemd te kunnen worden op de uniciteit van ieders verhaal, tevens bood het ruimte voor de respondenten om nieuwe concepten aan te dragen die vervolgens ook hun plek hebben gekregen binnen de analyse en de uitwerking. Echter, een kritische noot ten overstaan van de nieuw aangedragen concepten binnen de interviews is dat deze nadere uitwerking behoeven. Veel van de terminologie die gebezigd werd door de respondenten binnen de interviews (zie: homonorm, heteronorm, en de benamingen van diverse subgroepen) is in-vivo overgenomen. Hier is geen semantische discussie tussen het woordgebruik van de

verschillende respondenten op betrokken. Een vervolgonderzoek naar dergelijke terminologie zou de analyse verdiepen en de resultaten meer bindend maken.

In dit onderzoek heb ik met grote zorgvuldigheid getracht de diversiteit onder de

respondenten te waarborgen, ondanks dat is het onmogelijk om deze negen respondenten als representatief te houden voor de gehele homoseksuele populatie. Tevens zijn de resultaten van dit onderzoek niet direct generaliseerbaar naar de gehele homoseksuele populatie. Om de resultaten generaliseerbaar te maken zou een groter onderzoek, gericht op dezelfde thematiek, aan te bevelen zijn. Ook is het aan te bevelen om in een dergelijk grootschaliger onderzoek expliciet onderscheid te maken tussen lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen, en misschien homoseksuelen met een relatie of zonder relatie, of met kinderen en zonder kinderen waardoor de resultaten beter generaliseerbaar zijn. Binnen dit onderzoek heb ik me bezig gehouden met respondenten die zich identificeren als

homoseksueel. Voor toekomstig onderzoek zou het tevens interessant zijn om de groep te verbreden door ook respondenten te betrekken die zich seksueel aangetrokken voelen tot- of seksueel gedrag vertonen ten overstaan van hetzelfde geslacht, maar zich niet direct

identificeren als homoseksueel. Op deze wijze zouden er meer sluitende conclusies aan het onderzoek verbonden kunnen worden.

5.5.4. Tot slot

Naast dat ik in deze discussiesectie kritisch wil zijn op de inhoud, theorie en methodiek van dit onderzoek, vind ik het nog belangrijker dat we oog houden voor de alledaagse praktijk van de eenzaamheid onder homoseksuelen. Hierbij kunnen we ons afvragen: hoe moeten we de eenzaamheid onder deze doelgroep benaderen? Moeten homoseksuelen hierin ondersteund worden? Vraagt dit om een beweging vanuit de maatschappij naar de homobeweging, of moet de homobeweging de kaders loslaten en zich meer maatschappelijk integreren? En is het

stellen van deze vraag niet al zeer problematisch en polariserend? Ik zal deze laatste vraag verder toelichten aan de hand van enkele punten uit dit onderzoek.

We zagen dat het gevoel van eenzaamheid deels voortkomt uit het feit dat de maatschappij is ingericht op hetero's en de respondenten dagelijks geconfronteerd worden met allerlei

opmerkingen, grapjes, en uitlatingen die tezamen een klemmend uitsluitingsmechanisme vormen. Tevens zagen we ook dat veel homoseksuelen krampachtige pogingen ondernemen om te voldoen aan uiteenlopende normen: om niet te mannelijk of vrouwelijk over te komen en de stereotype lesbienne of homo te worden, of juist andersom: om in de gayscene te passen en daar de hokjes na te leven. Zij moedigen daarbij niet alleen zichzelf, maar via hun oordelen en labels ook anderen aan om vast te houden aan de afgebakende kaders en hokjes, die voortkomen uit de traditionele gendernormen en een klassiek heteroseksueel schema. Het lijkt erop dat de druk vanuit beide kanten zo groot is dat de respondenten deze zijn gaan

internaliseren en zich derhalve niet gezien, erkend, en vooral eenzaam voelen. Op micro- niveau zien we dus een voortdurende worsteling binnen de gestelde maatschappelijke kaders.

