• No results found

Energiebeleid en besparing

In document Nationale Energieverkenning 2017 (pagina 178-182)

Europa presenteert beleidsplannen voor hernieuwbare energie voor 2021-

5.4 Land en tuinbouw

5.4.2 Energiebeleid en besparing

Het energiebeleid in de land- en tuinbouw is sinds de vorige editie van de NEV gewijzigd. Hierna wordt toegelicht wat de gevolgen hiervan zijn voor de inschatting van besparingseffecten. Deze wijzigingen resulteren in een besparing van 7 petajoule in 2020, waar dit nog 10 petajoule was in de vorige NEV. Daarmee raakt de besparingsdoelstel- ling van het Energieakkoord voor deze sector, van 11 petajoule in 2020, buiten beeld.

Energiebesparingssysteem glastuinbouw feitelijk weggevallen De eerste wijziging is dat het energiebesparingssysteem glastuinbouw (EBG) feitelijk is weggevallen. Dat komt omdat de hiervoor benodigde Verklaring tot Verbintenis door EZ al enige jaren uitblijft. Daardoor is het niet meer realistisch dat de oorspronkelijke uitwerking en planning tussen de partners wordt uitgevoerd. Dit betekent ook dat het al eerder bepaalde effect van de onder het Energieakkoord vallende EBG, van 2 petajoule in 2020, in deze NEV komt te vervallen.

Het Nieuwe Telen komt op stoom, maar besparing in 2020 iets lager ingeschat

Binnen het programma ‘Kas als Energiebron’ (KaE) is Het Nieuwe Telen één van de belangrijkste onderdelen. Deze productiemethode krijgt meer en meer navolging in verschillende typen teelten. De energiebesparing door dit programma is in deze NEV geraamd op 7 petajoule in 2020, 1 petajoule lager dan in de NEV 2016. Kennis rond handhaving Wet Milieubeheer in de landbouw is fragmentarisch

In het afgelopen jaar is er meer aandacht geschonken aan het effect van de handhaving van de in de Wet Milieubeheer opgenomen maatregelen voor de veehouderij, de akkerbouw en de bollen- en de paddenstoelenteelt. Vanaf 2017 gelden de maatregelen ook voor deze sectoren. Informatie over extra besparing door de versterkte handhaving van die maatregelen is echter niet beschikbaar. Uit een paar pilotonderzoeken door LTO-Noord, RVO.nl en de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD) blijkt dat in deze sectoren vaak 50 tot 70 procent van de maatregelen al wordt toegepast onder invloed van ander beleid. Dit beperkt de potentiële besparing die een versterkte handhaving op kan leveren. Dit komt overeen met de inschatting hierover in de vorige NEV.

Sectordoel aangescherpt

In 2017 meldde staatssecretaris Van Dam het voornemen om het sectordoel voor de glastuinbouw in 2020 aan te scherpen van een uitstoot van 6,2 megaton CO2-equivalenten naar 4,6 megaton

zorgt voor co-financiering voor het programma Kas als Energiebron in de periode van 2018 tot en met 2020. In 2017 werkt de sector aan een voorstel hiertoe. Deze aanscherping is voorgesteld omdat de verwachtingen met betrekking tot het areaal en de inzet WKK’s zijn veranderd. Mocht de ontwikkeling van het areaal of de inzet van de WKK’s anders lopen dan verwacht, dan kan het sectordoel opnieuw worden aangepast. Net als in de vorige verkenningen is dit sectordoel niet als hard plafond voor de sector opgenomen.

5.4.3 Verschillen met de NEV 2016

Het energieverbruik van aardgas en elektriciteit en de CO2-emissies van de land- en tuinbouw liggen in 2020 in deze NEV ruim 10 procent hoger dan in de vorige editie (tabel 5.8). De belangrijkste verklaring daarvoor is dat het verwachte areaal in de glastuinbouw in 2020 naar boven toe is bijgesteld, zoals hiervoor beschreven. Ook de energiebesparing valt zoals hiervoor toegelicht lager uit, met een hoger energieverbruik in 2020 als gevolg.

Hoewel het areaal van de glastuinbouw groter is geworden, zijn de verschillen in energieverbruik en emissies tussen deze en de vorige NEV voor 2030 kleiner. Zo wordt er meer aardgas verbruikt (4 petajoule). Dat wordt vervolgens meer in ketels dan in WKK’s ingezet, waardoor er per eenheid aardgas meer warmteproductie plaatsvindt. Ook wordt er meer biomassa (2 petajoule) en biogas (6 petajoule) en minder LPG (-1 petajoule) verbruikt ten opzichte van de NEV 2016. Netto zijn de energetische CO2-emissies nagenoeg gelijk aan die van de NEV 2016.

Het opgestelde WKK-vermogen in de landbouw is in de NEV 2017 niet wezenlijk anders in dan in de NEV 2016. Het gaat om iets meer dan 1500 megawatt in 2020 en iets meer dan 1000 megawatt in 2030. Wel is het aantal vollasturen beduidend anders. Waar dit in de NEV 2017 ongeveer 4000 tot 3500 uur per jaar is over de periode 2020-2030, was dit in de NEV 2016 ruim 500 uur meer. Dit verschil wordt verklaard door een iets ongunstigere positie in de elektriciteitsmarkt van WKK’s (ongunstigere spark-spread) ten opzichte van de verwachtingen in de NEV 2016.

Tabel 5.8 Verschillen in verbruik en emissies in de land- en tuinbouw ten opzichte van de NEV 2016 bij vastgesteld en voorgenomen beleid.

Jaar Energieverbruik aardgasa (petajoule) Energieverbruik elek- triciteitb (petajoule) CO2-emissies uit energie (megaton)

NEV2017 NEV 2016 NEV 2017 NEV 2016 NEV2017 NEV 2016

2020 114 100 33 30 6,5 5,8

2030 79 75 34 30 4,3 4,3

a Cijfers aardgas gecorrigeerd voor groen gas uit biogas b Inclusief eigen opwekking

• Het economisch belang van de energievoorziening is sinds 2013 fors gedaald en daalt nog verder, vooral door minder aardgasinkomsten en lagere olieprijzen.

• Wind op zee komt weliswaar wat langzamer op gang, maar krijgt groeiende economische betekenis, ook als exportproduct.

• In 2016 ging er meer onderzoeksgeld naar ener- giebesparing. Het aandeel stijgt van 24 naar 44 procent.

• Het Energieakkoord zorgt cumulatief voor 19 miljard euro aan investeringen. Dat leidt tot 76.000 extra arbeidsjaren in 2014-2020, minder dan het gestelde doel. De berekening van het werkgelegenheidseffect is bijgesteld, dezelfde hoeveelheid investeringen als geraamd in 2016 leidt per saldo tot minder banen in Nederland.

Economische

ontwikkeling van de

In document Nationale Energieverkenning 2017 (pagina 178-182)