• No results found

Capaciteit en productie in de elektriciteitsvoorziening

In document Nationale Energieverkenning 2017 (pagina 119-123)

Variant zonder nieuwe SDE+ toekenningen

Artikel 7: onduidelijkheid over wat meetelt

3.4 Emissies van broeikasgassen

4.1.1 Capaciteit en productie in de elektriciteitsvoorziening

Conventionele capaciteit in 2015 licht gedaald

In 2015 is de conventionele productiecapaciteit1 licht gedaald

vergeleken met 2014, met 0,81 gigawatt (figuur 4.1). De belangrijkste oorzaak van deze daling is de sluiting van drie oude kolencentrales (de Gelderland kolencentrale, Borssele en Amer 8).

1 Onder conventionele productiecapaciteit wordt de productiecapaciteit op basis van fossiele brandstoffen verstaan.

Figuur 4.1 Ontwikkeling opgesteld elektrisch vermogen in Nederland in de periode 2000-2015.

Dit is het gevolg van het besluit ‘Rendement kolencentrales’ waarmee invulling wordt gegeven aan de afspraken in het Energieakkoord over de vijf oudste kolencentrales. Hoewel in 2015 op de Maasvlakte een nieuwe kolencentrale in gebruik is genomen, daalt de totale capaciteit van kolencentrales. Daarnaast neemt zowel de centrale als de decentrale gascapaciteit licht af, vooral bij de warmtekrachtkoppe- lingsinstallaties (WKK’s).

De daling van het conventionele vermogen volgt op een lange periode waarin dit juist toenam. Zo was er een sterke capaciteitsstijging van

0 5 10 15 20 25 30 35 40 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Opgesteld vermogen (gigawatt) Nucleair Kolencentrales Gascentrales Gas decentraal Wind op land Wind op zee Zon-PV Overiga

gascentrales in de periode 2010-2013, van de opwekkingscapaciteit van kolencentrales in 2014 en van de decentrale, in de glastuinbouw opgestelde, gasmotoren in 2006-2009.

Afname conventionele vermogen zet na 2015 door

De daling van de conventionele opwekkingscapaciteit in 2015 zal in de komende jaren doorzetten (figuur 4.2). De twee laatste kolencen- trales uit de jaren ‘80 (Maasvlakte I en II) zijn per 1 juli 2017 uit gebruik genomen als gevolg van het besluit ‘Rendement kolencentrales’. Figuur 4.2 Ontwikkeling opgesteld elektrisch vermogen in Nederland in de periode 2017-2035a.

Daarnaast laat ook het gasvermogen een verdere afname zien. Het centrale gasvermogen neemt af omdat bedrijven centrale produc- tie-eenheden sluiten of tijdelijk uit gebruik nemen (in de mottenballen zetten). Dit was bijvoorbeeld het geval bij de Eemscentrale, waarvan begin 2017 twee eenheden zijn gesloten en een derde eind 2017 dicht gaat. Ook wordt begin 2018 één eenheid van de Maxima-centrale gesloten. De redenen voor de sluiting van gascentrales zijn de ongunstige marktomstandigheden, waardoor er niet of nauwelijks winst wordt gemaakt. Dit geldt nog sterker voor decentrale opwekking, voornamelijk met WKK’s, die een sterke daling laat zien in de periode tot en met 2030.

In 2016 toename elektriciteitsproductie uit gas en afname netto import

In tegenstelling tot de trend van de laatste jaren, nam in 2016 de elek- triciteitsproductie uit gas toe, terwijl de productie uit kolen licht afnam (figuur 4.3). De Europese gasprijzen waren in 2016 van augustus tot oktober dermate laag, dat efficiënte gascentrales goedkoper konden produceren dan een deel van de kolencentrales. Hierdoor is niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen de elektriciteitsproductie uit gas toegenomen. Daarnaast was er in 2016 minder wind dan gemiddeld, waardoor de elektriciteitsproductie van windturbines lager uitviel. In absolute termen nam de totale elektriciteitsproductie uit Nederlandse wind wel toe, door een toename van het opgestelde vermogen. In 2016 bedroeg de totale elektriciteitsproductie in Nederland circa 115 terawattuur, een toename van bijna 5 terawattuur vergeleken met 2015. Van die toename kwam ongeveer 4 terawattuur voor rekening van de Nucleair Kolencentrales Gascentrales Gas decentraal Wind op land Wind op zee Zon-PV Overigb

