• No results found

Energieverbruik en emissies Ontwikkelingen in 2015 en

In document Nationale Energieverkenning 2017 (pagina 174-178)

Europa presenteert beleidsplannen voor hernieuwbare energie voor 2021-

5.4 Land en tuinbouw

5.4.1 Energieverbruik en emissies Ontwikkelingen in 2015 en

In 2016 is het areaal van de glastuinbouw licht toegenomen met 80 hectare ten opzichte van 2015, waardoor het op 9.290 hectare

uitkomt. Deze groei komt bij de groententeelt vandaan. Het areaal van snijbloemen en planten onder glas krimpt verder. De veeteelt laat een gevarieerd beeld zien. Het aantal melkkoeien nam met 7,5 procent toe, terwijl het aantal varkens en kippen daalde met 1 à 2 procent. De toename van het aantal melkkoeien is het gevolg van het afschaffen van het melkquotum in 2015. In 2015 en 2016 resulteerde dit in een overschrijding van het fosfaatproductiepla- fond. De verwachting is dat de melkveestapel via het fosfaatreductie- pakket krimpt en vanaf 2018 wordt begrensd door fosfaatrechten. De krimp van het akkerbouwareaal van de afgelopen jaren zet niet meer zo sterk door. In 2016 lag het areaal 0,3 procent lager dan in 2015. In 2015 lag het areaal nog ruim 2 procent lager dan in 2014. Tussen 2010 en 2016 is het akkerbouwareaal met circa 7 procent afgenomen. In 2015 verbruikte de land- en tuinbouwsector 140 petajoule aan energie, 0,7 procent minder dan in 2014. De glastuinbouw verbruikt het merendeel van deze energie. Het finale elektriciteits- verbruik nam in 2015 met 6 procent toe naar circa 31 petajoule. De land- en tuinbouwsector wekte in 2015 zelf bijna 34 petajoule elektriciteit op met WKK’s en ruim 2 petajoule met wind- en zonne- energie. Hierdoor werd netto 5 petajoule terug geleverd aan het net. Het merendeel van de elektriciteitsopwekking door WKK’s gebeurde op basis van aardgas (93 procent), gevolgd door biogas uit mestvergisting (6 procent) en vaste en vloeibare biomassa (0,5 procent).

Het finale energieverbruik voor warmte van de land- en tuinbouw bedroeg 99 petajoule in 2015, circa 2 procent lager dan in 2014.

Deze vraag werd voornamelijk door WKK- en gasketelwarmte bij de glastuinbouw ingevuld. Een kleiner, maar groeiend aandeel komt van biomassaketels en geothermie. In 2015 werd 8 procent van het finale verbruik voor warmte duurzaam opgewekt. Verder werd in 2015 ook meer dan 3 petajoule aan warmte aan de sector geleverd, voornamelijk via warmtenetten.

Areaal glastuinbouw in 2020 hoger, daarna stabilisatie

Na een aantal zwakke jaren, zijn er in 2017 weer positieve geluiden te horen met betrekking tot de nieuwbouw en renovatie van kassen (Financieele Dagblad, 9 februari 2017). Hierdoor wordt de areaalont- wikkeling tot en met 2020 in deze NEV 640 hectare hoger ingeschat dan in de vorige editie. Dit maakt nogmaals duidelijk dat het lastig blijft om een inschatting te maken van de areaalontwikkeling, omdat er in Nederland en daarbuiten veel factoren meespelen. In deze NEV wordt niet uitgegaan van areaalveranderingen in de glastuinbouw na 2020. De opschaling en vernieuwing van kleinere arealen leidt tot een constant areaal van 9.390 hectare, maar het gaat hierbij zoals gezegd om vrij onzekere schattingen.

De aannames voor de ontwikkelingen van de veeteelt en akkerbouw tot en met 2030 zijn gebaseerd op het achtergronddocument landbouw bij de NEV 2015 en 2016 (Velthof et al. 2016, zie ook paragraaf 3.4.4) en leiden tot beperkte veranderingen in het energieverbruik in die periode. De ontwikkelingen in de veestapel in de periode 2020-2030 zullen niet wezenlijk afwijken van de eerdere raming in de NEV van 2016 en 2015. Dit geldt ook voor de ontwikkeling van de melkveestapel, ondanks de groei na de

afschaffing van het melkquotum in de afgelopen jaren. Om derogatie te behouden, zal de groei van na 2015 teniet worden gedaan door extra beleid in 2017 (fosfaatreductiepakket) en 2018 (fosfaatrechten). In 2020 en 2030 zullen er ongeveer evenveel melkkoeien en varkens zijn als in 2015, terwijl het aantal kippen en het totale landbouw- areaal circa 10 procent lager zal zijn.

