• No results found

Emotie – een conceptueel probleem

De overtuigingskracht van emoties volgens de cognitieve emotietheorie

1. Emotie – een conceptueel probleem

In Aristoteles’ opvatting van emoties is een bepaalde overtuiging de oorzaak van een emotie. Door de overtuiging ontstaat een specifieke emotionele bele-ving die leidt tot gedrag met een kenbaar en voorspelbaar doel. Aristoteles maakt emotioneel gedrag zo tot intelligent gedrag dat openstaat voor argu-mentatieve overtuiging. In deze opvatting kan een spreker het gedrag van de toehoorder beïnvloeden door de toehoorder een emotie te laten be leven. Cicero en Quintilianus sluiten zich bij deze visie aan, alleen wijzen zij explicieter dan Aristoteles op het feit dat emoties een welover wogen oordeel kunnen verstoren. Enerzijds zien de klassieken emoties dus als een intelligente reac-tie op de wereld die vatbaar is voor argumentareac-tie en leidt tot voorspelbaar en doelgericht gedrag, anderzijds zien ze emoties als een gevaarlijke factor die verwarring schept en het oordeelsproces frustreert.

Sinds Aristoteles zijn emotietheorie ontwikkelde, zijn ruim twee eeuwen verstreken. Klopt de verklaring die Aristoteles geeft voor de overtuigings-kracht van emoties wel? Is zijn emotiebegrip nu nog relevant? Wat verstaat men tegenwoordig onder een emotie?

Deze vragen zijn niet gemakkelijk te beantwoorden, want emoties vormen geen natuurlijke categorie waardoor objectief is af te bakenen wat tot het begrip emoties behoort, en wat niet. De eerste reden voor dit conceptuele pro-bleem is dat de inhoud van het emotiebegrip in de loop van de geschiedenis steeds is veranderd. Een tweede probleem is dat er verwarring bestaat over de betekenis van de verschillende verwante begrippen: waarin onderscheidt een emotie zich van een gevoel, sentiment, stemming?

1.1 Emotie is veranderlijk concept

Het emotiebegrip blijkt gedurende de geschiedenis steeds van betekenis te veranderen afhankelijk van het vigerende mensbeeld en van de naar tijd en plaatsgebonden opvattingen over de betekenis van andere begrippen, zoals rationaliteit, lichaam, geest, kennis, waarheid. Om hier iets zinnigs over te zeggen zou een omvangrijk onderzoek nodig zijn, dat voor de beantwoor-ding van mijn centrale onderzoeksvraag niet noodzakelijk is. Ik verwijs hier dan ook naar het onderzoek van anderen, die beter gekwalificeerd zijn dan ik (historici, filosofen) om dit soort onderzoek uit te voeren.1 Om enig zicht te geven op de manier waarop het emotiebegrip verandert in de loop van de geschiedenis volgt hier een korte – en waarschijnlijk arbitraire – schets.

In de klassieke oudheid omvat het begrip emotie (passie) alle veranderin-gen van het gemoed die ontstaan door een oorzaak van buiten het rationele zelf. Emoties (passies) zijn dan zowel lichamelijke gevoelens als driften, maar ook zintuiglijke waarnemingen, verlangens en behoeften. In de Mid-deleeuwen worden emoties opgevat als lichamelijke verschijnselen die zich manifesteren in niet beredeneerde, automatische neigingen. In deze periode staan emoties tegenover de wil. Terwijl Descartes emoties ook indeelt bij de lichamelijke verschijnselen, maar ze tegenover de ziel of de geest plaatst. In zijn dualistische mensbeeld bestaat er immers een scheiding tussen ziel en lichaam. Emoties ziet hij als plotselinge, heftige, lichamelijke opwindings-toestanden, als een soort natuurverschijnselen die passief door de ziel/geest worden geregistreerd en vervolgens verwerkt.

