• No results found

Naast dat ik het reflectiemodel van Gibbs (1988) heb gehanteerd en heb gereflecteerd op mijn rol als onderzoeker, heb ik de betrouwbaarheid en validiteit ook op andere manieren proberen te waarborgen. In kwalitatief onderzoek wordt betrouwbaarheid gezien als ¨de

herhaalbaarheid van de resultaten van het onderzoek¨ (Maso & Smaling, 2004, p.68). Echter, het gaat in deze om een exploratief onderzoek (zie ook 3.2) waarbij gebruik is

gemaakt van één dataverzamelingmethode, en niet van triangulatie waarbij ‘er meer metingen worden verricht vanuit verschillende invalshoeken’ (Boeije, 2005, p.152).

Ik heb me ingelezen over de onderwerpen eenzaamheid en homoseksualiteit en ben van te voren in gesprek gegaan over dit onderwerp met zowel homo- als heteroseksuelen om voeling te krijgen met de materie. Daarnaast heb ik voor de waarborging van de interne

betrouwbaarheid gebruik gemaakt van meer theorieën om de eenzijdigheid van slechts één theorie op te heffen (Boeije, 2005). Ik heb interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (inter-rater- reliability) (Boeije, 2005, p.152) nagestreefd door gezamenlijk de aantekeningen en inhoud van de interviews te bespreken en te becommentariëren en zo de kwaliteit van de

dataverzameling te waarborgen. Daarnaast heb ik gedurende het gehele onderzoek gereflecteerd in een notitieblok op het onderzoek, en mijn eigen rol als onderzoeker. Dit maakt het onderzoek intersubjectief navolgbaar. De interne betrouwbaarheid van dit

onderzoek is verder bevorderd door het opnemen van de interviews en de uitwerking van de interviews volgens de preservationist-benadering (Boeije, 2005, 134). Door de data zo

Omschrijving Gevoelens Evaluatie Analyse Conclusies Actieplan

letterlijk mogelijk weer te geven zijn er geen data verloren gegaan die ik nodig had voor het interpreteren en vergelijken tijdens de interpretatiefase. Hierbij heb ik gebruik gemaakt van het programma Atlas.ti.

De externe betrouwbaarheid van dit onderzoek is in acht genomen door het onderzoek zo goed mogelijk weer te geven in de rapportage, ook hierbij heb ik gebruik gemaakt van het programma Atlas.ti. Ook heb ik bij de weergave van de data een onderscheid gemaakt tussen de gegevens en interpretaties door aan te geven wanneer er een respondent aan het woord is (Boeije, 2005, p.135).

De interne validiteit van het onderzoek is gewaarborgd door het bijhouden van de notities in het notitieblok. Hier heb ik alle gedachten, redeneringen, en ideeën of nieuwe vragen in opgeschreven. Ik heb hierbij opgelet of ik niet selectief aantekeningen heb gemaakt binnen de observaties. Dit kan een vertekening in de data voorkomen (Maso & Smaling, 2004, p.68). Ook hierbij ben ik me bewust geweest van vertekening van de resultaten door mijn eigen bias. Sommige resultaten ben ik nagegaan met klasgenoten, en tevens heb ik bij enkele

respondenten een member check gedaan waarbij zij gelegenheid hadden om te reageren op de voorlopige resultaten. Daarnaast heb ik me gehouden aan mijn onderzoeksopzet.

De externe validiteit, oftewel het idee dat ¨theoretische inzichten, begrippen of theorie die in het onderzoek worden ontwikkeld, kunnen worden toegepast in soortgelijke situaties die niet zijn onderzocht om ook daar verschijnselen te beschrijven en te verklaren¨ (Boeije, 2005. p.155) is verhoogd door zorg te dragen voor variatie in de onderzoekspopulatie binnen de steekproef. Naast het feit dat de onderzoekspopulatie is afgebakend en er sprake was van theoretic sampling waarbij de groep bewust is samengesteld op basis van gegevens uit de theorie (Maso & Smaling, 2004), is er zorg gedragen voor verschil in leeftijd, en een goed evenwicht tussen mannelijke en vrouwelijke respondenten. Hoewel deze balans zorgt voor een representatieve steekproef, is het naast variatiedekking ook mogelijk dat generalisatie plaatsvindt door middel van ¨vergelijkbaarheid. Wat vergelijkbaar is moet voor elke veldsituatie weer opnieuw bedacht en ingevuld worden¨ (Boeije, 2005, p.156). Voor dit onderzoek is dus gebruik gemaakt van een Thick Description oftewel een rijke beschrijving, om deze vergelijkbaarheid zo makkelijk mogelijk te maken voor nog niet-onderzochte situaties. Ook is deze rijke beschrijving een bijdrage aan de externe validiteit, omdat de relevante fenomenen representatief zijn voor hetgeen de respondenten hebben verteld. Natuurlijk is dit onderzoek, ondanks deze pogingen om de betrouwbaarheid en validiteit te waarborgen, vatbaar voor verbetering. Hierover doe ik uitspraken in de discussiesectie.

