• No results found

Besparing Energieakkoord

In document Nationale Energieverkenning 2017 (pagina 94-99)

Variant zonder nieuwe SDE+ toekenningen

3.3.2 Besparing Energieakkoord

De partijen van het Energieakkoord hebben afgesproken om in 2020 100 petajoule extra finale energiebesparing te realiseren. Extra betekent dat de energiebesparing toe te schrijven moet zijn aan maatregelen die onder het Energieakkoord vallen. Anders geformuleerd, in 2020 moet het finale energieverbruik 100 petajoule lager zijn dan zonder het Energieakkoord het geval zou zijn geweest. Besparing die niet direct het gevolg is van maatregelen uit het Energieakkoord maar voortkomt uit al bestaand beleid, energie- prijzen etc, valt niet onder de doelstelling.

Tabel 3.2. Energiebesparing (finale energiebesparing per jaar) in 2020 als gevolg van de instrumenten die meetellen voor het Energieakkoord (in petajoule).

  2020 

Sector, Instrumenten Vastgesteld Vastgesteld + voorgenomen

Totaal alle sectoren 57 [32-80] 75 [41-102]

Gebouwde omgeving totaal 21 [11-30] 30 [15-41]

Huishoudens algemeen totaal 14 [7-18] 14 [7-18]

Uitrol slimme meters 2,2 [1,1-5,4] 2,2 [1,1-5,4]

Taakstellend convenant 10,4 [5,2-10,4] 10,4 [5,2-10,4] ISDE HH (additioneel) 1,3 [0,7-2,6] 1,3 [0,7-2,6] Koopsector totaal 3 [1-5] 3 [1-5] Aanpak koopsector 2,4 [1,1-4,2] 2,4 [1,1-4,2] Financieringsarrangement 0,3 [0,3-0,3] 0,3 [0,3-0,3] Huursector totaal 1 [1-1] 7 [3-7] STEP-regeling 0,7 [0,6-0,8] 0,7 [0,6-0,8] Stroomversnelling 0,3 [0,3-0,3] 1,3 [0,3-1,6] Verplichte labelverbetering 0 [0-0] 4,6 [2,3-4,6] Diensten totaal 3 [2-6] 7 [4-11] ISDE HDO 0 [0-1,7] 0 [0-1,7] Subsidie sportaccomodaties 0,3 [0,2-0,4] 0,3 [0,2-0,4]

Handhaving Wet Milieubeheer 2,8 [1,4-4,2] 4 [2-6]

  2020 

Sector, Instrumenten Vastgesteld Vastgesteld + voorgenomen

Verplicht label C kantoren 0 [0-0] 2,9 [1,4-2,9]

Industrie totaal 11 [8-14] 19 [12-23]

Versteviging/aanscherping MEE convenant, 1-op-1-afspraken en besparingsakkoord

energie-intensieve industrie, incl. raffinage 2,7 [1,2-3,5] 9,7 [5,6-12,2] Versteviging/aanscherping MJA3 convenant 1,3 [0,4-1,8] 1,3 [0,4-1,8] Handhaving Wet Milieubeheer 1,8 [0,9-2,7] 2,5 [1,3-3,8]

Hoger EIA % vanaf 2016 0,3 [0,2-0,6] 0,3 [0,2-0,6]

Op peil houden EIA 5 [5-5] 5 [5-5]

Verkeer en vervoer totaal 19 [11-25] 19 [11-27]

CO2-normering personenauto's en bestelauto's 2020/2021 12,3 [8,6-13,6] 12,3 [8,6-13,6] Autodelen en voorlichting banden 1,5 [1-2] 1,5 [1-2]

Beleid elektrisch vervoer 1,5 [0,5-2] 1,5 [0,5-2]

Beleid busvervoer 0,1 [0-0,2] 0,1 [0-0,2]

Beleid logistiek 2,5 [0,9-5,7] 2,5 [0,9-5,7]

Beleid mobiliteitsgedrag 0,3 [0-0,5] 0,3 [0-0,5]

Het Nieuwe Rijden 3.0 0 [0-0] 0,5 [0-1,5]

Green Deal Het Nieuwe Draaien 0,5 [0-1] 0,5 [0-1]

Landbouw totaal 7 [3-11] 7 [3-11]

Het doel van 100 petajoule komt dichterbij, maar is nog niet binnen bereik

De verwachte finale energiebesparing komt met het voorgenomen beleid in 2020 uit op 75 [41-102] petajoule. De meest waarschijn- lijke realisatie ligt daarmee 25 petajoule onder het doel. Wel omvat de bovenkant van de bandbreedte het doel van 100 petajoule. Die bandbreedte bestaat voor een deel uit niet (meer) door het beleid te beïnvloeden factoren (niet stuurbaar), en voor een deel uit factoren waarop het beleid – binnen de vastgestelde beleidskaders – nog invloed kan hebben (wel stuurbaar). Een stuurbare factor is bijvoorbeeld het budget voor handhaving van de Wet Milieubeheer, een niet stuurbare factor de conjunctuur. De bandbreedte van 41-102 petajoule betekent dus dat – gegeven het veronderstelde beleid - de 100 petajoule alleen gehaald kan worden bij een combinatie van de meest gunstige invulling van alle beleidsmaatregelen én van omstandigheden die in vrijwel alle opzichten meezitten. Bij alleen vastgesteld beleid liggen de verwachte besparingen met 57 [32-80] petajoule lager. Een overzicht van de gerealiseerde besparingen staat in tabel 3.2. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op het energiebesparingsbeleid per eindverbruiksector. Verschillen met NEV 2016

In de NEV 2016 lag de middenwaarde van de finale energiebesparing op 68 [37-99] petajoule. De 7 petajoule netto toename van de energiebe- sparing in deze NEV 2017 is het gevolg van een aantal ontwikkelingen. De belangrijkste verschillen worden hieronder kort samengevat. Globaal is de toename van de energiebesparing van 7 petajoule het saldo van ongeveer 22 petajoule aan beleidsintensiveringen,

verminderd met 10 petajoule aan lagere besparingen door wegvallende of tegenvallende beleidseffecten, en 5 petajoule aan bijstellingen door tegenvallers die buiten het beleid liggen.