In de 17de en 18de eeuw ondergaat de opvatting over emoties een fundamen-tele wijziging. De rede wordt niet meer gezien als enige bron van alle kennis, maar men erkent het belang van de ervaring voor de kennisverwerving. Bij de kennisverwerving door ervaring zijn de zintuigen en de emoties de instru-menten bij uitstek en de rede fungeert enkel nog als middel om de indrukken te ordenen. Emoties worden zowel in de literatuur (Voltaire) als in de filosofie (Diderot) gezien als dé fundamentele motieven voor elk menselijk handelen, zodat de ethiek wordt gebaseerd op de emoties. Zo bouwen Hume (A treatise

on Human Nature 1739) en Smith (The Theory on Moral Sentiments 1759) hun

1 Pott 1992; Solomon 1993; Stearns 2000; Sousa (Spring Edition 2003); Gross 2006. Pott geeft een uitgebreide beschrijving van de historische ontwikkeling van de verhouding tussen rationaliteit en emotionaliteit: Pott 1992.Stearns beschrijft de ontwikkeling en de resultaten van een nieuwe loot aan de tak van het historisch onderzoek, namelijk de geschiedenis van de emoties, waarbij onderzoek wordt gedaan naar het proces van veran-dering in de opvattingen over en de beleving van specifieke emoties en naar de continuïteit in deze beleving te midden van veranderend historische werkelijkheid. Een voorbeeld van dit soort onderzoek is Stuip & Vellekoop 1998. Solomon en De Sousa geven een overzicht van de ontwikkeling en Gross schetst de 'verborgen' geschiedenis van het emotiebegrip.

morele theorie rondom ‘moral sense’ en ‘moral sentiments’. Zij zien emoties als de essentie van het sociale bestaan en van de moraliteit van de mens.2

De erkenning van de emotie als motief voor het individuele handelen doet de noodzaak ontstaan om een nieuw onderscheid in te voeren, namelijk tussen de onbeheersbare, plotselinge gemoedsbewegingen die het handelen juist verstoren en de minder heftige, langduriger neigingen die een motivatie bieden voor het menselijke handelen: hartstochten en sentimenten of – in navolging van Kant – Affect en Leidenschaft. In tegenstelling tot Hume en Smith ziet Kant geen positieve band tussen emoties en moreel handelen. Handelen dat geleid wordt door ‘natuurlijke neigingen’ zoals emoties mondt uit in egoïsme. Kant wijst emoties niet helemaal af, want hij geeft ze wel een rol bij de waardering van schoonheid, dus in de esthetiek (Kritik der

Urteils-kraft 1790).

Aan het eind van de 19de eeuw bloedt de filosofische aandacht voor emoties dood. Door de lichamelijke definitie van emoties door o.a. William James (‘emoties zijn lichamelijke gevoelens’)3 en de scheiding tussen de psycho logie en de filosofie die in dezelfde periode plaatsvond (1879),4 werden emoties meer en meer gezien als een thema dat tot het terrein van de psychologie behoorde. Binnen de filosofie hebben alleen de fenomenologen nog aandacht aan emoties besteed: Brentano, Scheler, Heidegger en Sartre. Brentano (Vom

Ursprung sittlicher Erkenntnis 1889) rangschikt emoties onder de mentale

ver-schijnselen en onderscheidt deze van de lichamelijke verver-schijnselen. Mentale verschijnselen zijn namelijk altijd gericht op een object buiten het subject en lichamelijke verschijnselen niet. Wie denkt, denkt over iets, wie boos is, is boos over of op iets. Deze gerichtheid op een object noemt hij intentionali-teit. Volgens de fenomenologene bieden emoties inzicht in morele waarden (Brentano, Scheler) Volgens Scheler geeft een emotionele respons inzicht in