Maar, het probleem van (een gevoel van) uitsluiting en eenzaamheid is in mijn optiek niet een individueel (micro)probleem maar een maatschappelijk (macro)probleem. In dit onderzoek valt te lezen dat de juridische en politieke regelingen voor homoseksuelen in Nederland zeer succesvol zijn, maar dat hiermee de tolerantie nog niet vanzelfsprekend is. Het lijkt erop dat het feit dat de juridische en politieke regelingen voor homoseksuelen gelijk zijn aan die van heteroseksuelen, maakt dat de maatschappelijke kaders van deze groep niet meer ter discussie worden gesteld, want op papier zijn wij allen gelijk. Hiermee vallen de mensen die zich niet willen of kunnen conformeren aan de maatschappelijke kaders, steevast buiten de boot. Ook het feit of men zich al dan niet geaccepteerd, gezien of eenzaam voelt, verwordt hiermee tot een individueel slagen of falen. Het grote struikelblok dat hier aan ten grondslag ligt lijkt het arsenaal aan gestelde normen. Want hoe kunnen we voorkomen dat men zich eenzaam of uitgesloten voelt, als we gevoelens van uitsluiting en eenzaamheid beschouwen als een probleem van een 'andere' groep? En hoe kunnen we komen tot emancipatie als een zaak voor iedereen, als zowel de maatschappij als de homoseksuele populatie vasthoudt aan normen, hokjes, termen en kaders? We kunnen ons afvragen of de termen als 'gayscene', 'lesbisch', 'homo', 'hetero' enzovoort nog wel volstaan wanneer we willen emanciperen en streven naar gelijkheid. Zorgen deze termen ervoor dat we kunnen uitdrukken wie we zijn, of vormen zij een construct dat ons aan het overstijgen is en reduceren deze termen ons derhalve tot een

prototype, waarin we onszelf niet herkennen, eenzaam voelen en bovendien onderscheiden van elkaar?

Aan te bevelen valt om een (semantische) discussie te voeren, die gericht is op het doorbreken van gefixeerde inclusieve termen rondom seksualiteit met als streven het opnieuw in beeld krijgen van seksuele- en gendervormen. Deze discussie zal hopelijk leiden tot pluriformere beelden en woorden rondom seksualiteit en gender en een meer vrije invulling hiervan. Vanzelfsprekend is het ook voor vervolgonderzoek van groot belang om de gefixeerde termen met grote voorzichtigheid te hanteren. Het onderzoeken van een groep als losstaand kan de groep een stem geven, nieuwe inzichten opleveren en derhalve versterkend werken, maar kan ook zorgen voor uitsluiting en het onderzoeken van de 'ander' als prototype. Daarnaast kan het ter discussie stellen van bestaande seksuele- en gendervormen maken dat ze prominent op de voorgrond komen te staan en enkel aangescherpt worden.

Onderzoek van deze ethische dilemma's en een semantische discussie zullen de

maatschappelijke tolerantie niet direct in de hand werken, zullen geen directe gevoelens van vrijheid opleveren en een wijze om de eenzaamheid te bejegenen. Wel kunnen zij hiertoe een aanzet vormen, en kunnen zij maken dat wij tot een waarachtiger construct komen waarin men zich gezien en erkend voelt, en waarin men zich kan bewegen als vrije mens.

Bronnen

Anbeek, C. (2010) Overlevingskunst, leven met de dood van een dierbare. Kampen: Ten Have

Anbeek, C. (2014). Begeleiding 2. Hoorcollege 8 Mei 2013. Utrecht: Universiteit voor Humanistiek

Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek: Denken en doen. S.l.: Boom Onderwijs

Bollnow, O. (1959) Existenszphilosophie und pädagogiek: Versuch über unstatige Formen der Erziehung. Stuttgart: Kohlhammer Verlag

Bollnow, O. (1966) Krise und neuer Anfang: Beiträge zur pädagogischen Anthropologie. Heidelberg: Quelle & Meyer

Brongers, P. (2001) Wie kan in mijn schoenen staan. Aandacht voor de levensvragen van ouders en verwanten van mensen met een verstandelijke handicap. Deventer: AnkHermes Burton, A. (1961) On the nature of loneliness. American journal of Psychoanalysis, 21 (1), p. 34-39.