4.0 Resultaten

Dit hoofdstuk geeft de resultaten van de data-analyse weer. In dit hoofdstuk licht ik eerst de gevonden codes toe. Na het uitleggen van de codes volg ik de ‘levensloop’ van de

respondenten, daarna kijk ik naar de soorten eenzaamheid die hieruit voortkomen, en de reactie hierop. Eerst besteed ik dus aandacht aan de resultaten in de vorm van Codes (4.1). Vervolgens beschrijf ik de crisiservaring (4.2) die inherent blijkt aan de Coming Out. Ik ga in op de Sociale eenzaamheid (4.3) die daar mee samenhangt. Daarna beschrijf ik de Gay Scene (4.4) die voor veel homoseksuelen een plek is om anderen te ontmoeten, maar die ook

gevoelens van epistemologische en emotionele eenzaamheid met zich meebrengt. Ik ga in op deze epistemologische eenzaamheid (4.5) en emotionele eenzaamheid (4.6) en maak daarna een overstap naar de (Sociale) Media (4.7), die voor veel respondenten een toevlucht lijken te zijn in de omgang met deze vormen van eenzaamheid, en tegelijkertijd ook niet de gewenste contacten op blijken te leveren. Daarna belicht ik de rol van de maatschappij en de Culturele eenzaamheid (4.8) die hieruit blijkt te ontstaan. Vervolgens ga ik in op de wijzen waarop de respondenten omgaan met al deze invloeden, en hoe zij zich Aanpassen (4.9).

4.1 Codes

Om de resultaten te begrijpen is het allereerst belangrijk om te weten welke codes er gevonden zijn, alvorens ze uitgelegd worden en welke hoofdstructuur er valt te ontwaren. Hierbij zijn diverse soorten codes te onderscheiden. Veel van de hoofdcodes die zijn ontstaan uit het proces van coderen komen overeen met de sensitizing concepts, dit zijn dus

zogenaamde 'constructed codes' (Boeije, 2005, p.92). Uit het axiaal coderen kwamen ook twee hoofdcodes voort, die niet opgenomen waren in de sensitizing concepts, maar die inductief zijn opgedaan uit de open codering en telkens weer terugkeerden: Media en

Gayscene. Dit zijn zogenaamde 'in-vivo codes' (Boeije, 2005, p.92). Een andere code die vaak terug kwam ging over het oordelen en labelen. Toch kwam dit niet expliciet genoeg naar voren om er een hoofdcode van te maken. Tijdens de fase van het axiaal coderen zijn de volgende codes vervallen: Angst voor contact, Existentiële eenzaamheid, Geweld, Grenzen opzoeken, Levensvisie, Spiritualiteit, Rolpatroon, en Romantische eenzaamheid.

Romantische eenzaamheid is samengevoegd met Emotionele eenzaamheid, deze termen zijn synoniem aan elkaar. Angst voor contact is samengevallen met Angst voor omgeving.

Levensvisie en Spiritualiteit zijn samengevallen met Zingeving. Echter, deze codes komen zo weinig voor dat ze geen relevantie hebben in dit onderzoek. Ook de term Rolpatroon is vervallen omdat deze slechts eenmaal voorkomt. De overige subcodes zijn ingedeeld onder de

volgende hoofdcodes: Aanpassen, Crisis ervaring, Sociale eenzaamheid, Culturele

eenzaamheid, Gayscene, Emotionele eenzaamheid, Epistemologische eenzaamheid, Media (social media). Tijdens het axiaal coderen is het aantal codes dus gereduceerd en zijn de codes in relatie met elkaar gebracht. Hierbij kwam ik uit op de samenhang die te zien is op

afbeelding 9.