2 Bijvoorbeeld Smith (1759)1984, 9. Het oordeel over gedrag van anderen en van onszelf is gebaseerd op een aangeboren moreel ‘zintuig’, dat hij ‘sympathie’ noemt en omschrijft als het vermogen om mee te voelen met de emoties van anderen. De toeschouwer reconstru-eert de beleving/de ervaring/de emoties van degene die hij bekijkt:

As we have no immediate experience of what other men feel, we can form no idea of the manner in which they are affected, but by conceiving what we ourselves should feel in the like situation. Though our brother is on the rack, as long as we ourselves are at our ease, our senses will never inform us of what he suffers. They never did, and never can, carry us beyond our own person, and it is by the imagination only that we can form any conception of what are his sensations. Neither can that faculty help us to this any other way, than by representing to us what would be our own, if we were in his case. It is the impressions of our own senses only, not those of his, which our imaginations copy. By the imagination, we place ourselves in his situation.

3 James 1884.

4 Algemeen wordt als begin van de psychologie als aparte wetenschap aangewezen de oprichting van het eerste psychologische laboratorium door Wilhelm Wundt in Leipzig in 1879.

de waardevolle kenmerken van de wereld om ons heen.5 In de psychologie

is door de opkomst van het behaviorisme aan het begin van de 20ste eeuw

alleen nog interesse voor het verklaren van gedrag in meetbare termen, zodat emoties geen object van onderzoek vormen. Pas in de jaren zestig van de 20ste eeuw herleeft de psychologische en filosofische belangstelling voor de emoties door de opkomst van de cognitieve opvatting over emoties.6

Uit deze korte schets van de geschiedenis van het begrip emoties blijkt dat het concept afhankelijk is van de tijd, de cultuur en van de betekenis van andere begrippen, zoals wil, rede, lichaam, geest, kennis, waarheid. Emo-ties zijn in sommige perioden geplaatst tegenover het verstand en in andere tegenover de wil. Meestal zijn ze beschouwd als lichamelijke verschijnselen en soms als motief voor het handelen; soms als positieve invloed en soms als onwenselijke invloed op denken en gedrag. Dit maakt het vrijwel onmogelijk om een definitie van een emotie te geven die niet omstreden is.

1.2 Taalgebruik van het begrip emotie is verwarrend

Een tweede probleem bij het omschrijven van het begrip emotie is dat er verschillende verwanten begrippen zijn die door elkaar worden gebruikt en die bovendien in de verschillende talen verschillende betekenissen hebben.

Zo worden de begrippen emotie en gevoel door elkaar gebruikt.7 Koenen

beschrijft een emotie als een ‘gemoedsbeweging, (plotselinge) ontroering’ en

gevoel als ‘een besef, het vermogen om de schoonheid van iets aan te voelen’,

en als tweede betekenis van gevoel geeft Koenen ‘gemoedsbeweging’, terwijl Van Dale bij emotie als betekenis geeft: ‘hevig gevoel, aandoening, affect, gemoedsbeweging’, en bij gevoel ‘wat men voelt, de lichamelijke gewaarwor-ding van het voelen’, en als tweede betekenis ‘het vermogen om iets aan te voelen’. De voorzitter van de jury van World Press Photo gebruikt ‘gevoel’ in de betekenis van Koenen als hij verklaart: ‘Foto’s kiezen doe je met je hart,

5 Scheler (1913)1948.

6 Calhoun & Solomon 1984. In What Is an Emotion geven zij een overzicht van de schrijvers die zich vanaf Aristoteles met emoties bezig hebben gehouden. Cahoun & Solomon delen hen in vier groepen in: de klassieken (Aristoteles, Descartes, Spinoza, Hume); de schrij-vers die (nog) geen onderscheid maken tussen psychologie en filosofie (Darwin, James, Cannon, Dewey, Freud, Schachter & Singer); de continentale traditie (Brentano, Scheler, Heidegger, Sartre); de conceptuele analyse en emoties (Ryle, Bedford, Kenny, Thalberg, Solomon, Calhoun).