De belangrijkste toename van de besparingen komt op conto van het nieuwe beleid voor huishoudens en industrie. Bij de industrie zorgt het besparingsakkoord voor de energie-intensieve industrie voor 7 [5-9] petajoule extra besparing ten opzichte van de NEV 2016. Bij de huishoudens is het vastgestelde taakstellend convenant goed voor 10 [5-10] petajoule extra besparingen, de voorgenomen verplichte labelverbetering bij de huursector zorgt voor 5 [2-5] petajoule extra. Daarnaast zijn er ook negatieve bijstellingen, waarbij de inschatting van het effect van energieakkoord-maatregelen lager uitvalt dan in de NEV 2016. Daarvan is ongeveer 10 petajoule toe te schrijven aan tegenvallende beleidsuitvoering. Ten eerste komt de intensivering van de handhaving Wet Milieubeheer langzamer op gang en daarom is de verwachting over het aantal bedrijven dat door die handhaving maatregelen neemt, naar beneden bijgesteld. Dit leidt tot bijna 6 petajoule minder besparing dan in de NEV 2016 werd geschat. Ten tweede is het energiebesparingssysteem glastuinbouw (EBG) voorlopig van de baan. Dit was in de NEV 2016 nog goed voor een besparing van ongeveer 2 petajoule. Ten derde vervalt bij de huishoudens het in de NEV 2016 veronderstelde effect van de aanscherping van Eco-design-eisen bijna 1 petajoule. De NEV 2016 ging nog uit van aanscherping in 2019, maar inmiddels is duidelijk dat dat niet eerder dan 2020 wordt. De restpost van ongeveer 1 petajoule betreft bijstellingen bij diverse andere maatregelen.

Drie factoren die losstaan van de beleidsuitvoering dragen circa 5 petajoule bij aan de neerwaartse bijstelling. Uit monitoring blijkt dat het tempo waarin energiebesparende maatregelen, zoals LED-verlichting, door bedrijven zelf worden toegepast conform de Wet Milieubeheer hoger ligt. Dit gaat om 3,5 petajoule die reeds tot stand gekomen is vóór de maatregelen in het Energieakkoord in werking traden. Deze bijstelling van het verwachte beleidseffect door nieuw inzicht uit de statistieken betekent dus niet dat er sprake is van minder energiebesparing. Ten tweede is er nog een klein effect van 0,5 petajoule dat te maken heeft met een bijstelling van het besparingspotentieel dat onder de Wet Milieubeheer valt. Dit blijkt uit recente en gedetailleerde statistische informatie. Verdere details over deze bijstellingen staan in de paragrafen 5.1 en 5.2. Ten derde valt de besparing in de glastuinbouw, naast het wegvallen van het EBG, nog 1 petajoule lager uit. Dit betreft een bijstelling van het effect van het programma Kas als Energiebron. Verdere details over energiebesparing in de glastuinbouw staan in paragraaf 5.4. CO2-effect van de besparingen door het Energieakkoord

De besparingen door het Energieakkoord zorgen voor een afname van de CO2-emissies met circa 5,6 megaton (tabel 3.3). De directe emissiereductie, dat is een afname van de emissies door een vermindering van het brandstofverbruik op de plek waar een besparende techniek wordt toegepast, is circa 4 megaton in 2020. Circa 3,6 megaton hiervan draagt bij aan de Nederlandse niet-ETS-emissiedoelstellingen. De directe emissiereducties – niet-ETS en ETS – dragen rechtstreeks bij aan de vermindering van de emissies op Nederlands grondgebied. Daarnaast is 1,6 megaton

indirecte emissiereductie het gevolg van besparingen op de elektrici- teitsvraag. Dat is berekend op basis van de gemiddelde emissiefactor van elektriciteitscentrales op fossiele brandstoffen. Hiervan

draagt slechts een deel bij aan de vermindering van de emissies op Nederlands grondgebied. Een lagere elektriciteitsvraag resulteert namelijk ook in lagere elektriciteitsimporten. Met deze besparingen levert Nederland dus ook een bijdrage aan de vermindering van emissies in het buitenland.

Tabel 3.3. CO2-emissiereductie door besparingsmaatregelen uit het Energieakkoord. (in megaton CO2).

CO2-emissiereductie door EA-besparing Directe emissiereductie   Indirecte emissiereductie

  Totaal Waarvan niet-ETS Totaal

Huishoudens 1,3 1,3 0,1 Diensten 0,3 0,3 0,4 Industrie 0,8 0,4 0,8 Verkeer en vervoer 1,4 1,4 0 Land- en tuinbouw 0,2 0,2 0,4 Totaal 4,1 3,6 1,6

In document Nationale Energieverkenning 2017 (pagina 94-99)