• No results found

Energie-exploitatie

In document Nationale Energieverkenning 2017 (pagina 186-189)

ontwikkeling van de energievoorziening

6.2 Energie-exploitatie

Malaise in energie-exploitatie duurt nog voort

Figuur 6.5 geeft de ontwikkeling weer van toegevoegde waarde van de energie-exploitatie. De conventionele energie-exploitatie was in 2016 nog relatief groot (11,5 miljard euro) ten opzichte van de exploitatie van hernieuwbare energie (1,7 miljard euro), maar is sinds 2013 scherp gedaald door de afgenomen gaswinning. Het aandeel hiervan in het bbp daalt daarmee van 3,8 procent in 2013 naar 1,6 procent in 2016, van 25,1 miljard naar 11,5 miljard euro. De toegevoegde waarde van de productie van elektriciteit en warmte uit fossiele brandstoffen

5 De omrekeningsmethode van bruto naar netto is vastgelegd in de achtergrond- reportage van de NEV 2015 (Van Dril et al., 2016). Meer over het netto-werkgele- genheidseffect zie hoofdstuk 6.5.

en kernenergie is al sinds 2013 gering, wegens overcapaciteit op de elektriciteitsproductiemarkt (zie ook hoofdstuk 4.1.3). De toegevoegde waarde zal op korte termijn verder verslechteren omdat de groothan- delsprijs van elektriciteit licht blijft dalen. Vanaf 2020 zal het resultaat naar verwachting weer verbeteren omdat overcapaciteit dan minder voor gaat komen en de groothandelsprijs aantrekt6. Dit zet echter niet

door na 2025, omdat dan door de groei van hernieuwbare elektriciteit een structurele productiedaling van conventionele elektriciteit wordt verwacht (zie 4.1.1). Voor de raffinagesector worden ten opzichte van de NEV 2016 hogere verdiensten ingeboekt voor 2015 en 2016. Door de lage olieprijs is in de raffinaderijen veel olie ingekocht en verwerkt. In de ramingen blijft hernieuwbare energieproductie gestaag groeien. In de periode tot 2023 bedraagt deze groei naar verwachting ruim 20 procent per jaar, waarna deze wat af zal nemen. Vanaf 2029 zal de exploitatie van hernieuwbare energie volgens de verwachtingen meer bijdragen aan het bbp dan de exploitatie van conventionele energie.

6 Intermitterende elektriciteitsproductie, zoals van wind en zon, heeft een andere economische waarde dan flexibel aanpasbare productie. In de economische berekeningen zijn nog niet deze zogenoemde profieleffecten gedifferentieerd over de omzet van hernieuwbare versus conventionele elektriciteitsproductie maar is uitgegaan van een gemiddelde groothandelsprijs (zie ook 4.1.3). Het effect op de economische grootheden in dit hoofdstuk is klein.

Figuur 6.5 Ontwikkeling van de bijdrage van energie-exploitatie activiteiten aan het bbp in de periode 2000-2030. Projecties bij vastgesteld en voorgenomen beleid.

Werkgelegenheid in de exploitatie van hernieuwbare energie robuust op langere termijn

De (bruto) werkgelegenheid in de exploitatie van energie is relatief bescheiden van omvang en groeit geleidelijk naar 50 duizend arbeidsjaren in 2025, zie figuur 6.6. De werkgelegenheid in exploitatie zit grotendeels in de conventionele energie en is recent afgenomen van 31,6 duizend arbeidsjaren in 2014 naar 29,8 duizend in 2016. Deze afname zet in de raming door met 1 à 2 procent per jaar.

0 1 2 3 4 5 6 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 Olie- en gaswinning Aardolieraffinaderijen

Productie elektricititeit en warmte uit fossiele brandstoffen (centraal en decentraal) Netwerken

Tankstations, opslag en groothandel in fossiele brandstoffen Productie hernieuwbare energie

Bijdrage aan bbp

Het aantal arbeidsjaren binnen de exploitatie van hernieuwbare energie neemt daarentegen al enkele jaren gestaag toe, tot 2,9 duizend in 2016. Rond wind- en zonne-energie neemt de werkge- legenheid het meest toe, terwijl deze redelijk constant blijft bij biobrandstoffen en biomassa. De banengroei rond hernieuwbare energie zet naar verwachting door in de toekomst.