Afbeelding 9.0

Echter, de selectieve codering bracht een verdiepingsslag met zich mee en hoe de codes na het volledige coderingsproces met elkaar in relatie staan is te zien op afbeelding 10.0. De indeling die is gemaakt in deze codeboom, is bepaald aan de hand van het voorkomen van een

bepaalde code in de verschillende interviews, en de samenhang tussen de verschillende codes die is gelegd tijdens het selectief coderen.

Afbeelding 10.0

4.2 Crisiservaring

De crisiservaring is bij het grootste deel van de respondenten de ervaring van de Coming Out, of een ervaring waarbij men voor het eerst ontdekte dat men homoseksueel is. Zo bleek het zoenen met iemand van hetzelfde geslacht voor respondent 1 en 7 te leiden tot een breuk waardoor ze hun ware identiteit ontdekten en niet meer terug konden. Door andere

respondenten wordt duidelijk beschreven hoe het leven voor en hoe het leven na de Coming Out was en hoe men anders in het leven is gaan staan. Respondent 2 beschrijft: “Soms voelt alles wat er daarvoor was als mijn andere leven, zo noem ik het ook wel eens. Ja mijn vorige leven. Zo voelt het ook echt. Omdat ik sindsdien pas echt kon zijn wie ik ben, en hoe ik me voelde.”

Respondent 3 beschrijft: “En toen had ik een gay.nl aangemaakt, werkelijk waar te

verschrikkelijk voor woorden en daar had ik een jongen op leren kennen. En eigenlijk vanaf dat moment kwam ik er achter dat mijn leven eigenlijk wel zou veranderen. Omdat ik wist dat ik op dat moment wel niet meer terug kon. […]Ik denk dat ik een soort van onopvallend door het leven ging. En vanaf het moment dat ik uit de kast ben gekomen weet je ook een beetje dat jouw liefdesleven gaat beginnen.”

Ook voor respondent 7 was het een gebeurtenis die veel in haar leven veranderde. Ze

beschrijft hoe ze eerst heel veel verdriet heeft ervaren: “Ik heb wel vaak in bed liggen huilen met de gedachte, nee het mag echt niet zo zijn.” Maar nadat ze erachter kwam dat haar ouders het accepteerden veranderde het: “En vanaf toen ben ik me echt weer gaan openstellen voor andere mensen, was ik veel vrolijker en dacht ik, nu is het heel fijn, nu hoef ik niet meer iemand te zijn die ik niet ben”

Voor respondent 8 was het een ontdekking over zijn eigen identiteit die hij wilde uitdragen: “Ja en ik wist iets zeker. Of nagenoeg zeker. En dat wil je dan wereldkundig maken en dat mocht heel de wereld weten. Ik heb een knalroze trui gehad. “

Bij respondent 9 riep de crisiservaring in eerste instantie vooral angst op, zij beschrijft: “Ik vond het wel een hele enge grote wereld. Waar je eigenlijk niets vanaf weet omdat je er niets van leert in je jongere jaren. Want dan is het ineens van uit de kast van ja, van je wordt een beetje in het diepe gegooid. Want je weet niet waar je naartoe moet om een beetje

soortgelijke mensen te vinden of om eh, ja.. om meer van dat stukje van jezelf te begrijpen.” De respondenten vertellen dat de crisiservaring niet zomaar een plotselinge ervaring is. Ze beschrijven het als iets waar ze, al dan niet onbewust, al heel hun leven naar toe aan het

werken zijn. Zo vertelt respondent 3: “Er is echt veel veranderd. Maar in een geleidelijk proces. Heel mijn leven lang onbewust, tot het moment dat ik het ging vertellen.” En respondent 4 vertelt: “Ja, ik denk in het onderbewuste weet je dat al lang. Maar als je dan (gaat) voor jezelf, dat is echt een proces van meerdere jaren dat (je) steeds meer gaat

ontdekken en ook gaat ontwikkelen. Dus je gaat er zelf heel veel onderzoek naar doen. En, je durft dan steeds meer, in mijn geval. Ik durfde steeds meer te doen. […] Ik was heel bang, ik moest veel durven. Ik was altijd weer, een stapje vooruit. Weer kijken, weer een stapje vooruit.”