7 Wat in de neurowetenschappen vaak gevoel wordt genoemd, noemen veel cognitieve psy-chologen een emotie. In de neurowetenschappen zijn emoties de onbewuste lichame-lijke reacties en gevoelens zijn de bewuste verwerking van deze lichamelichame-lijke reacties (zie bijvoorbeeld Damasio (1995)2000, 166-167; Weenink 2009, 246), terwijl in veel emotie-theorieën juist de omgekeerde terminologie wordt gehanteerd (zie bijvoorbeeld Goldie 2000, 58-83; Frijda 2008, 79-87, 226-228).

met je gevoel.’8 Zijn hart heeft kennelijk het ‘vermogen om de schoonheid van iets aan te voelen’.

De woordenboekomschrijvingen van gevoel leveren een aantal kernwoor-den – innerlijk, gemoed, beweging, lichamelijke gewaarwording – dat deels overeenkomt met de kernwoorden bij de woordenboekomschrijvingen van het begrip emotie – interne ervaring, gemoed, beweging. De omschrijving van het begrip emotie wijkt maar op één punt af van die van het gevoel, het verschil zit kennelijk in de heftigheid, in het plotselinge. Maar als dit waar is, waarom noemen alle woordenboeken dit dan niet als het onderscheidende kenmerk?

De lemmata ‘emotioneel’ en ‘gevoelig’ scheppen nauwelijks meer duide-lijkheid. Van Dale geeft als eerste betekenis van emotioneel ‘zeer vatbaar voor ontroeringen’ en als tweede betekenis ‘betrekking hebbend op emoties’. De tweede betekenis is neutraal, de eerste is minder neutraal en heeft een min of meer negatieve connotatie. In het spraakgebruik wordt het woord

emotio-neel ook vaak als een diskwalificatie gebruikt. Zodra iemand iets met wat

nadruk beweert, loopt hij het risico dat hij tot de orde wordt geroepen met: ‘Nou, u hoeft niet zo emotioneel te reageren.’ of ‘U heeft dus alleen maar emotionele argumenten.’ Van Dale omschrijft gevoelig als ‘sterk reagerend op indrukken en gewaarwordingen’ en als ‘gemakkelijk door iets getroffen worden’. Zo omschreven lijkt gevoelig een veel bredere betekenis te hebben dan emotioneel, want als je emotioneel bent, ben je alleen zeer vatbaar voor ontroeringen, terwijl gevoelig betekent dat je zeer vatbaar bent voor allerlei indrukken. Wat bedoelt iemand die zegt: ‘Ik ben een emotioneel mens, want bij veel filmscènes biggelen de tranen over mijn wangen.’ Bedoelt hij dat hij zeer vatbaar is voor ontroeringen of dat hij sterk reageert op indrukken en gewaarwordingen of dat hij een groot besef heeft van schoonheid of dat hij teerhartig is. Alle omschrijvingen zijn mogelijk. Het begrippenpaar emotie en

emotioneel is niet gemakkelijk af te bakenen van het begrippenpaar gevoel en gevoelig. Er zijn twee verschillen die opvallen: het begrip emotie verwijst naar

iets dat heftiger en meer plotseling is dan waar het begrip gevoel naar verwijst en het begrippaar emotie en emotioneel heeft vaker een negatieve lading.

De verwarring wordt groter als we de betekenis van de begrippen emotie en gevoel in andere talen vergelijken met de Nederlandse begrippen. In het Frans worden de begrippen nauwkeuriger onderscheiden. Een émotion is expressief en onbedwingbaar. De émotion vreugde is het uitbundige gedrag dat je ziet als er een doelpunt is gemaakt, dat zich uit in gebaren en kreten. De sentiments daarentegen, zijn rustige, evenwichtige gevoelstoestanden die niet of nauwelijks zichtbaar zijn in het gedrag. Tevredenheid is een goed voor-beeld. In het Nederlands spraakgebruik is het Franse onderscheid nog een