De verwachte werkgelegenheid in de exploitatie van hernieuwbare energie wordt na 2020 hoger dan geraamd in de NEV 2016, vooral omdat er meer grote projecten met zonne-energie en windenergie op zee worden uitgerold (zie 4.1.1). Ook het aantal arbeidsjaren in de exploitatie van netbedrijven is de laatste jaren toegenomen, tot 14,8 duizend in 2016. Dit aantal blijft echter naar verwachting verder stabiel. Gasbaten en kosten herstel Groningen

In 2016 verdiende de overheid 2,8 miljard euro aan de winning van aardgas, de laagste opbrengst sinds 1975 (CBS april 2017, geactualiseerd juni 2017). In 2013 ontving de overheid met 15,4 miljard euro nog de hoogste opbrengst ooit aan aardgasbaten.

In de drie jaren daarna namen de aardgasbaten met meer dan 80 procent af. De aardbevingsproblematiek rond de aardgaswinning van het Groningenveld leidt behalve tot verminderde aardgaswin- ning ook tot extra kosten in verband met schade. De Nationale Coördinator Groningen (NCG) voert het beleid uit dat betrekking heeft op schadeherstel, preventie en andere verbeteringen. Tussen 2014 en 2016 is hier 1,25 miljard euro aan besteed (NCG 2017), hoofdzakelijk via de NAM. Dit heeft geleid tot een vermindering van

de overheidsinkomsten via de NAM van 720 miljoen euro (AR 2017). Daarnaast heeft de NCG jaarlijks een eigen programma en apparaats- kosten die ongeveer 100 miljoen bedragen en worden gefinancierd uit de EZ-begroting. Daarvan is in 2016 nog maar 22 procent besteed. Figuur 6.6 Ontwikkeling van de bruto werkgelegenheid in exploitatie-activi- teiten in de periode 2000-2030. Projecties bij vastgesteld en voorgenomen beleid.

Olie- en gaswinning Aardolieraffinaderijen Productie hernieuwbare energie Netwerken

Tankstations, opslag en groothandel in fossiele brandstoffen

Productie elektriciteit en warmte uit fossiele brandstoffen (centraal en decentraal) 0 10 20 30 40 50 60 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 Bruto werkgelegenheid (duizend arbeidsjaren)

Banen op de tocht door de energietransitie?

In de maatschappelijke discussie over energie en klimaat komt werkgelegenheid steeds meer op de agenda. Terwijl aan de ene kant banen ontstaan in hernieuwbare energie en besparing, verdwijnen aan de andere kant banen in sectoren die te maken hebben met fossiele energie. In de ramingen is ook het verlies van werkgele- genheid in de conventionele energievoorziening meegenomen. Dit jaar (2017) zijn de laatste van vijf oude koleneenheden stilgelegd conform de afspraak in het Energieakkoord. Zonder Energieakkoord was dit volgens de ramingen pas in 2022 gebeurd. Het directe werkgelegenheidseffect bij deze centrales is geraamd op een afname van ongeveer 2600 arbeidsjaren in de periode 2016-2021. Dat komt gemiddeld neer op 400-450 minder voltijdsbanen gedurende deze 6 jaar7. De dynamiek in de conventionele elektriciteitsvoorzie-

ning hangt echter met meer omstandigheden samen dan alleen het Energieakkoord. Sinds 2010 zijn er 1300-1500 voltijdsbanen bijgekomen omdat er voor 10 gigawatt vermogen aan nieuwe kolen- en gascentrales in gebruik is genomen. Maar omdat in dezelfde periode voor 10 gigawatt aan kolen en gasvermogen uit gebruik is genomen, zijn 2300-2800 voltijdsbanen verloren gegaan (Van Dril 2017, B&B 2016). Deze recente werkgelegenheidseffecten zijn slechts in beperkte mate toe te schrijven aan de energietransitie, eerder aan kortetermijneffecten op de elektriciteits- en brandstofmarkten.

7 Door het eerder stilzetten van kolenvermogen komt andere capaciteit weer meer in actie. Dat zijn gascentrales of buitenlandse capaciteit. Als compenserend werkgelegenheidseffect wordt daarom maar een kwart van deze 400-450 vte aangehouden. Gasvermogen is minder arbeidsintensief en stroomimport schept geen werkgelegenheid in Nederland.

In document Nationale Energieverkenning 2017 (pagina 186-189)