4.2.1 Positieve zelfperceptie

Vrijwel alle respondenten geven aan positieve gevoelens te hebben ervaren rondom de crisiservaring. Zo worden de volgende gevoelens genoemd: zelfverzekerdheid, kracht, grip, het gevoel van ruimte en vrijheid, het gevoel de eigen identiteit te kunnen ontwikkelen, meer voor ‘het eigen ding’ te durven staan, en een grotere openheid en respect voor mensen die ‘anders zijn’. Daarnaast beschrijven respondenten dat ze nu durven zijn wie ze werkelijk zijn. Het gaat hier dus om gevoelens die hebben geleid tot een meer positieve zelfperceptie.

Hoewel de positieve zelfperceptie een belangrijke rol speelt in de crisiservaring vormen de gevoelens die hieraan ten grondslag liggen vanwege hun uiteenlopende aard, geen op zichzelf staande hoofdcode maar blijven ze ondergeschikt aan de crisiservaring.

4.2.2 Existentiële vragen

De existentiële vragen vormden een belangrijke subcode van de crisis. Uit de interviews van de respondenten blijkt dat aan de crisiservaring veelal existentiële vragen vooraf gaan: vragen over wie men is, de eigen identiteit en het innerlijk. Respondent 1 beschrijft de vragen die bij hem speelden: “Wat ben ik, wat vind ik leuk, een bestaansvraag, wie ben ik, kan ik me identificeren met anderen?” Respondent 3 vroeg zich af: “Ben ik homo, ben ik hetero, waarom ben ik anders dan anderen? […] Omdat je zolang jezelf hebt weggestopt ben ik me wel daarna gaan afvragen: wie ben ik nou eigenlijk? […] Wie is de persoon die anderen nu leren kennen, ben ik nu anders, gaan mensen me nu anders zien, ben ik wel in al die

vriendschappen die ik nu heb gesloten wel 100% dezelfde persoon als voordat ik uit de kast ben gekomen?” Hij vertelt hierbij waarom deze vragen zo’n grote rol speelden: “Weet je, je kan het tegen mensen zeggen maar je moet ook wel nadenken dat op het moment dat je het zegt, dat jij dan ook degene bent die daar de rest van zijn leven mee moet gaan leven. Je zet een stap weg van wat mensen van je kennen.”

Respondent 5 deelt ook de vragen die hij had tijdens zijn crisiservaring: “Ik was bang om te denken: wat zal mijn toekomst zijn? Ik wil deze toekomst niet hebben. Wat zal ik doen? Wat zal ik tegen mijn moeder zeggen? Tegen mijn familie. Want als je homoseksueel bent, vooral voor een jongen, ben je altijd een beetje verloren. Je weet niet wie je bent. Je weet niet hoe je het in de toekomst gaat doen, maar ik denk nu dat ik op een punt ben aangekomen waar ik weet wie ik ben.”

Respondent 9 beschrijft de crisis ervaring als een emotionele ontdekkingstocht waarbij existentiële vragen spelen: “Ja dat is echt puur een emotionele ontdekkingstocht, wat vind ik leuk, wie vind ik leuk, wat vind ik aantrekkelijk. Hoe zie ik mezelf later?”

Existentiële vragen spelen niet alleen bij de crisiservaring, ook zijn ze een katalysator voor gevoelens van emotionele eenzaamheid. Zie hiervoor de hoofdcode ‘emotionele

eenzaamheid’.

Samenvattend: De crisiservaring voor de respondenten valt samen met het moment dat men ontdekte dat men homoseksueel is, of het moment dat men hier voor uitkomt, de zogenaamde Coming Out. Het is een ervaring waarbij men spreekt van een voor (de Coming Out) en een na. De respondenten benoemen gevoelens en gebeurtenissen die voor hen samenhangen met de Coming Out. Het blijkt dat de crisiservaring van de Coming Out leidt tot zowel een positieve zelfperceptie als tot existentiële vragen over zichzelf en de toekomst. De Coming Out wordt niet beschreven als een plotselinge ervaring maar als een moment waar men al het hele leven onbewust naartoe werkt.