Carter, M. (2003) Abiding Loneliness: an Existential Perspective On Loneliness. geraadpleegd op 09-04-2016 van http://philosophicalsociety.com/Archives/Park%20Ridge %20Center%20Essay.htm

Chernin, J. Johnson, M. (2002) Affirmative Psychotherapy and Counseling for Lesbians and Gay Men. California: SAGE Publications

Delfos, M. (1999) Ontwikkeling in vogelvlucht. Amsterdam: Pearson

Dibi, T. (2015) Djinn. Amsterdam: Prometheus

Dykstra, P.A. & Fokkema, T. (2001). Emotionele en sociale eenzaamheid onder gescheiden en gehuwde mannen en vrouwen. De deficiet- en cognitieve benaderingen vergeleken. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 56, 177-190.

Elzen, A.J. van den & Fokkema, C.M. (2006) Huisbezoeken bij ouderen in Leiden: een onderzoek naar het effect op eenzaamheid. In Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie 37(4). P. 142-146.

Ettema, E. Derksen, L. van Leeuwen, E. (2010) Existential loneliness and end-of-life care. A systematic review. In Theoretical Medicine and Bioethics, 31(2) p. 141-169.

Ettema, E. (2012) Existentiële eenzaamheid: verheldering, zingeving, toepassing. In T. Jorna (red) Mag een mens eenzaam zijn? Studies naar existentiële eenzaamheid en zingeving. Amsterdam: SWP

Evers. J. (red.) (2007). Kwalitatief interviewen: Kunst én kunde. Den Haag: Lemma

Fokkema, T. Kuijper, L. (2006) Hogere eenzaamheid onder homoseksuele ouderen in Nederland: Kwestie van een zwakkere sociale inbedding? In Tijdschrift voor Seksuologie, (30) p.126 - 136

Fromm, E. (1956) The art of loving: an inquiry into the nature of love. New York: Harper & Row

Gibbs, G. (1988) Learning by doing: A guide to teaching and learning methods. London: FEU

Goossensen, A. (2011) Zijn is gezien worden. Presentie en reductie in de zorg. Tilburg University

Goossensen, A. (2012) Presentie en existentiële eenzaamheid. In T. Jorna (red.) Mag een mens eenzaam zijn? Studies naar existentiële eenzaamheid en zingeving. Amsterdam: SWP Gordon, R.L. (1998) Basic Interviewing Skills. Illinois: Waveland Press

Greene, J. (2007) Mixed Methods in Social Inquiry. San Fransisco: Jossey Bash

Grulke, D. (2013) The Search for Meaning and Identity in Army Chaplaincy: a Theological Journey of Australian Army Chaplaincy 1993-2013. In Australian Army and Chaplaincy Journal, nr.12, p.52 - 87.

Hartensveld, F. (2014) De dynamiek van de stilte. Een spirituele zoektocht. Utrecht: Uitgeverij Kok

Huijnk, W. (2014). De acceptatie van homoseksualiteit door etnische en religieuze groepen in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau

Jacobsen, B. Fænomenologisk psykologi – den psykologiske tradition. In Karpatschof, B., & Katzenelson (Eds.), Klassisk og Moderne Psykologisk teori (2. ed., pp. 77-85). Copenhagen: Hans Reitzel Forlag

Jorna, T. (2012) Mag een mens eenzaam zijn? Studies naar existentiële eenzaamheid en zingeving. Amsterdam: SWP

Jorna, T. Voois, W. (2014) Onmetelijke eenzaamheid. Eenzaamheid als mogelijkheid tot zelfwording en zinvinding. Delft: Eburon

Joustra, A. (2015) Homo-erotisch woordenboek. Amsterdam: de Bezige Bij

Keuzenkamp, S. et al. (red.) (2006) Gewoon doen. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland.Den Haag: SCP