In 2030 ruim 25 procent van de warmte in land- en tuinbouw hernieuwbaar

Het finale energieverbruik voor warmte5 in de land- en tuinbouw zal

naar verwachting op de langere termijn afnemen. In 2020 komt dit cijfer nog uit op 101 petajoule, waarna het afneemt naar 92 petajoule in 2030 (figuur 5.13). De doorvoering van Het Nieuwe Telen (HNT) heeft geleid tot warmtebesparing en verbeteringen van de teelttechniek in de glastuinbouw. De toename van de vraag naar warmte, door groei en teeltintensivering in de glastuinbouw, is hierdoor beperkt. De warmtevraag wordt nog steeds hoofdzakelijk met aardgas ingevuld, waarbij de productie met WKK’s onder druk komt (zie hierna). Het aandeel van de warmtevraag waaraan wordt voldaan met geothermie en vaste en vloeibare biomassa, neemt toe naar respectievelijk 7 en 4 petajoule in 2020 en 10 en 10 petajoule in 2030. De productie van biogas groeit ook, van 7 petajoule in 2020 naar 14 petajoule in 2030. Hiervan wordt 1 petajoule in 2020 en 6 petajoule in 2030 als groen gas aan het

5 Voor de NEV 2017 is aangesloten op de definitie van finaal energieverbruik voor warmte zoals CBS die hanteert. In de vorige NEV-rapporten werd de ECN-definitie gehanteerd. Het verschil is dat in de ECN-definitie het energetisch verbruik van brandstoffen met het ketelrendement wordt omgezet naar thermisch verbruik, CBS neemt het energetisch verbruik in zijn geheel mee.

net geleverd. De rest wordt in de sector verbruikt in ketels of WKK’s. De externe warmtelevering blijft op een niveau van 4 petajoule. In 2020 wordt 12 procent van het finale energieverbruik voor warmte met hernieuwbare bronnen ingevuld, in 2030 is dit opgelopen tot 27 procent. De bandbreedte van het finale verbruik voor warmte in de land- en tuinbouw wordt voornamelijk bepaald door de onzekerheid van de gasinzet in WKK’s (figuur 5.13). Die inzet wordt in grote mate bepaald door het prijsverschil tussen gasinkoop en elektriciteitsverkoop. De elektriciteitsvraag neemt licht toe naar 33 petajoule in 2020 en 34 petajoule in 2030 (figuur 5.13). Doordat WKK’s minder worden ingezet, wordt er steeds meer elektriciteit ingekocht. Ook de eigen opwekking uit wind en zon-PV neemt licht toe, naar 4 petajoule in 2020 en 5 petajoule in 2030.

WKK neemt fors af door concurrentie op de elektriciteitsmarkt Op aardgas werkende WKK’s blijven belangrijk voor de energie- huishouding van de glastuinbouw. Echter, de huidige ontwikkeling van het verschil tussen de gas- en elektriciteitsprijs blijft voor forse druk zorgen op de inzet van de WKK’s en hun teruglevering van elektriciteit aan het net.

De verwachting is dat deze situatie niet gaat veranderen en dat WKK’s voornamelijk zullen worden ingezet voor de dekking van de eigen behoefte aan stroom, warmte en CO2-bemesting. In de niet-glastuinbouw werken ook biogas-WKK’s uit mestvergisting, maar de inzet hiervan blijft beperkt. Deze publicatie gaat er vanuit dat in

2025 nog 1.500 megawatt aan WKK’s in de land- en tuinbouw staat, en in 2030 nog slechts 1.000 megawatt, waar het in 2015 nog om 3.000 megawatt ging.

Figuur 5.13 Ontwikkeling van het temperatuur gecorrigeerde finaal energiever- bruik voor warmte en het finaal elektrisch verbruik in de land- en tuinbouw.

V is de projectie bij vastgesteld beleid, VV is de projectie bij vastgesteld en voorgenomen beleid.

Figuur 5.14 Ontwikkeling van de temperatuur gecorrigeerde energetische CO2-emissies in de land- en tuinbouw.

CO2-emissies land- en tuinbouw dalen op termijn

In 2015 bedroegen de CO2-emissies uit energie (exclusief mobiele

werktuigen) van de land- en tuinbouw 7,3 megaton, een daling met 2 procent ten opzichte van 2014 en 17 procent ten opzichte van 2010. Deze daling is veroorzaakt door een areaalkrimp in de glastuinbouw, een afname van de stroomteruglevering uit WKK’s en energie- besparing. De projecties voor 2016 liggen hoger, omdat daarin is meegenomen dat in 2016 WKK’s meer zijn ingezet.

Door de afname van de inzet van WKK’s, energiebesparing en de toename van de hernieuwbare warmteproductie, dalen de Finaal energieverbruik

(petajoule)

* Door beperkte verschillen tussen de projecties voor V en VV overlappen de lijnen grotendeels.

0 20 40 60 80 100 120 140 160 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 2035

Realisatie finaal verbruik voor warmte

Realisatie finaal verbruik elektriciteit Projectie finaal verbruik voor warmte - V

Projectie finaal verbruik elektriciteit - V Projectie finaal verbruik voor warmte - VV

Projectie finaal verbruik elektriciteit - VV

CO2-emissie (megaton) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 2035

CO2-emissies naar 6,6 megaton in 2020 en naar 4,5 megaton in 2030 (figuur 5.14). Hiermee zal de glastuinbouw het aangescherpte doel van 4,6 megaton in 2020 niet halen. De toekomstige inzet van WKK’s blijft hierbij echter een grote onzekerheid.

De CO2-emissies van de niet-glastuinbouw nemen verder af. Dit wordt verklaard door de toenemende inzet van biomassa en biogas voor verwarming, in plaats van LPG en gas.

In document Nationale Energieverkenning 2017 (pagina 174-178)