a Exclusief gemottenbalde capaciteit b Afval, waterkracht en biomassa stand alone 0 10 20 30 40 50 60 2017 2018 2019 2020 2023 2025 2030 2035 Opgesteld vermogen (gigawatt)

conventionele productie. Het verbruik nam ongeveer 2 terawattuur toe. Het verschil tussen de productie- en consumptietoename hing samen met een afname van de netto import. De toegenomen productie en afname van de netto import kan deels worden verklaard doordat de positie van gascentrales op de elektriciteitsmarkt tijdelijk gunstig was in de tweede helft van 2016. Een andere oorzaak is dat de kerncentrales in Frankrijk in 2016 vanwege extra inspecties minder produceerden vergeleken met 2015, een verschil van zo’n 33 terawattuur (Agora 2017). In 2015 en 2016 was het aandeel hernieuwbare elektriciteit in de totale productie respectievelijk 11 en 13 procent.

Figuur 4.3 Ontwikkeling elektriciteitsproductie in Nederland in de periode 2000-2016.

Dalende trend conventionele productie vanaf 2017

De elektriciteitsopwekking uit kolen en gas neemt in de raming vanaf 2017 af. De belangrijkste oorzaken van deze dalende trend zijn de hiervoor genoemde afname van de kolen- en gascapaciteit in Nederland, naast de toename van de productie hernieuwbare elektriciteit in zowel Nederland als in landen zoals Duitsland. Daarnaast neemt de transportcapaciteit tussen Nederland en omliggende landen toe, waardoor er meer ruimte is voor uitwisseling van (hernieuwbare) elektriciteitsproductie tussen landen. Dit heeft tot gevolg dat een land minder conventionele productie nodig heeft om perioden met lage hernieuwbare productie op te vangen. De geraamde toename van de opwekking van hernieuwbare elektriciteit leidt ertoe dat in 2025 meer dan de helft van de elektriciteitspro- ductie wordt opgewekt met hernieuwbare energie. In 2030 zal dit naar verwachting stijgen tot ongeveer twee-derde van de elektrici- teitsopwekking in Nederland.

CO2-emissies van de elektriciteitssector

In vergelijking met de NEV 2016 valt de productie van elektriciteit uit kolen en gas, 52 terrawattuur, circa 3 terawattuur hoger uit in 2020. Dit is het gevolg van een lagere netto import (zie hieronder) en een lagere productie van windenergie, vergeleken met de raming van vorig jaar. Hierdoor vallen de CO2-emissies van de elektriciteits-

sector ruim 1,5 megaton CO2-equivalenten hoger uit. In 2030 is de conventionele productie bijna 24 terawattuur lager dan geraamd in de NEV 2016, vanwege een aanzienlijk hogere productie van Wind

Meestook en decentraal biomassa 0 20 40 60 80 100 120 140 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016a Nucleair Kolen Gascentrales Gas decentraal Zon-PV Overigb Elektriciteitsproductie (terawattuur) a 2016 zijn voorlopige cijfers

b fossiele brandstoffen centraal en decentraal anders dan steenkool en aardgas,

wind- en zonne-energie (12 terawattuur)2, een iets lagere netto

export (4 terawattuur) en een lagere vraag (9 terawattuur). De CO2-emissies van de elektriciteitsvoorziening zijn daardoor in

2030 ruim 12 megaton CO2-equivalenten lager. Figuur 4.4 Ontwikkeling elektriciteitsproductie in Nederland in de periode 2017-2035.

2 Zie hoofdstuk 3 voor de projecties van de ontwikkeling van hernieuwbaar in Nederland.

Nederland vanaf 2023 netto exporteur

Figuur 4.5 laat de ontwikkeling zien van de invoer en uitvoer van elektriciteit in Nederland bij het voorgenomen beleid. Op hoofdlijnen is het beeld vergelijkbaar met de vorige editie van de NEV.