beetje terug te vinden. Expressief gedrag is meestal emotioneel gedrag, terwijl

gevoelig gedrag meestal meer ingetogen is. Als iemand uit frustratie met zijn

vuist op tafel slaat, noemen we dat niet gevoelig maar emotioneel. Toch kan het expressieve gedrag, dat iemand vertoont bij het beleven van een emotie, zowel gevoelig, emotioneel als sentimenteel genoemd worden. Iemand die huilt (het expressieve gedrag) omdat hij verdriet (een emotie) heeft vanwege het overlijden van een geliefde persoon, uit zijn gevoel; huilt iemand van boos-heid (een emotie) omdat hij zijn zin niet krijgt, dan reageert hij emotioneel; wanneer iemand huilt van ontroering (een emotie) bij het horen van een levenslied dan noemen we dit sentimenteel. Of gedrag gevoelig, emotioneel of sentimenteel genoemd wordt, lijkt afhankelijk van sociale conventies over wat gepast gedrag is, van de oorzaak van het gedrag en van de mate van on bedwingbaarheid, uitbundigheid of ingetogenheid.

In het Engels wordt het begrip emotie weer wat anders gebruikt. Het woord emotion fungeert vaak als een koepelbegrip waar alle emotionele ver-schijnselen onder vallen zowel stemmingen, gevoelens, agitaties als senti-menten. In het Nederlands taalgebruik wordt het begrip emotie ook wel in deze Engelse betekenis gebruikt, het fungeert dan als koepelbegrip voor alle gemoedsbewegingen. En om de verwarring compleet te maken, wordt ook het begrip gevoelens wel gebruikt als een verzamelbegrip voor alle emotio-nele verschijnselen.

De verwante begrippen gevoel, emotie, sentiment blijken begrippen te zijn die weliswaar op min of meer verschillende manieren worden omschre-ven, maar toch door elkaar worden gebruikt. Als er al een verschil is in het woordgebruik dan lijkt dit voornamelijk te liggen in de mate van expressivi-teit, de intensiteit en de gepastheid van de beleving.

Nog een laatste aspect van de begripsmatige verwarring is de onduidelijk-heid over wat tot de categorie emoties behoort. Er zijn emoties die in elke lijst voorkomen, zoals angst, woede, jaloezie, begeerte, vreugde. Maar is respect een emotie? Is liefde een emotie? Verliefdheid wel, maar de liefde tussen ouders en kind of vaderlandsliefde? En recht(vaardigheid)sgevoel? Melancholie is een stemming, maar zijn weemoed en heimwee emoties of stemmingen? Zijn langdurende, kalme emoties, zoals liefde, rechtsgevoel en heimwee wel emoties? Of spreken we alleen van emoties als ze explosief, overrompelend en kortstondig zijn? Is de duur bepalend voor een emotie, of de expressiviteit, of de explosiviteit?

Er blijkt op geen consensus te zijn over de betekenis van het begrip emotie, noch over de verhouding tussen het begrip emotie en verwante begrippen. Ook het taalgebruik met betrekking tot de begrippen emotie, gevoel en emo-tioneel, gevoelig is niet eenduidig. De woorden worden min of meer door elkaar gebruikt. Toch weten we globaal wat tot de categorie emoties behoort. Mensen zullen de toestanden die we aanduiden met liefde, vreugde, hoop,

haat, woede, angst of medelijden indelen bij de categorie emoties. Deze toestanden zijn kennelijk te onderscheiden van stemmingen als somberheid, gezelligheid of melancholie, en van lichamelijke gevoelens als honger of dorst. Weliswaar zijn de grenzen van de categorieën niet duidelijk, maar de categorie is kennelijk wel grof af te bakenen. Een indicatie voor de diversiteit van wat men zoal als een emotie opvat, is de lijst die ik heb opgenomen in bijlage 1.