Keuzenkamp, S. (2007) Monitoring van sociale acceptatie van homoseksuelen in Nederland. Den Haag: SCP

Keuzenkamp, S. (red.) (2010) Gewoon anders. De acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: SCP

Keuzenkamp, S. (red.) (2010) Steeds gewoner, nooit gewoon. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: SCP

Keuzenkamp, S. (2011) Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland 2011. Internationale vergelijking, ontwikkelingen en actuele situatie. Den Haag: SCP

Keuzenkamp, S. (red.) (2012) Niet te ver uit de kast. Ervaringen van homo- en biseksuelen in Nederland. Den Haag: SCP

Kinsey, A.C. Pomeroy W.R. en Martin, C.E. (1948). Sexual Behavior in the Human Male. Philadelphia: Saunders

Klein, F. Sepekoff, B. (1985). Sexual Orientation. In: Journal of Homosexuality, jg. 11, nr. 1- 2, p. 35-49

Kobau, R., Sniezek, J., Zack, M. M., Lucas, R. E., & Burns, A. (2010). Wellbeing assessment: An evaluation of wellbeing scales for public health and population estimated of wellbeing among US adults. Applied Psychology: Health and Wellbeing, nr.2, p. 272–297

Kunneman, H. (2012) Voorbij het dikke ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme. Amsterdam: SWP

Kunneman, H. (2015) Henk Manschot en de vernieuwing van het humanisme. In Duyndam, J., Poorthuis, M. de Wit, T (red.), Humanisme en religie. Controverses, bruggen,

perspectieven, Delft: Eburon

Kuyper, L. en F. Bakker (2006) De houding ten opzichte van homoseksualiteit. Den Haag: SCP

Kuyper, L. (2015) Wel trouwen, niet zoenen. De houding van de Nederlandse bevolking tegenover lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender personen. Den Haag: SCP Lasgaard, M. (2010). Lonely among Others: A Psychological investigation of loneliness in young people in Denmark. Copenhagen: Ventilen

Linden, van der, M. (2015) De liefde niet. Amsterdam: Querido

Machielse, A. (2012) Sociaal isolement als overlevingsstrategie. In T. Jorna (red.) Mag een mens eenzaam zijn? Studies naar existentiële eenzaamheid en zingeving. Amsterdam: SWP Marcoen, A. Grommen, R. Van Ranst, N. (2006) Als de schaduwen langer worden.

psychologische perspectieven op ouder worden en oud zijn. Leuven: Uitgeverij Lannoo Maso, I. & Smaling, A. (2004). Kwalitatief onderzoek: Praktijk en theorie. Amsterdam: Boom

Mayers, A. Khoo, S.T., Svartberg, M. (2002) The Existential Loneliness Questionnaire: background, development, and preliminary findings. In Journal of Clinical Psychology jrg.58, nr. 9.

McGraw, J.G. (1992). God and the Problem of Loneliness. Religious Studies 28 (3), p. 319- 346.

McGraw, J. (1995). Loneliness, its nature and its form: an existential perspective. Man and World 28, p. 43-64.

Mooren, J. (2010) Zinvol leven en de praktijk van het humanistisch raadswerk. In Alma, H. Smaling, A. Waarvoor je leeft. Studies naar humanistieke bronnen van zin. Amsterdam: SWP

MOVISIE (2015) Handreiking LHBT eenzaamheid. Geraadpleegd op 30 november 2015 op https://www.movisie.nl/sites/default/files/alfresco_files/Handreiking-LHBT-eenzaamheid %20%5BMOV-7732879-1.0%5D.pdf

MOVISIE (2012). Feiten en Cijfers - Samenvatting van onderzoeken naar LHBT- emancipatie. Geraadpleegd op 23 november 2015 op

https://www.movisie.nl/sites/default/files/feiten-en-cijfers-LHBT.pdf

http://www.platformouderenzorg.nl/uploads/files/downloads/factsheet_ouderen_en_homoseks