In 2020 is de netto import iets lager vergeleken met de raming van vorig jaar, met name door minder import uit Duitsland. De verwachte import uit Duitsland ligt lager door onder andere een hogere elektriciteitsvraag in Duitsland, een lagere elektriciteits- productie uit WKK aldaar en een iets lagere verwachte transmissie- capaciteit tussen Nederland en Duitsland (-200 megawatt, zie ook hoofdstuk 2). De verwachte productie uit WKK in Duitsland is bijgesteld in verband met de aanpassing van het beleid in afgelopen jaren. Nederland wordt op termijn een netto exporteur van elektriciteit.

Figuur 4.5. Fysieke stromen elektriciteit van en naar Nederland.

0 20 40 60 80 100 120 140 160 2017 2018 2019 2020 2023 2025 2030 2035 Elektriciteitsproductie (terawattuur)

a fossiele brandstoffen centraal en decentraal anders dan steenkool en aardgas,

niet biogeen huishoudelijk afval en waterkracht

Nucleair Kolen Gascentrales Gas decentraal Zon-PV Overiga Wind

Meestook en decentraal biomassa

Stromen van elektriciteit

(terawattuur)

Import Export Netto

-60 -40 -20 0 20 40 60 2020 202 3 202 5 2030 2035 Duitsland 2020 202 3 202 5 2030 2035 België 2020 202 3 202 5 2030 2035 Noorwegen 2020 202 3 202 5 2030 2035 Verenigd Koninkrijk 2020 202 3 202 5 2030 2035 Denemarken 2020 202 3 202 5 2030 2035 Totaal

In de meeste jaren vanaf 2023 is de omvang van de netto export vanuit Nederland in deze raming iets hoger dan in de NEV 2016. Het verschil met de raming in de NEV 2016 laat ook zien hoe gevoelig de uitkomsten met betrekking tot import en export zijn voor veranderingen in de ontwikkelingen rond netwerkverbindingen en het opgestelde vermogen in landen om ons heen. De Noordwest- Europese elektriciteitsmarkt is in belangrijke mate een geïntegreerde supranationale markt. Effecten van ontwikkelingen buiten Nederland zijn daardoor navenant groot. Dit blijkt ook uit de ontwikkeling van de import en export in de laatste 15 jaar. Zo was de netto import bijvoorbeeld ruim 21 terawattuur in 2006, in 2010 minder dan 3 terawattuur en in 2013 weer meer dan 18 terawattuur (CBS StatLine). Op dit moment komt de invoer nog voornamelijk uit Duitsland, maar dit beeld gaat verschuiven. In 2030 zal de handel in elektriciteit met Duitsland ruwweg in evenwicht zijn bij de aannames in het gehanteerde scenario. De handelsstromen zullen ook meer gaan schommelen, met name door de sterke toename van het aandeel wind- en zonne-energie in de elektriciteitsopwekking. Ook Noorwegen, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk zullen op termijn afwisselend netto-importeur en exporteur zijn. België blijft daarentegen

voornamelijk importeur, gegeven de aannames over de ontwikkeling van de capaciteit in België3.

3 Zie hoofdstuk 2 voor de aannames van ontwikkeling van de elektriciteitssector in andere Europese landen.

Het hier gepresenteerde beeld is gebaseerd op één samengesteld achtergrondscenario, dat voornamelijk ontleend is aan ENTSO-E informatie. De aannames daarin zijn echter onzeker. Andere aannames zouden leiden tot een ander beeld voor de ontwikkeling van prijzen en van de netto export van elektriciteit. Als de aanleg van interconnec- ties bijvoorbeeld achterblijft, zullen de prijzen tussen landen minder snel convergeren. Om enig inzicht te krijgen in de effecten van andere aannames over ontwikkelingen in het buitenland laten we daarom hierna de resultaten zien van een tweetal alternatieve scenario’s voor de ontwikkeling van de elektriciteitsvoorziening in Europa.

Tekstbox 4-I

Alternatieve scenario’s voor Europese elektriciteits-

In document Nationale Energieverkenning 2017 (pagina 119-123)